De Wijs -- (over ’n hond die weigert op
straat te poepen: ) ik haaw ‘m aon de leibaand en nog leetie
‘m aaltij op de kaaibaand (09-04-1973) |
laajbaand |
Van Delft - Hij stak niet onder stoelen of
banken, dat hij "ook wel eens neven 't potje gepist had" en
drukte dat uit door te zeggen: "Ik heb ook wel eens over
geploegd laand geloopen." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
laand |
De Wijs -- (gehoord bij brei-bezigheden: )
Dès broddelwerk, die braainolde zèn te laank. -’t is zunt
want ge zèt al aon den buîknaovel (23-09-1970) |
laank |
De Wijs -- Ze wônen zô diep in, as ge denkt
degger zèt, zedder nog bij langenaon nie… (16-01-1975) |
langenaon |
De Wijs -- diejen lanternpaol hee ginne tèd
om uît zunnen grondverf te koome (23-09-1970) |
lantèère |
Van Delft - Wanneer iemand een weduwe met
veel kinderen trouwt, klinkt het: "Hij durft nogal wat aan.
Weet ge hoeveel lappen er op staan?" Als dan de ander het
aantal kinderen niet alléén 'n bezwaar vindt, verduidelijkt
hij zijn meening nog door er aan toe te voegen: "Ja, en 't
is toch altijd nog maar opgewarmde potage." (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
lap |
Van Beek - Hij is in de lappermand. - Het is
met zijn gezondheid niet in orde, zodat er iets aan gedaan
moet worden. - Hij is aan de sukkel. (Deze laatste
uitdrukking kan ook op moeilijkheden in zaken slaan). (Nwe.
Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959) |
lappermaand |
De Wijs -- ’t is vlees van den bakker
(gehakt met veel brood) mee lawaai-sju (17-08-1964) |
lawaaj… |
De Wijs – Ge meugt alles mee me doen, as ge
mar van m’n lèf afblèft (27-12-1968) |
lèèf |
Van Delft - "Met leenen volle neef, met
teruggeven hoerekind." Dit is: Als hij geld wil leenen, is
hij poeslief, doch als het later op teruggeven aankomt, is
hij onbeschoft. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
109; 13 april 1929) |
lêene |
Van Delft - - Een boer rijdt "zen pèrt mee
een lent en haauwt bij het uitwijken hot (rechts) of aar
(links) aon". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
110; 20-04-1929) |
lent |
Van Delft - Hoe heerlijk onschuldig staat
daar tegenover het "lesje doen" of "gevangetje". Een vlot
elkaar na loopen en als men elkaar bereikt had een tikje
geven, waardoor de "getikte" het contraspelletje ging
vertoonen. Wie het "lest" tikte, was ditmaal ook het best
af. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart
1929) |
lèsje doen |
Van Beek - Hij voelde zich in die functie
zeer op z'n gemak "als 'n luis op 'n zeer hoofd." (Nwe.
Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
lèùs |
Van Delft - Hasseltschen Litanie". Zonder de
bedoeling te hebben beleedigende spot te geven of injurieus
over zaken te schrijven, die anderen dierbaar zijn, schreef
een oude man mij dat "lieke" op, zooals hij het als
kwajongen vroeger met de heele jongensschaar zong, als zij
op vacantiedagen rondzwierven; als zij tegen valavond aan de
deur zaten, lagen of hingen (al naar 't uitkwam) of als ze
naar de bosschen gingen om hout te sprokkelen. Hij woonde
toentertijd "achteraan in de Hasselt" en het liedje was
gemaakt op enkele boeren en burgers, die in de buurt der
Hasseltsche Kapel woonden. Voorzoover hem bekend zijn allen
reeds dood. Het is dan ook al vijftig jaar geleden. Doch al
zou dat niet het geval zijn, dan is 't nog niet erg: 't is
maar voor de grap. Zeker wist mijn zegsman echter, dat twee
woningen ervan al jarenlang verdwenen zijn, namelijk nr. 1
en 2 in de Dongensche baan. Die stonden ter hoogte waar nu
de steenoven der firma Teurlings is, doch dan aan de
overzijde van den weg; er woonden de Kinderen van Besouw en
Kees Kleiberg. 't Was nog geen keiweg, doch een rulle
zandbaan.
Het liedje werd door een of meer
voorgezongen, terwijl het refrein in koor door allen ingezet
werd. Dat refrein was: "Ora pro nobis" doch om niet te
spotten klonk het ook wel "Viva brokken lorum" achter
iederen regel. We steken dus op oude wijs van wal.
Tirres van Besouw zat in de hei, Viva
brokken lorum
Daar maakte hij alle meskes blij. Viva
brokken lorum
Jaans Klaai zat in den hoek, (idem telkens
verder refrein)
Zij vangt de vlooien uit Kees z'n broek.
Suske Leyten hee n'n trog,
Hij wil wel bakken, mar hee geen rog.
Grortje van Dijk, dè ies ne wèver,
Hij gaot ok slaachten vur de lèver.
Kiske Heeren hee un biljert,
Ze speulen d'r op, mèr 't is niks wèrd.
Tinus Rijnen hee un wijf,
As ze sch....t, dan stao ze stijf.
Tinus Bierkens hee un klep, (pet)
Ze dient ok wel veur mulikschep.
Dien Bayens hee 'nen os,
As die sch....t, dan brikt ie los.
Tontje Vromans hee negen jong,
Hij stulpt ze allemaol onder 'n ton.
Boer Jaansen hee 'n pèrd,
Dat is gin hallef centje wèrd.
Mie Verhiel wont aachter de kapel,
Ze ies wel dik, mar ze ies nie wel.
Sjef de Jong mee zunnen witte slub, (sloof)
Hij spult ok wel veur bulzebub. (Beëlzebub =
opperste duivel)
Jantje Mutsaers hee nun hond,
Van veure spits, van aachter rond.
Tiest Koolen hee un keir, (kèr = kar =
wagen)
Mee burries van een maastespeir. (spar =
den)
Peer Brobbel kan goed huskes lichten,
(beerput ledigen)
Mar ook heel goed z'n liekes dichten.
Kees van Eyk wont neffe de spuit, (het
brandspuithuisje)
Maar hij krijgt daorvan ginnen rooien duit.
(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115; 18 mei 1929)
|
lietenie |
Van Beek - Toen we in 'n vroegere bijdrage
de oude "Hasseltse litanie" opnieuw ten tonele voerden,
verwachtten we niet, dat er nog reacties op komen zouden,
want er zijn meerdere "teksten" van al naar buurt wáár en
tijd tóen ze gezongen werd. Doch men vroeg opheldering over
het volgende. (Briefschrijver zal me niet kwalijk nemen te
veronderstellen, dat hij van origine niet-Tilburger is, want
anders wist hij toch zeker, wat 'n Kèr is!) 'n Kèr. Nou zeg,
wie kende vruuger gin boerekèr! Zeg dan maar "kar" of wagen.
Hoewel lang niet iedere wagen 'n Tilburgse kèr is. Zeg dat
eens tegen "'n slee-van-'n-wagen." Want ook deze
begripsaanduiding voor een luxueuse auto zal tezijnertijd
nadere toelichting eisen, als op dit gebied - en wie weet,
hoe spoedig! - ingrijpende veranderingen plaats vinden. 'n
Boerekèr naast 'n tractor; 'n vlaams werkpaard tegen 'n
paardekrachten tellende landbouwmachine. Ga zo maar door met
historische vergelijkingen. 'n Maaste spèr is een rechte tak
Van een masteboom, dienende voor berrie. Met 'n mölkschep
schepte men melk uit de karnton, staande bij de karnmolen,
waarin een karnhond al maar voortliep, eindeloos met
hetzelfde uitzicht, totdat de boter boven klonterde. 'n Trog
was de langwerpige houten bak, waarin naast de bakker ook de
boer ijverig hun roggebrood en mik bakten. Al te hygiënisch
kon het niet heten, als de boer zowel als de bakker met
blote voeten de deeg al trappende bereidden. (Nwe. Tilb.
Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958)
|
lietenie kèèr maaste spèèr mölkschèp tròg |
Van Delft - "Zô'n vuil stinkende sigret,
waor ze 'n briefke veur de lighallen bij moesse geve as ze
verkocht wierre" wordt met graagte opgepaft ten nadeele der
gezondheid. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109;
13 april 1929) |
lighalle |
Van Delft - "'n Eerlijk hart moet wè lijden,
zee Poeper de Lepper" klinkt het bij verongelijkt worden.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni
1929) |
lije |
De Wijs -- (Hondenshow)"Hij is nie lillik in
z’n sôôrt, maar ’t sôôrt is lillik." (ook opgestuurd:
16-1-1975) (15-06-1963)
lillek
De Wijs -- Meetoere bende ûnne lillikû
drèver, dreiner! (feb. 1962)
lillek |
Van Beek - Hij lag te lillepoten. - te
stuiptrekken. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen;
10 januari 1959) |
lillepôote |
De Wijs -- Hij hee ’n luchtje bij’m as
fraanse lis in de zomer (20-03-1968) |
lis |
De Wijs -- Dieje liste hàk niemir motte
vatte (15-06-1963) |
liste |
Van Delft - De vreugde zwol aan en de
kleintjes klapten in de handen van pret. Toen pakte vader
Jantjes pollekes in z'n grove knuisten en zong al klappend:
Klappen in de haand,
Hallef zaand,
'n Koei in de Locht (1),
'n Pèrd in 't gras,
En 'n kuzeke in den hooitas. (2)
1. Zoo heette vroeger de weidestreek, die
thans stadscentrum is: Gasthuisstraat.
2. Kuzeke = jong varken; tas = schelf.
(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115;
18 mei 1929) |
Lòcht
kuus kuuzeke
tas |
Van Beek - Draagt een meisje of vrouw een
onderjurk, die onder de bovenrok uitkomt, dan heet het: "'t
Lof ies langer as de lèste mis". (Nwe. Tilb. Courant;
Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
lòf |
Van Beek - "Lomp als 't achtereind van een
vèrken" (varken). (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen
afl. 5; 25 augustus 1959) |
lomp |
Van Delft - "En van Loon (Loon op Zand) heet
het: Loon op Zaand/ Èrm volk, èrm laand./ Ze schooien de
kost/ En ze stèlen den braand." (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
Lôon |
Van Beek - 't Loopt als 'n lintje. - 't
Loopt gesmeerd. - 't Loopt als 'n lier. - 't Gaat vlot.
(Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december
1958) |
lôope |
Van Delft - Een meisje, dat wat los van
zeden is, noemt men "een meisje dat te los is", terwijl men
een flink, niet preutsch meisje "een losse meid" noemt.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
lòs |
De Wijs -- Ze vietze bè d’r lurven (feb.
1962)
De Wijs -- Dokter, ik heb zo’n pent aan m’n
lurven. M’n lurven zitten tussen m’n kladden. Dan zal ik jou
‘n kluts veurschrèève want die zède kwèt. (11-02-1965) |
lurve |
lurve |
De Wijs -- Nou moe’k ùn plasje maoken en heb
ik mùn lucifers vergete (10-01-1970) |
luusiefèr |
Van Beek - "Moe als 'n maai". (Nwe. Tilb.
Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
maaj maoj |
De Wijs -- vat die maand waas op, Fraans, ge
zèt maans genog. (17-08-1964) |
maans |
De Wijs -- (interessant mode-praatje) -- Mee
dieje maantel heb ik ginnen aord, die doe’k zo nooi aon, ’t
stao wel vlug as ge hard lopt en ik vein’t wel schôôn mar ik
vein’t nie zo leuk (09-07-1967) |
maantel |
Van Beek - Hij doet 't "zo manketijen" -
somwijlen, soms. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore;
18 juli 1958) |
manketije |
De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes,
smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963) |
mèèlemòp |
Van Beek - ..."maar hij heeft onder de
meelzak gelopen." - zoveel als: 't is voor hem niet zonder
gevolgen gebleven. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs
folklore; 18 juli 1958) |
mêelzak |
Van Delft - "O, ze zeggen zooveul, mèr op
meensepraotjes kunde gin staot maoken." (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
meensepraot |
Van Beek - 'n meepraoter is 'n sikje, 'n
kinbaardje. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10
januari 1959) |
meepraoter |
De Wijs -- Dettie veul laast hee van de
merregeziekte is nie zô errig, mar hij rektet toe dettie
naor bed gao. (04-07-1969)
De Wijs -- Hij hee veul laast van de
merge-ziekte en des nie zo erg assie ’t mar nie rekt tot den
aovond. (24-02-1966) |
mèèregeziekte |
mèèregeziekte |
De Wijs -- Toen ik ut uîtmekaar had, wies ik
wel hoe ut in mekaar zaat (24-02-1966) |
mekaar |
De Wijs -- Daor zal nie aon mankeere
(23-10-1963)
De Wijs -- Doe de groete thûîs. - Dè zal nie
mankeere (23-09-1970) |
mekeere |
mekeere |
Van Beek - Van iemand, die zich niet
lichtvaardig laat beetnemen, zegt men, dat men hem "niet in
een mendje melkt". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs
afl. XI; 10 jan. 1958) |
mèlleke |
Van Beek - Bij een moelgevecht klonk het:
"Bij ons hebben de Mennekes nooit op de vloer gezeten lek
bij jullie". Dit stamt uit de dagen, dat het nogal eens
voorkwam, dat bij beslaglegging door de deurwaarder alles in
huis werd verzegeld en twee heren daar dan dag en nacht de
wacht hielden, die men nog bovendien te eten moest geven
ook. (Die twee wakers waren "de Mennekes".) (Nwe. Tilb.
Courant; Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus
1959) |
mènneke |
De Wijs -- ik kôôp fleskes veur 5 cent en
verkôôp ze veur 3 cent en verdien toch…. deur de mennigte
(23-10-1963) |
mennigte |
Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes
gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden
"veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes,
piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes,
merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
merkoof |
Van Beek - "Dè meugde nie" is: dat mag niet.
(Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart
1958) |
meuge |
Van Beek - Van muizen kunnen geen ratten
komen, of: Van ratten kunnen geen muizen komen. Daar draai
ik m'n hand niet voor om. -- Dat gaat als vanzelf. - Daar
behoef ik geen moeite voor te doen. (Nwe. Tilb. Courant;
Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
mèùs |
De Wijs -- "Eigendiglijk staode daor mar ’n
bietje te meutele." (10-02-1963)
De Wijs -- Wè ge doet motte goed doen,
spèkers mee koppe slaon, mar gij ligt te meutele!
(17-10-1966) |
meutele |
meutele |
De Wijs -- (Moeder met kinderwagen tegen
moeder met kinderwagen) ‘Dan mok wir naor ’t consolatie bero
en za’k wel wir aandere middelezijn krège’ (23-10-1963) |
middelsèèn |
De Wijs -- Dès mieke-muîk – werk
(knoeiwerk). Ge gooit ut veur z’n kont. (10-01-1970) |
mieke mèùk |
Van Delft - Iemand, die allerhande
karweitjes uitvoert zonder dat men weet, wat het allemaal
is, wordt toegevoegd: "Wè zèdde toch aon 't mieren?" "De
zieke stumper lag te mieren in z'n bed." (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
miere |
Van Delft - "Zoolang ze vrijen, zijn het
minnebroeders, doch getrouwd worden het kruisheeren." En de
vader wist ter aanvulling: "Zit de vogel in de kooi, dan
fluit de vogelaar minder mooi." Pater (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
minrebroeder |
Van Delft - - "We hebben dan tegelijk veul
mis voor ons eirepullaand, want huskemis deugt nie
daorveur." "Dè witte, war?"(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
mis |
De Wijs -- Stao ik in de weg? -Nè, waant ik
zèè misdienèèr gewist (17-10-1972) |
misdienèèr |
Van Delft - - "As we dan goed misten, dan
haolen we een vat van de roei, de zetters en verrekeseirepul
nie meegerekend, nee alleen een vat eeters", zoo keuvelde
een Hasseltsche huiswever(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
miste |
Van Beek - En "mitje stêke", een spelletje
om centen, was vroeger bij politieverordening verboden.
(Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart
1958)
Van Delft - Iets soortgelijks was het meetje
steken. Hierbij ontbrak de steen en de ijzeren bol, zoowel
als de "proem" of "merpel". (Deze laatste zijn een
plaatselijke benaming voor een stuiter van steen of glas.)
Men "stak" (wierp) met centen naar een half ovale lijn,
waarboven nog een klein vierkantje in het zand geteekend
was. Wie het dichtst bij de streep lagen, wonnen het geld,
waarmee geworpen was, en wie in het vierkantje kwam, was de
voornaamste winner. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 104; 9 maart 1929) |
mitje |
mitje steeke – proem - mèrpel |
De Wijs -- (gehoord in ’t Zand: ) Ik geleuf
dettie wôônt in de Mondvoltaandelaon (Montfortanenlaan)
(23-02-1972) |
Montvoltaandelaon |
Van Delft - Een rijf is een hark, een reep
is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een
kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
109; 13 april 1929) |
moor |
Van Beek - "Zij heeft mos aan d'r knieën" -
zij is rijk. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI;
10 jan. 1958) |
mòs |
Van Beek - Voor fijne mensen en motregen
moet men oppassen. - Huichelaars gelove men niet. (Nwe.
Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959)
|
mòtreege |
Van Beek - De Tilburgers noemde men vroeger
"messentrekkers" of "messenstekers", omdat men bij vechten
vlug met het mes was. Dan voegde men daaraan toe: "Ze hebben
het achter (of in) de mouw". Dit is dan de oorspronkelijke
betekenis der uitdrukking, toen men het mes in de mouw
droeg, zodat de tegenstander het niet zag. Dr. F.A. Stoet
schrijft, dat men vroeger verboden wapenen in de mouw droeg,
en dat bewijst het "Keurboek van Haerlem. 27": waert dat
yement enige wapene anders droege dan geschreven staet,
heymelyc in bosemen, in mouwen, in cousen, enz. In
West-Vlaanderen zegt men ook "Een mes in de mouw hebben",
voor trouweloos en wreedaardig zijn, onbetrouwbaar. (Nwe.
Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
mouw |
De Wijs -- As ik mee m’n voete in wè laaw
waoter mee wè zout gao zitte, trekt er de muugt wel ûît
(04-07-1969) |
muugt (zn) |
Van Delft - "Ik laot me kaort iets muuke",
zegt een kaartspeler, die zijn kaarten bijeen laat liggen
totdat ze rondgedeeld zijn en allen ze opnemen. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
muuke |
De Wijs -- Wè, de hôôge C zingen, des mar ’n
stukske alfabet, de kalk môt van de muure (27-12-1968) |
muur |
Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is
ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen
saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
naagtemiddag |
Van Delft - "'t Zit er nauw in", zegt de
kleermaker, die maar amper een kleedingstuk uit een lap stof
kan maken. Hetzelfde zal ook een ander vakman zeggen, die
slechts met moeite de benoodigde hoeveelheid materiaal voor
een bepaald werk heeft. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
naaw |
Van Delft - "Hij is een neetekont." Dit is:
Hij is een akelige, humeurige kerel. (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
neetekont |
De Wijs -- (uit diepzinnig gesprek
opgevangen) - ik zeg… ik docht dekket goed daacht mar jè, ik
was er neffe omdèk daor zô gezegd zogezeed gin gedaacht op
gehad had. (17-10-1966)
De Wijs -- jè Kees, ik zô wel neffen oe
willen gaon zitten.. mar dè stao nie… (16-01-1975)
|
nèffe |
nèffe |
De Wijs -- Hedde göllie de neftenalte nie?
(geen van alle niet) (17-10-1972) |
nèftenalte |
Van Delft - "As 't was da (indien) 'k ne
vent kos kreijgen, dan liet ik munne negotie vaoren." Dreef
ik geen handel meer. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 111; 27 april 1929) |
negoosie |
De Wijs -- Zukke meense mossen ze nekke
(feb. 1962) |
nèkke |
De Wijs -- As get nergenââns veint, motte
ieveraans kèkke (23-10-1963)
Van Delft - "Nergeraans" (men zegt ook
"nergeraand") beteekent: nergens. Zelfs hoort men
gecombineerd zeggen: "ievraand ergens". (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
nèrgeraand |
nèrgeraand |
De Wijs -- (gehoord bij ’n afscheid: ) Zeg,
as ik oe niemer zie, tot ziens war. (09-04-1973) |
niemer |
Van Delft - "Niemes", dit is niemand. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
niemes |
Van Delft - "Nievraand" beteekent: nergens.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
nieveraand |
Van Delft - "Hij heeft den kastelein
nagemeten" zegt men van iemand, die te veel gedronken heeft
en daarna gebraakt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 111; 27 april 1929) |
nòmeete |
De Wijs -- Mee dieje maantel heb ik ginnen
aord, die doe’k zo nooi aon, ’t stao wel vlug as ge hard
lopt en ik vein’t wel schôôn mar ik vein’t nie zo leuk
(09-07-1967) |
nooj |
De Wijs -- Nè en nog ‘ns nè, náá nie,
mêrregù nie en nôt nie (23-02-1972) |
nôot |
Van Beek - "Veel kinderen is de zegen van
den Heere, maar ze houden de noppen van de kleren." (Nwe.
Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958) |
nòp |
De Wijs -- ’t Lèkt wè, mar ‘t is navenaant
niks (feb. 1962)
De Wijs -- tis nie veul naovenaant dettis
(1965)
De Wijs -- Wat hebt u ’n prachtige "Hals",
mevrouw! -Jè en zô is alles naovenaant (23-09-1970)
Van Delft - "'t Ies nen goejertrouwen vent
naovenaant ie zoveul geld hee." "Naovenaant" is eigenlijk
advenant uit de samenvoeging "naar advenant", hetgeen
betekent: in evenredigheid, in overeenstemming met het
vorige. (Volgens Van Dale zegt de spreektaal: "na venant".)
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni
1929) |
nòvenaant |
nòvenaant |
nòvenaant |
nòvenaant |
Van Delft - Het "nootje rollen" geschiedde
met een schuin tegen den muur geplaatste plank, waarbij op
eenigen afstand van het ondereinde eene noot gelegd was.
Ieder mocht nu om beurt met een noot langs die plank rollen
en raakten de noten elkaar, dan was degene, die de noot op
den grond had moeten leggen, deze kwijt. Hetzelfde
geschiedde met eikels of ander rollend materiaal. Was de
voorraad van den een ten koste van den ander aanzienlijk
vermeerderd, dan begon vaak de handel over zooveel voor één
cent, ofwel enkel en alleen om een "oppers of mis". Het
geluk mocht dan weer beslissen. (Nwe Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929) |
nutje rolle |
Van Delft - Bij dit paapke en meetje steken
werden de dichtst bij de streep liggende centen met twee of
drie in de hand genomen, geschud en boven het hoofd
opgeworpen: dan vormde op den grond het kruis of munt
("oppers of mis") weer den eindsleutel. Tijdens dit opgooien
verbond men er nog wel ooit aan, dat nummer twee gedurende
het in de lucht zweven der centen er eens de hand onder
slaan mocht om de centen, die hij zodoende opving, weer neer
te werpen. De geldstukjes, die dan "oppers lagen", waren
voor hem. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9
maart 1929)
Van Delft - Ook werd vaak onderweg op straat
"oppers (obbers) of mis gegooid". Men moest dan raden,
terwijl de kameraad zijn cent opwierp, hoe het muntstukje
neer zou komen. Waren de centen op, dan begon vaak de
ruilhandel en het leentje-buur-spelen, geen van beide
aanwensels met goede paedagogische strekking. (Nwe Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929) |
obberis |
obberis |
De Wijs -- Hedde den òlf ? (Ben je klaar met
je werk? Olf is vrijaf, verlof) (20-07-1962) |
òlf |
De Wijs -- Ölliedegölliedejöllieje nog?
