In de hemel is het altijd Boekenweek. Maar is de duivel
geletterd?
De abt van het klooster van Cluny, Petrus de
Eerbiedwaardige, vroeg in een brief aan Guigo, de prior van Chartreuse, een boek met
brieven van de heilige kerkvader Augustinus te leen. Petrus wilde die brieven laten
overschrijven, want zijn exemplaar was verloren gegaan: een beer had het opgegeten.
Toen ik dit verhaal voor het eerst las, nam ik
het letterlijk: een echte beer at een echt boek. Later vond ik wat meer informatie over
abt Petrus. Uit zijn eigen boeken blijkt, dat hij met een zekere regelmaat duivels in zijn
klooster zag. Meestal waren ze vermomd, en ze kropen uit de hel omhoog via de latrines. Zo
zag Petrus ooit een duivel die zich "vermomd had als beer". Dat moet, denk ik
nu, dezelfde beer zijn als die welke dat boek opat.
De duivel houdt dus van boeken. Hij vreet ze,
verteert ze, en we mogen aannemen dat de latrine van de hel een afvoerpijp heeft die
uitkomt in de helse bibliotheek, waar alle literaire uitwerpselen universeel
geclassificeerd worden door Dewey.
In die bibliotheek is ook een studiezaal.
Simon Carmiggelt vatte een en ander in het verhaal "Hemels geduld" als volgt
samen: "Wie thuis is in het rijk van Satan weet dat daar in een zijvertrek een
curieuze boekenverzameling wordt bijgehouden door een helleveeg, wier diploma
bibliothecaresse haar op aarde niet afhield van een zondige levenswandel."
Welke boeken staan daar? Volgens Carmiggelt
komen alle boeken in de hel die ooit zijn uitgeleend en die vervolgens nooit meer zijn
teruggebracht door de lener. Hij noemt "het derde deel van uw complete Nietzsche, het
eerste uwer geïllustreerde wereldgeschiedenis, of het elfde van uw encyclopedie."
Velen van ons zullen dit kunnen bevestigen.
De duivel kan schrijven, dat is herhaaldelijk
bewezen. Ik hoef maar te verwijzen naar C.S. Lewis' beroemde Brieven uit de Hel (The
Screwtape Letters). Mijn exemplaar is van 1949 en toen waren er al 21.000 exemplaren
van het boek verkocht. De duivel schrijft dus beter dan menig werelds auteur.
Wat de duivel het liefst schreef, laat zich
raden: onze zonden. Hij doet dat al zo lang en zo alom dat de folklorist Stith Thompson er
een apart nummer aan gaf in zijn Motif-Index: G. 303-24. Globaal gaat dat motief
als volgt: de duivel komt, gewapend met een pen, inkt, en een stuk perkament, in een kerk
en doet niets anders dan de zonden noteren die hij waarneemt. Uiteindelijk is het vel
perkament vol, maar omdat er nog steeds gezondigd wordt, probeert hij het met zijn tanden
uit te rekken.
Jacob van Maerlant stelde een dergelijk
voorval op rijm in de Spieghel Historiael onder de titel "Vanden clerck die
den duvel scriven sach". Ik vertaal:
Er zaten in de kerk twee vrouwen,
die vele ijdelheden en ontrouwen
onderling en samen bespraken;
En de duvel, hij zat daar maar,
en schreef òp die mooie zaken.
Er is altijd een komische wending. Het
perkament is vol, en de vrouwen praten maar door ("Ende dat clappen nog niet en
ent"). De duivel wil het perkament oprekken met zijn tanden, en dat mislukt. In een
door De Vooys weergegeven Marialegende luidt het dan: "Ende het [perkament] ontghinc
hem uuten tanden ende hi sloech sijn hoeft teghen die muer dattet seer lude clapte".
Dat dit allemaal echt zo gebeurde, weten we
uit het leven van kerkvader Augustinus. Toen Augustinus hoorde dat de duivel van hem had
opgeschreven dat hij één keer het avondgebed niet gezegd had, haalde hij dat gebed
alsnog in. Toen verdween de zondige aantekening uit het grote boek dat de duivel op zijn
rug droeg, en de duivel blies woedend de aftocht.
Dat was natuurlijk dezelfde duivel die zich
later in Cluny vermomde als beer, en die Petrus' exemplaar van de brieven van Augustinus
opat. Uit wraak.
|