Een van de aardigste teksten die ik ken over het maken
van boeken, is een contract. Het werd opgesteld in het jaar 1500 op "het feest van de
bekering van Sint-Paulus", ofwel 25 januari, en het betreft de vervaardiging van een
met de hand geschreven missaal. De tekst van het contract is vooral zo leuk door het
middelnederlands dat nog heel leesbaar is, en door zijn gedetailleerdheid. Waarschijnlijk
is dit document een van de oudste voorbeelden van een overeenkomst waarin de vormgeving
van een boek zeer precies geregeld wordt. Ik had daar nog nooit lang bij stilgestaan, dat
de makers van manuscripten (handgeschreven boeken) uiteraard ook te maken hadden met die
dingen waarover vormgevers en ontwerpers zich nog steeds het hoofd breken: marges,
interlinie, letterkorpsen en -typen, kleurgebruik, en dergelijke.
Op die 25ste januari dus, heeft "de
proest van Everbode aen her Jacoben prior van den bogarden tot Loevene verdyngt enen
myssael nae der ordene van Premonstreyt gescreven te worden van brueder Claeus van
Tongheren zynen medebrueder." Ofwel: de proost van Averbode is de contractant die het
schrijven van een missaal heeft aanbesteed bij broeder Jacob. Jacob is prior van de
lekebroeders in Leuven, en een van zijn medebroeders, Claeus, zal het werkelijke
schrijfwerk verrichten en wel volgens de traditie van de Norbertijnen (Premonstreyt).
Eerst wordt de "papiersoort"
gekozen: vellen perkament van 23 duim. De proost betaalt die, maar als de vellen gebreken
vertonen dan is Claeus daar verantwoordelijk voor: hij moet ze dan "weder om
seynden".
Wat de letter betreft gaan de partijen akkoord
dat Claeus een voorbeeld zal nemen aan een letter die hij gezien heeft in een
"geprent", een gedrukt, missaal. Het zijn "gebroken letteren groot ende
claer", grote, heldere Gotische letters, en hij zal ze schrijven op "persse oft
sanguyn linien", paarse of bloedrode lijnen. Verder zal hij de pagina indelen volgens
de "recht proportie", in kolommen ("gedivideert met columpnien"), en
hij zal er toch vooral ook niet te veel regels op willen maken, want dat maakt zo'n
propvolle indruk.
Hoewel er voorbeelden zijn, wordt nu
contractueel vastgelegd welke letters groter dan de andere moeten zijn, welke met rood
geschreven (rubryc scryven) moeten worden, blauw (lazuer), of versierd:
"gefloreert". Bijvoorbeeld: "Tgeen dat den choer met noten singt sal wat
minder syn van letteren"; kleinere letters dus voor de te zingen tekst. En ook de
verschillende onderdelen van de heilige mis hebben blijkbaar hun typografische
hiėrarchie: "Van de Secreten ende Postcommunio selen de capitael letteren mynder syn
dan van den Collecten, ende de capitael lettre van den Introitus sal meerdere zyn dan van
den Collecten.
Het zakelijk deel van het contract is heel wat
korter. Broeder Claeus moet, om te beginnen, een proef maken van twee katernen (de
gevouwen perkamentvellen), en deze teksten ook, zoals we dit nog steeds zeggen,
"opmaken". De proost zal dan bezien of het werk hem "niet aen en staet oft
en genuegt", en als het inderdaad naar genoegen is, dan krijgt de schrijver zestien
stuyvers per katern. Het opmaken wordt extra betaald: twee stuyvers "voer de gulden
letteren, floratie ende illuminatie".
Was broeder Claeus betrouwbaar? Ik vroeg het
me af omdat, als een soort concurrentiebeding, het contract vervolgens stipuleert dat hij
"egeen ander occupatie oft werck aen nemen" mag totdat het onderhavige boek
voltooid is. Of was dat al in 1500 een standaardclausule in dergelijke contracten?
Alles lijkt nu fijn geregeld, de letters, de
steunkleuren, de opmaak. Alles, behalve de termijn. Die wordt niet genoemd.
En dat hebben ze geweten.
Een snelle afschrijver was Claeus blijkbaar
niet. Acht jaar later had hij zijn werk nog niet af. Het is hem toen uit handen genomen,
en anderen hebben het afgemaakt.
De volgende keer, zal de proost gezegd hebben,
gaan we toch maar naar zo'n nieuwerwetse drukker.
|