(feb. 1962) |
ollieje |
Van Beek - "'t Is oliemaat" - overvol. (Nwe.
Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
olliemaot |
Van Delft - - Vroeger "mossen de zatlappen
boven kommen bij den commesaar" en als zij dan boven (op het
stadhuis) waren geweest "wieren ze d'r onder gezet" (in de
gevangenis).(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
onder zette |
Van Delft - "Komd' onder(r)aand?" Kom je nu
eindelijk eens, na al dat getreuzel. "'k Ben onderaand
klaor." 'k Ben bijna klaar. "Onderaand" beteekent: onder de
hand, bijna welhaast, ongeveer. (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
onderaand |
Van Delft - Het "onderdraaien" was wederom
een geldspelletje. Onder den klomp of den schoen werden naar
wederzijdsch goedvinden 4 of 5 centen gelegd. Die legde men,
zonder dat de tegenpartij het zag, willekeurig "oppers of
mis" door elkaar. Nu mocht de ander daarnaast zijn 4 of 5
centen leggen. Lagen die met de bedekte overeenkomstig kruis
of munt, dan had hij gewonnen wat gelijk lag, terwijl de
ongelijk liggende voor den ander waren. (Nwe Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 104; 16 maart 1929) |
onderdraaje |
Van Delft - "Hij is kort aangebonden", hij
kan niet veel verdragen, hij wordt spoedig driftig of kwaad.
(Een geit, die op een grasveldje staat en ook maar aan een
kort touwtje gebonden staat, rukt en trekt er ook veel aan.)
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni
1929) |
òngebonde |
Van Delft - "Wè is dè keind toch aongehaold
mej bukpènt" beteekent dat een kind telkens aan buikpijn
onderhevig is. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
111; 27 april 1929) |
òngehaold |
De Wijs -- Laot ‘um mar aonpartije, hij is
nie gewôôn, maar kaaigek (23-10-1963) |
ònpartije |
Van Delft - - Alles wat tot een huishouden
behoort, spreekt men aan met "ons". Zoo zegt men: onzen
vadder, ons moeder, onzen hond, ons kat, enz.(Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
ons |
De Wijs -- Ze is nie katholiek ôk nog nie
mar ze motte mar aon tamboere (04-07-1969) |
òntamboere |
De Wijs -- Gè zit ôk goed in oew vléés. -
Jè, jè en ’t is ammaol ècht, nie aongetuigd, gelèk van m’n
ège (23-02-1972) |
òntèùge |
Van Beek - "Den onze" zal "die van ons"
nooit 'n lel om der oren geven, zegt 'n moeder, die bedoelt,
dat haar man de kinderen niet slaat. (Zo'n uitdrukking houdt
iets patriarchaals in). (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en
spreekwijzen; 6 december 1958) |
onze – den |
De Wijs -- Ge mot oew oôge béter opmaoke, dè
oôgt mir! (10-01-1970) |
ôoge |
De Wijs -- veur d’n marathon motte oewe
kuîte insmère mee ooievaorskuîke-vet (23-10-1963) |
ôojevaor… |
De Wijs -- (gehoord van een maandaghouder)
‘K zè blij dè’k overmerrege kan zegge de wut overmerrege
alwir gehad hebbe (10-01-1970) |
oovermèèrege |
Van Delft - Aanduidende, dat een poging niet
gelukken zal, zegt men: "Dieën vlieger zal nie opgaon."
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni
1929) |
opgaon |
De Wijs -- Dès nie toevalligerwèès, dès
opgelee pandoer (09-04-1973) |
opgeleej |
De Wijs -- ’tgao zô gééf goed, mar ge môt me
nie opjuine (1965) |
opjèùne |
Van Delft - - Wij gaon vliegers maar ook
duiven "oplaoten" en laten dan los "twee duiven en drie
horens", waarmede wij "prijs verdienen en ook den
scherreweg", terwijl een ander "geen veerke thuis had" en er
zoodoende weinig om gaf, wie met "de poel" ging
strijken.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
oplaote |
De Wijs -- Zal ik veur jou is naor unne
goeije kloris uitkèke [?] - Nè, veur men ginnen opgesolferde
(13-07-1966) |
opsòlfeere |
De Wijs -- (Gehoord van Sint Nicolaas) Ge
kunt alles wel optáásse mar als gut ûîtspraait lèk ’t veul
en veul meer (11-02-1965) |
optaase |
Van Delft - - Wij plukken "brem bezemen" en
"knoesels" en spreken van "eenen houteren haomer", die in
eenen "euregel" klopt, daarmede bedoelend braambessen,
kruisdorens, een houten hamer en een orgel.(Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
Van Delft - Een dorpel noemt hij een
"dulleper"; een orgel een "ulleger"; zelfs hoort men de wijk
Korvel ooit "Kullever" noemen. (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
örgel |
örgel ölleger |
Van Delft - "'k Heb 'm uitgeduid, wa'k wó."
'k Heb hem uiteengezet en verklaard, wat ik wenschte. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
ötduije |
De Wijs -- Gao de gij kèke naor ’t uitgepakt
/ of wochtte op de klottermert? (11-02-1965) |
ötgepakt |
Van Delft - Een boer wijkt niet gaarne ver
uit en dan zeggen wij, dat hij "niet genog uithaolt".(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
othaole |
De Wijs -- (Gehoord van Sint Nicolaas) Ge
kunt alles wel optáásse mar als gut ûîtspraait lèk ’t veul
en veul meer (11-02-1965) |
ötspraaje |
De Wijs -- uît d’n kerk motte irst oewen
maantel ûitspraaie in de goei kaomer (23-10-1963) |
ötspraaje |
Van Delft - Als bijv. ouders tegen een
verloving zijn, "trekt er een zoon of dochter wel eens uit";
ook "zetten ze ooit de kont tegen de krib" en geven enkel
kostgeld af om dan toch tegen beters wil en wensch in te
trouwen. Een beschaafder spreker drukt dit uit door te
zeggen: "Men slaat de verzenen tegen de prikkels." (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
öttrèkke |
Van Delft - "Vraag me nou asteblief nie tot
op m'n hemd uit." Dit is: Blijf niet zoo nauwkeurig vragen,
zoodat ik vast raak. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 108; 6 april 1929) |
ötvraoge |
Van Delft - Dan had men nog het paapke
steken. Hierbij diende een rond hout van circa dertig
centimeter lengte, waarop men centen zette, elk één of twee
al naargelang de afspraak luidde. Was dat gebeurd, dan werd
weer pijltje getrokken en de langste was de beginner. Men
had ieder een stuk steen. Wie het paapke raakte, zoodat er
centen afvielen, mocht de centen hebben, die er afgevallen
waren. Met het opraken der centen, eindigde het spel
vanzelf. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9
maart 1929) |
paapke steeke |
Van Delft …ziekten (…) die door den
Tilburgschen volksmond volgenderwijs benaamd worden:
"padscheet, leepoog, schurbeuk, snotvruut, prutlip,
schurbek, krintenbaord, kletskop…" (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
padscheet etc |
De Wijs -- (gehoord in ’t voorbijgaan van ’n
aantrekkelijk meisje:) Ik zie ze liever as unne blôte paoter
op brûîne voete! (17-10-1966) |
paoter |
De Wijs -- (Gehoord als beoordeling over ’n
jeugdige, vrouwelijke schone) Ze blaost d’r partij goed mee,
mar ze lopt ’n bietje taps-toe (13-07-1966) |
pertij |
De Wijs -- M’n paviejotten zet ik aaltij in
mee kraante papier, de gaoget biste (04-07-1969) |
pavejòt |
De Wijs -- Er tussen uit peere (04-07-1969) |
pèère |
De Wijs -- Ik hauw van pèrs mar hedde ze nie
nòg pèrsiger (17-08-1964) |
pèèrs |
Van Beek - "Ge moet nie teute. Pees um!" is:
Ge moogt niet treuzelen. Haast je! (Nwe. Tilb. Courant;
Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
peeze |
De Wijs -- (Na bijgelegde ruzie) ’t is wir
penneke tot aon ’t stiltje toe (23-10-1963) |
pènneke |
Van Delft - "As g'oew haande mèr van 't
pepier hauwt, doen z'oe niks" zegt de man uit het volk om
uit te drukken, dat men nimmer een handteekening onder
eenigerlei officieel stuk moet plaatsen, teneinde niet
wettelijk aansprakelijk gesteld te kunnen worden. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
pepier |
De Wijs -- Trouwde gij mee den auto of mee
’t pèrd? - En ik, ik wô gère mee ’t perd trouwe mar menne
jongen zee: dûrfde dè? ik zeg: ikke wel mar ik waar me toch
bang. (27-12-1968)
Van Beek - "Het is wat te zeggen, as ge met
'n oud perd moet eggen", 't is moeilijk met slecht of oud
gereedschap te werken. (Nwe. Tilb. Courant; Typische
zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
pèrd |
pèrd / ègge |
Van Delft - - Hij die voorzichtig speelt
"zit te huipen" en iemand, die stilletjes een teeken geeft,
terwijl de ander het ziet, krijgt de aanmaning: "Maok nou
gin pergestikus" (gestes).(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
pergestiekskes |
De Wijs -- Den dieje zôde de sleutel van oew
braandkaast geve, mar z’n bruur is nog nie goed vûr ’n
perronkaortje. (17-10-1966) |
perronkòrtje |
Van Delft - "Wat is me dat een persekussie!"
