"Het lijk van den heiligen Paschalis Baylon,
gestorven in 1592, wasemde dag en nacht een welriekend zweet uit en wel zoo overvloedig,
dat de aanweezige geneesheeren voor een groot raadsel stonden. Honderden veegden dit vocht
af, bestreken er de verschillende lichaamsdeelen van zieken mede, die daardoor terstond
genazen. Een blinde werd door aanwending ervan ziende."
Paschalis Baylon is een van de vele bijzondere
heiligen die door pastoor Timotheus beschreven worden in zijn boek Gave lichamen
(1940). In hoofdzaak bestaat dit curieuze werk uit een overzicht van heiligen en zaligen
wier lichaam na hun dood niet tot ontbinding wilde overgaan, iets wat in de katholieke
cultuur nog steeds beschouwd wordt als een voorteken van heiligheid. Het uitblijven van
ontbinding is de hoogste genade waarmee God het sterfelijk lichaam kan begunstigen; het is
een bewijs van de afwezigheid van zonde, en voor ons, de levenden, een voorproefje van de
gelukzaligheid van het hiernamaals.
Volgens niet-gelovigen heeft een en ander
echter veeleer te maken met de wetten der natuurkunde, en is het niet de zonde maar de
zuurstof die ontbindt. Op dit verschil van inzicht zal ik niet ingaan, want het lijkt me
onwaarschijnlijk dat een moderne wetenschappelijke verklaring van enig belang is voor
degenen die in 1592 rond het graf van Paschalis Baylon stonden.
De bekendste intacte heilige is momenteel
wellicht Bernadette Soubirous, de heilige van Lourdes, wier lichaam in een glazen kist
opgebaard ligt in een kloosterkapel in Nevers. Men maakt er tegenwoordig geen geheim van
dat de natuur en de genade een beetje geholpen worden door een laagje was.
Andere heiligen die door Timotheus uitvoerig
besproken worden, zijn Magdalena van Pazzi, Catharina van Genua, Johannes van het Kruis,
Rosa van Viterbo, en Christina van de heilige Michael. De laatste wordt het eerst
behandeld omdat zij uit Venlo afkomstig was. Daarnaast is er een grote groep heiligen van
wie een bepaald lichaamsdeel weigerde te vergaan: het hart van Theresia van Avila, de
rechterhand van Stephanus van Hongarije, de tong van Antonius van Padua, en de voeten van
Franciscus Xaverius.
Timotheus legt steeds uit waarom juist dat
specifieke lichaamsdeel niet ontbindt of bederft. Theresia's hart werd immers getroffen
door de mystieke pijl van Gods liefde (het litteken is zichtbaar); Antonius hield met die
tong de mooiste preken; en de voeten van missionaris Franciscus Xaverius "brachten
hem door geheel Indië".
Het uitblijven van ontbinding gaat zeer vaak
gepaard met de "geur van heiligheid" en het afscheiden van een balsemachtige
olie. In zulke gevallen wordt de heiligheid als het ware zintuiglijk waarneembaar en dus
tastbaarder. Toen Theresia van Avila opgebaard lag en een geur van heiligheid verspreidde,
was er een non die "reeds vele jaren haar reukvermogen verloren had". Zij kuste
de handen en de voeten van de heilige, "en zie, plotseling krijgt zij het verloren
vermogen terug." Volgens de tuinman van het klooster van Avila waren Theresia's
voeten welriekender dan "onze rozen en oranjebomen".
Een van de aardigste legenden die door
Timotheus verhaald wordt, is een scène in de crypte waar de heilige Catharina van Ricci
opgebaard ligt. Deze grafkelder werd op zekere dag bezocht door een meisje, Thérèse
Martin, en zij zag dat het lichaam van Catharina reeds zwart geworden was, op één plekje
na op een wang, de plek namelijk waar het kindje Jezus haar in een visioen gekust had.
Later zou Thérèse Martin zelf
heiligverklaard worden, onder de naam Theresia van Lisieux. Ook haar graf is bij haar
heiligverklaring geopend, maar haar lichaam bleek al geheel verteerd. Daar overheen lag
nog wel, geheel intact, een papieren banderol met woorden die zij geschreven had: "Ik
zal een rozenregen doen neerkomen over de aarde."
Dat is, denk ik, het hoogste ideaal van elke
heilige: de gehele aarde, gedrenkt in de geur van heiligheid.
|