Dit is: Wat is dat vervelend, een naar geval, dat hindert.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april
1929) |
persekuusie |
Van Delft - Een "persekuusie" is narigheid.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
pèrsekuusie |
Van Beek - Als vroeger de jeugd een boer
zag, die zijn "erdkaar" bespannen had met een os of een koe,
kreeg hij spoedig de sarcastische vraag te horen: "Boer, mag
ik wè pèrshaor plukken". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch
Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
pèrshaor |
Van Delft - "Wat heeft die vent een
pertentie (verbeelding)." Dit is: Het is een branieschopper.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april
1929) |
pertènsie |
Van Beek - "pertines" zijn bottines, hoge
schoenen; (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10
jan. 1958) |
pertines |
Van Delft - Wanneer iemand een weduwe met
veel kinderen trouwt, klinkt het: "Hij durft nogal wat aan.
Weet ge hoeveel lappen er op staan?" Als dan de ander het
aantal kinderen niet alléén 'n bezwaar vindt, verduidelijkt
hij zijn meening nog door er aan toe te voegen: "Ja, en 't
is toch altijd nog maar opgewarmde potage." (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
petòzzie |
De Wijs -- ‘tis ’n schôôn portret
(17-08-1964) |
petrèt |
Van Delft - Het piepeltje doen
(verstoppertje of schuilevinkje). Dit spelletje geschiedde
onder vier of acht kameraadjes: jongens en meisjes. Om te
beginnen moest elk een stroopijltje trekken. Deze strootjes
waren verschillend van lengte en die het kortste trok, was
de zoeker. De anderen moesten zich dan verbergen achter
boom, schutting, haag of in een schopping of stalletje, als
het maar een veilige schuilplaats was. De zoeker moest
zóólang in een op den grond getrokken cirkel blijven wachten
tot de anderen zich verstopt hadden. Was alles verborgen,
dan riep men "Kom maar", en de zoeker er op af. Vond hij er
een, dan moest hij het nog winnen, want dan liepen beiden om
strijd naar den cirkel terug. Wie er 't eerst in was, was de
winner. Zoo moest hij vervolgens allen winnen, eer hij van
zijn zoekpost verlost was. Liep een ander heimelijk vlugger
den cirkel binnen, dan bleef de eerste de gedwongen
speurder. Zoo was een soortgelijk spel, dat echter met
meerdere kinderen gebeurde, waarbij men "gematen" (maats)
had, het horentje. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 104; 9 maart 1929) |
piepeltje |
Van Beek - Hij zit in 't pierenkuiltje. -
Hij is dood en begraven. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore
afl. 4; 19 maart 1959) |
piereköltje |
De Wijs -- (Gehoord bij ’n straatruzie:)
"Gij, ge zèt ene Pilaatus, ge mot oe ège unne broek van
Salomon aon laote meete." (15-06-1963) |
pielaatus |
Van Beek - "pimpremunt" is pepermunt; (Nwe.
Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
pimpremunt - pimpermunt |
Van Delft - "Iemand in de pint doen" wordt
wel gebruikt om uit te drukken, dat men hem bedotten wil, of
dat men hem dronken wil maken. Het zou eigenlijk beduiden:
Iets van hem in een pint (potje) doen om hem daardoor van
pijn af te helpen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 111; 27 april 1929) |
pint |
De Wijs -- (Gehoord aan ’n bar) Ik zal er
nog inne vatte waant ik kan er beter van pisse as van ’n
korsje brôôd (17-10-1966)
Van Delft - "Wie tegen 't heilig huiske
pist, heeft z'n erwten uit van dien kant en kan z'n biezen
wel pakken, want hij wordt toch met den nek aangekeken." Dit
is: Wie in strijd met de kerkelijke geboden handelt (of in
engeren zin: wie de bedienaren der Kerk weerstreeft of
tegenwerkt), kan het op den duur niet op dezelfde plaats
uithouden. Hij doet het best te vertrekken, wijl hij dan van
die zijde toch geenerlei hulp meer te wachten heeft. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
pisse |
pisse |
Van Delft - "Ze bleef zitten met twee platte
kinderen, terwijl ze weer op d'r leste beenen liep." Dit is:
Haar man stierf terwijl ze twee kinderen had, die nog niet
loopen konden, terwijl spoedig een nieuw kindje verwacht
werd. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6
april 1929) |
plat kènd |
De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes,
smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963) |
plèkbrôojke |
De Wijs -- As ’t nie ineens plekt, zedde
twiddes (23-10-1963)
De Wijs -- Echt iemand om aachter ut behang
te plekke en dan te verhuize (04-07-1969) |
plèkke |
plèkke |
De Wijs -- Gaon we driehappelepappe of
pliesieke speulen mee vreuke? (15-06-1963) |
pliesie |
De Wijs -- Der slinten der zoveul aon, dek
ze nie geplokken kon krège (feb. 1962) |
plukke / plòkke |
Van Delft - Wie paling gaan vangen, "gaon
poeieren" (peuren zegt de Hoog-Hollander). De Tilburgers
kunnen ook goed iemand "afpoeieren". (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
poejere |
Van Delft - - Wij gaon vliegers maar ook
duiven "oplaoten" en laten dan los "twee duiven en drie
horens", waarmede wij "prijs verdienen en ook den
scherreweg", terwijl een ander "geen veerke thuis had" en er
zoodoende weinig om gaf, wie met "de poel" ging
strijken.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
poel |
Van Delft - Een ander spelletje was het
"poel knippen". Dit gebeurde met twee of meer kinderen. Er
werd een driehoek op den grond geteekend en op iederen hoek
daarvan werd een knikker gelegd en ook nog in het midden.
Dan werd een streep getrokken "voor den aanleg" op twee of
drie meter van "de poel". Wie het kortst bij de meet lag,
mocht eerst knippen of schieten. Raakte hij een knikker, die
daardoor uit den driehoek rolde, zoo was deze voor hem. Doch
kwam de knikker waarmede hij knipte in "den poel", dan moest
hij er eentje geven. Zoo speelde men voort, tot de
duisternis inviel of de schooldeuren tot binnengaan dwongen.
(Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 106; 23 maart
1929) |
poel knippe |
Van Delft - Een spelletje, welks herkomst
van naam Joost weten mag, was "poetje". Het was een
gevangenspelletje enkel door jongens gespeeld. Tegen een
schuurdeur of stal werd een grooten halven cirkel getrokken.
Daar stond de vanger in. Hij mocht tijdens het vangen echter
zijn handen die hij samengevouwen dichtgeknepen had, niet
los maken. De losloopenden waren vrij in hunne bewegingen.
Had de vanger er een met zijn gesloten handen getikt, dan
was deze vanger en hij kon vrij mee rond den vanger dollen.
Zóó ging het reeds voor zestig jaar en menige school ziet
het spelletje herhalen. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 106; 23 maart 1929) |
poetje |
De Wijs -- "As gij blomme plukt bij de
pastoor, mottùm op tèd pooien." (15-06-1963) |
pôoje |
De Wijs -- Hier hebben ze nog bildjes van
Jezus en St. Janneke, wij hadden vruuger thûîs ’n praogerke
(kindje Jezus van Praag) (10-01-1970) |
praogerke |
Van Beek - Goeie praat kost niks; goeie raad
is geld waard. - Met mooipraterij schiet men niets op. (Nwe.
Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
praot |
Van Delft - "Hij heeft 't druk als een
pruikemaker met ééne klant" beteekent: Hij neemt den schijn
aan van veel te werken en inderdaad verricht hij weinig.
Even over de Belgische grens hoort men daarvoor: "'t Is
alsof hij Mol en Balen moet afwerken en Desschel en Retie er
bij." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5
juni 1929) |
prèùk |
Van Delft - Iemand, die veel beweging over
een werkje van weinig beteekenis maakt, en doet alsof hij
het er zeer druk mee heeft, voegt men toe: "Hij heeft het
zoo druk als de pan met vastenavond." Ook wel: "Zoo druk als
een pruikemaker met één klant." (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
prèùk(emaoker) |
De Wijs -- ’n leuke mèd war, dè wel, mar ze
hee gin prisentaosie (10-01-1970) |
prissentaosie |
De Wijs -- Zumme proeme of wilde liever
haktolle, ‘tis nog te vruug om te vliegere (09-07-1967) |
proeme |
Van Delft - - "Zoo 's wintersavonds speulen
we mee de kaort, we speulen propeneeren en rikken."(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
proopeneere |
Van Delft - "Prulderij" is waardelooze
rommel; (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27
april 1929) |
prulderij |
De Wijs -- (Gehoord bij ’n familie-oordeel)
ze zit vol goeiigèèt mar som is ze nie prut! (23-10-1963)
De Wijs -- Ik wil bist wete dè’k ’n kaoi
boor ben mar zij is ôk nie prut (23-09-1970) |
prut |
prut |
De Wijs -- (gehoord om ’t laatste circus) ze
hadden ’t gelèèk, klèn tèger-leeuwkes en pyama-pèrdjes, en
ôk hil klène pony perdjes (1965) |
piejaama |
Van Delft - - Moeder de vrouw "legt 's
Zaterdags de verschooning klaar" en als we dat schoone
lijflinnen niet regelmatig aantrekken "raanden we een
week".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
raande |
Van Delft - - "De kip raant, omdat ze muit"
of de kip legt niet regelmatig eieren omdat zij ruit.(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
raande |
Van Beek - "Het is een rapelangske" zei een
moeder duidende op een kind, dat in het gezin rond liep en
in verhouding tot de anderen erg jong was. Zij bedoelde er
mee, dat het een kind was van haar ongehuwde dochter
(rapeling is afgevallen fruit). (Nwe. Tilb. Courant; Uit
Tilburgs folklore; 18 juli 1958) |
raopelangske |
De Wijs -- (Gehoord zomaar op straat)
Rechttoevôrt, dè’s duidelijk, mar rij bij Sjaane d’n hoek
om, dès misschient onbekend mar vraog ’t mar ‘ns, waant
iederandeen kent Sjaan van de hoek! (10-03-1967)
De Wijs -- T’is nie rechttoevoort, ’t is
ammaol lôos (24-02-1966) |
rèèchttoevort |
rèèchttoevort |
Van Delft - Een rijf is een hark, een reep
is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een
kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
109; 13 april 1929) |
rèèf |
Van Beek - 't Regent ouwe wijven mee
klompen. - 't Giet. - 't Valt er mee bakken uit! (Nwe. Tilb.
Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
rèègene |
Van Delft - Een rijf is een hark, een reep
is een hoepel, een moor is een ketel, een kakstoel is een
kinderstoel. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
109; 13 april 1929) |
rêep |
De Wijs -- Ik lus ’t wel mar dan zè’k zô aan
de reeskak (diahree) en dan ist hard loôpe geblaoze.
(17-10-1972) |
reeskak |
Van Beek - Rijstepap spreekt men uit met:
"rèèstepap". (De ij trekt men al sprekend tot èè; de à tot
áá.) (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan.
1958) |
rèèstepap |
De Wijs -- Mee deez weer mot ik aaltij
rèzen, ’t is nie zô slecht mar ôk nie kaai-goed (09-07-1967) |
rèèze |
De Wijs – Ge hoeft er nie mee te simmen al
hangen de reffels aon oewen jas (17-10-1966) |
rèffel |
De Wijs -- M’n nylons willen wel ladderen
mar reffelen doen ze nie (23-09-1970) |
rèffele |
Van Beek - Als iemand gestorven is, wordt
hij afgelegd. Hier zei men: "hij gaat op rekstrooi". (Nwe.
Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
rèkstrôoj |
Van Delft - "Hij ligt op rekstrooi" wil
zeggen, dat iemand in financieele moeilijkheden verkeert en
nog tracht zijn zaak zoolang mogelijk gaande te houden.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
rèkstrôoj |
Van Delft - "Wat een renewaotie": Wat een
verwoesting. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
111; 27 april 1929) |
renewaotie (renewaosie ?) |
Van Delft - - Als de beerput vol is, "komt
de boer ruimen" en "nimt dan de bruid mee".(Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
rèùme |
Van Beek - Op ruitekeduit ergens heengaan. -
Op de bonnefooi ergens heen gaan. - Op goed geluk, in goed
vertrouwen. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6
december 1958) |
rèùteketèùt |
Van Delft - "Het is met haar rijden en
omzien." Dit is: Zij is zeer bij de hand. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
rije |
Van Beek - Hij leg te "rillebillen" van de
kou. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII; 28
maart 1958) |
rillebille |
Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t
Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een
straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een
gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis,
'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse
Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
rinkelrôojer |
De Wijs -- Wè rittereerde gij toch ammaol
hers en geens (onrustig heen en weer lopen) (20-03-1968) |
rittereere |
Van Delft - - "As we dan goed misten, dan
haolen we een vat van de roei, de zetters en verrekeseirepul
nie meegerekend, nee alleen een vat eeters", zoo keuvelde
een Hasseltsche huiswever (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
roei = rooien |
De Wijs -- (Gehoord van een volkstuinder:)
munne rooie kôôl groeit de buurt in, munne spinaozie stao
vol ruigt en mun peekes zèn nog nie bekwaom (17-08-1964) |
rögt |
Van Beek - Van iemand, die op de laatste
zondag, dat er gelegenheid bestaat tot het vervullen van
zijn Paasplichten, ter H. Communie gaat, hoorde ik zeggen:
"Hij gaat met de rooi rokskes", terwijl een ander zeide:
"Hij gaat met strooi in 't haar". (Nwe. Tilb. Courant; Onze
folklore afl. 4; 19 maart 1959) |
ròkske |
De Wijs -- Wè lôpen de nunnekes d’r toch
frèèt bij tegesworrig, vruuger waren ze rontelom toe
(10-01-1970) |
rontelom |
Van Delft - Men spreekt hier van "de rooi
harten", daarmede bedoelende de Paters van het Missiehuis
van het H. Hart aan den Bredascheweg, die een rood hart op
de zwarte soutane dragen bij officieele gelegenheden. Als
men het St. Josephstudiehuis der Paters van Mill-Hill aan de
Tongerloosche Hoefstraat wil aanduiden, en ook wel als men
de bewoners van dit huis bedoelt, spreekt men van "de rooi
pannen". Men weet dat dit gebouw met roode pannen gedekt is.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
rôoj |
Van Delft - - In een slechte weide groeit
"veul dings" (veel onkruid) en op een "vuilen ekker groeit
veul rugt".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
rögt |
Van Delft - Ook had men nog het centen
steken in een rutsel. Een rutsel noemde men drie lijntjes,
welke evenwijdig van elkaar getrokken waren. Hierbij moest
men de centen in den rutsel werpen, waarbij de middellijn de
voornaamste was. Ook werd daarbij wel "bescheiden"
(bepaald), dat de centen, die niet in den rutsel lagen, voor
den dichtsten steker waren. Met de overgebleven centen wierp
men weer de lucht in, als hiervoor omschreven. (Nwe Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104; 9 maart 1929) |
rutsel - beschaaje |
Van Delft - "Rutselen", dit is schudden. Een
jongen "rutselt sjepwater". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
rutsele |
De Wijs -- wè staode toch te snuffelen…
-k’ruuk liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers),
mun dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967) |
ruuke |
Van Beek - Hij heeft in de nest geruurd -
bij 'n huwelijksaanzoek niet de oudste der dochters op 't
rijtje af gevraagd, doch 'n jongere dochter. (Nwe. Tilb.
Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959) |
ruure |
Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is
ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen
saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
saanderendaogs |
De Wijs -- Komde daor nog wellis? - Jaowel,
’s Zaoterdags saate-middags (11-02-1965) |
saatemiddag |
Van Beek - Iemand, die praat, dat 't nergens
op lijkt, is een "saauwelèr". Van die dialectische
uitdrukkingen zijn er vele. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse
Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
saawelèèr |
De Wijs -- (Gehoord van een Tilburger die
uitgenodigd was naar iemands vijver te komen kijken) "Ge mot
is naor menne viskûîl koome kèke, daor is de jouwe nog mar
’n sauskummeke bij…" (17-10-1966) |
sauskumke |
De Wijs -- (Man met kaal hoofd zegt tegen
z’n vrouw) - Wè ziede aon me? (Geen antwoord Kèk naa is goed
of ge niks aan me ziet! (Geen antwoord) - Ik heb m’n schaai
aon den aanderen kaant gelee. (17-10-1966) |
schaaj |
Van Delft - "Hij wit nie, waor het schaait"
wil zeggen: Hij weet niet hoe de vork aan de steel zit; hij
weet niet hoe de zaak in elkaar zit; hij is in de war. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
schaaje |
Van Beek - 'n Oud krot van 'n woning noemt
men in Tilburg 'n schabbernak. (Denk aan schobbejak.) "Zo'n
schabbernak van 'n kast zou ik niet willen hebben."
(Schabberig of schabbig verklaart Van Dale met: armoedig,
kaal, versleten, bv. een schabberige jas, er schabberig
uitzien, een schabberige bedelaar. Schabullig is armoedig,
kaal, versleten, bv. schabullige kleren.) (Nwe. Tilb.
Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari 1959) |
schabbernak |
Van Delft - "Wanneer komde oew schaoi ies
terughaolen?" vraagt de eene buurvrouw aan de andere, bij
wie ze op visite geweest is, om aan te duiden, dat zij de
andere terugverwacht op de koffie of op bezoek. Antwoord:
"Naa nie, mèr mèrege." (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
schaoj |
De Wijs -- (Gehoord bij ’n dode: ) -- ’t is
mar te vruug, zô jong og en zôveul kender, ‘t is ’n
schaojlek lèk (13-07-1966 |
schaojelek |
Van Delft - "Hij mag er op 't schap kijken."
Hij is bij die familie of dat gezin 'n zeer vertrouwd
huisvriend. - "Hij zal er niet veel tin van op zijn schap
zetten" of: "Hij zal er niet veel zij bij spinnen". Hij zal
er niet rijk van worden. (Tinnen borden waren bij de boeren
vroeger reeds een zeker teeken van welstand; zij werden op
de schapraai gezet.) (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 117; 5 juni 1929) |
schap |
De Wijs -- Hij hee ‘ne kop as ‘ne
veurhaomer, hij is zô schèèl as ‘n otter en hij is driekwart
idioot, mar veur de rest gaoget wel (16-01-1975) |
schèèl |
De Wijs -- schène doe gin zeer en schuppe
heddet hart nie (23-10-1963)
Van Delft - "Die mèèden van de Jut schènen
mekaare uit veur al wè lilluk is." Die meisjes der
jutespinnerij schelden op elkaar in bewoordingen, waarin al
wat leelijk is tot uiting komt. (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
schèène |
schèène |
De Wijs -- (’n rij kinderen uit een gezin
met nog ’n nakomertje) " ’t schèr kuukske" (Dit moet
afkomstig zijn van de bakker die z’n bank bijkrabt en nog ’n
koekje bij elkaar vergaart) (11-02-1965) |
schèèrkuukske |
De Wijs -- (Gehoord maar de betekenis is me
ontgaan) Hij kan doen wettie-wil, ’t zal mèn aon m’n gat nie
schèite (27-12-1968)
De Wijs -- (Hij leeft boven zijn stand) Hij
schet hôger dan z’n kont zit (27-12-1968) |
schèète |
schèète |
Van Delft - "Da ha'k gaauw geschoten"
beteekent: Dat had ik gauw begrepen. (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
schiete |
Van Delft - "Hij kwam op 'ne schoen en 'ne
slof binnengesukkeld en dertig jaor laoter was 't 'ne
fabrikaant meej lef." Dit is: Als arme jonge handarbeider te
Tilburg zich vestigend heeft hij zich tot fabrikant
opgewerkt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109;
13 april 1929) |
schoen |
De Wijs -- (Gehoord tegen verkwistende
vrouw) ‘ ‘ik breng ’t mee de schoep binnen mar bij jou
gaogeter mee de kèr uît! (23-10-1963) |
schoep |
Van Beek - Een oud spreekwoord zegt: "Schoon
op het straatje maar niet op het baadje". Iets zal er wel
van waar geweest zijn, anders was de volksmond er niet vol
van geweest. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII;
28 maart 1958)
Van Delft - "Het moet goed schoon zijn, dat
eeuwig blinken zal." Dit is: Men moet een rein geweten
hebben bij het sterven. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 108; 6 april 1929)
De Wijs -- "Mar boer, wè hedde toch schôôn
dochters." - "Van m’n kèr aaf meej diejen vuilen praot."
(10-02-1963) |
schôon |
schôon |
schôôn |
Van Delft - "In 't schop op 't schoor leej
de schup en de reif" wil zeggen: In het schuurtje (of in een
bijgebouwtje) op de zoldering ligt een schop en een hark.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929) |
schôor |
De Wijs -- Rijd den kreugel mar deur ’t
deurgebint in’t schop (20-07-1962)
Van Delft - "In 't schop op 't schoor leej
de schup en de reif" wil zeggen: In het schuurtje (of in een
bijgebouwtje) op de zoldering ligt een schop en een hark.
(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april
1929)
Van Beek - schop of schopping is een
achterbouwtje, bergplaats bij 'n arbeiderswoning. (Nwe.
Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958)
Van Delft - "'n Schopping" is een schuurtje;
een "zeisie" is een zeis; een "lózie" een horloge. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
schòp |
schòp |
schòp schòpping |
schòpping |
Van Beek - Men gaf door: "De beste koeien
worden op stal verkocht" in de betekenis van: de degelijkste
meisjes vinden haar man niet op straat of in de balzaal. Als
pendant kwam hierop: "'t Is goed, als ge de schoorsteen kunt
zien roken." 't Werd een jongeman toegevoegd, die een meisje
uit eigen dorp (of streek) gekozen had. (Nwe. Tilb. Courant;
Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
schorstêen |
Van Beek - "Schotteslet" zegt men tegen
opgekookte melk; daar houdt de boer niet van. (Nwe. Tilb.
Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
schòtteslet |
Van Beek - Ge zult mijn tungske (tongetje)
niet schrappen. - Mij kunt ge niet uithoren. Ik zal mijn
mond niet voorbijpraten. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en
spreekwijzen; 10 januari 1959) |
schrappe |
Van Delft - - Als wij des zomers vogeltjes
gaan zoeken dan "gaon we veugeltjes zuuken" en we vinden
"veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van bremkwetjes,
piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes, blaauwkupkes,
merkoven, koolmees, enz."(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
schrèèver |
De Wijs -- (bij kaarten gehoord: betekenis
is mij ontgaan!) "Schuppe stront is te Mechelen goed."
(15-06-1963)Vaste uitdrukking van Theo de Wijs als hij zeer
tevreden was over iets (15-06-1963) |
schuppe |
Van Beek - "Vruuger ging ze schuppen, nou is
't 'n kakmadam." Hierbij duidt het "schuppen" of schoppen op
de vroegere gewoonte van bedelvrouwen om op bepaalde dagen
bij bepaalde huizen te bedelen en dan ter aankondiging met
de klompen tegen de deur te schoppen. Zij was dus van
bedelkomaf. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII;
28 maart 1958)
Van Beek - Nog zo'n schimp was: "Ons Moeder
hêe nooit gon schuppen, lek de jullië". Er waren toentertijd
namelijk vrouwen, die wekelijks op 'n vastgestelde dag van
deur tot deur gingen schooien (bedelen). Zij kondigden zich
aan door met de klomp tegen de deur te schuppen
(schoppen-kloppen). (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgse
uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959) |
schuppe |
schuppe |
De Wijs -- Sebiet bettiejoe (feb. 1962) |
sebiet |
Van Delft - - Is iemand niet thuis, dan "is
ie krèk weg", "komt seffens thuis" of wij "komen
saanderdags" of "van 't naagtemiddag mar weer is aon".(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
seffens |
sèffens |
De Wijs -- Mottem daor zien staon te kèke as
’n leeg sigarenkiesje (23-10-1963)
De Wijs -- Hij vrijt al thuîs en wit de
kiest segaare van höllieee Pa goed te staon! (10-01-1970)
De Wijs -- Pa, wè wilde gij hebbe mee oewen
verjaordag? - ’n pond goei oppaasse jongen en drie cigarkes
in ’n kûîltje (09-04-1973) |
segaar |
segaar |
segaar |
Van Delft - "Somènketaje" hoort men, alsof
het één woord was, gebruiken in den zin van: soms; zoo te
eniger tijd; als het gelegen komt. (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
semènketije |
Van Delft - - Een straatventer "kwèkt"; een
kind "seevert"; een meisje "semmelt" en een arbeider
"smoort" een gulden. Dat smoren is een volkskwaal. |
semmele |
Van Beek - "op unne siebot" is: ineens,
vlug. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan.
1958)
Van Delft - "Die knecht is er op ne schibbot
uitgetrokken": Hij heeft onverwacht en zonder voldoende
opzegtermijn in acht te nemen zijn ontslag genomen. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
siebot |
siebot |
De Wijs -- (Vader tegen z’n 18-jarige zoon:
) Ge zèt naa oud genog om ’t oe te vertelle… "onze Pa en ons
moeder zèn Siedereklaos" (17-10-1972) |
Siendereklaos |
Van Delft - Een "simmert" is een zeurder. |
simmert |
De Wijs -- (’n kind zegt: ) ik weet nauw al
wè’k vraog mee sinterklaos. -- (De Vader verbetert: ) "Met
St. Nicolaas. Sinterklaos zit bij V&D" (17-10-1972) |
sinterklaos |
Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t
Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een
straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een
gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis,
'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse
Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
sjanfoeter |
De Wijs -- As ge ze hebbe mot, motte rond
etens tèd koomen, want ze is zowè altij op "sjaanternel"
(1965) |
sjanternèl |
Van Beek - Nog zo'n woord is:
"sjappietouwer". We bedoelen er mee een straatslijper. In de
oudste vindplaatsen betekent het matroos, zonder enige
ongunstige bijbetekenis, doch dit laatste kan men
tegenwoordig allerminst zeggen. (Nwe. Tilb. Courant; Typisch
Tilburgs afl. ?; 22 jan. 1958)
Van Beek - Ouderen zeggen nog wel ooit: "'t
Is een echte sjappietouwer" (of sjanfoeter), waarmee ze een
straatslijper bedoelen, waarvan iedereen last heeft; een
gemene kerel, 'n doordraaier, 'n lanterfanter, 'n lichtmis,
'n rinkelrooier, 'n sjappie. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse
Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
sjappietouwer |
sjappietouwer |
De Wijs -- (Twee ongetrouwde juffers rond de
platte buis, zegt de een tegen de ander) ‘Strooi noggis wè
shag op de kachel dan ruuk ’t net of er ene man in huis is’
(23-10-1963) |
sjèk |
De Wijs -- ‘K heb ’n hekel aon sjem en
haogelslag mar ik lus alles van ’t vèrke (23-10-1963) |
sjèm |
Van Delft - "Willen we gaan klappinkeren?"
vraagt een jongen voor een spelletje, dat elders "sjennien"
genoemd wordt en in Loon op Zand "janeëjen" heet. Wil men
deze woorden verklaren, dan zou het kunnen zijn, doordat het
opgeklapte (opgewipte) houtje ja (jè) of neen (nie) het doel
bereikt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6
april 1929) |
sjènnieje |
Van Delft - - Een jongen koopt "sjep en
maakt er sjepwaoter van"; als hij wat veel van dat dropwater
drinkt, "spierst" (spuwt) hij.(Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
De Wijs -- Ik mot shep-waoter waant ik
hebbet op munnen borstrok en ik gin laast krège van de kaoi
koorse, aanders begien ik te ijle (17-08-1964) |
sjep |
sjèp |
Van Delft - "Sjouwerkes zijn houwerkes",
zegt de eene buurvrouw tegen de andere, die klaagt dat haar
zuigeling vaak braakt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
sjouwerke & houwerke |
De Wijs -- (Gehoord bij de groentenboer: )
Gij mee oew vitaminen, ik zeg mar slaoi is goed veur de
kenène (10-03-1967) |
slaoj |
De Wijs -- (Gehoord in de straat) Jè-jè, ’t
hiet ammaol tieners en twens en zoal, mar ge kunt nie alles
draoge as ge slaoi-bene het (17-10-1966) |
slaojbêene |
De Wijs -- Nou zeg, die schoenen zèn ôk goed
slêcht (23-10-1963) |
slèècht |
De Wijs -- (Gehoord van 2 Tilburgers aan de
Maas in R’dam, zeer diepzinnig. De eerste in extase van al
dat weten) As ge dè naa ziet, èzer slèt, hout slèt, mar
waoter slèt nie. -Jao, mar waoter verdampt toch. - Jè, dè
weet ik wel, mar ’t slèt toch nie. (17-10-1966) |
slèète |
De Wijs -- Hij mot nog aaltij slinger zeggen
tegen dè ding wè aon de pomp hangt (23-02-1972) |
slinger |
De Wijs -- Der slinten der zoveul aon, dek
ze nie geplokken kon krège (feb. 1962) |
slinte |
De Wijs -- Ze wil d’r déél hebbe mar ik zè
nie mesjokke waant ze hee al unne slodder gekregen
(17-08-1964) |
slòdder |
Van Beek - "Wie goed smeert, die goed
veert", waarop 'n ander zegt: "Wie goed zaait, die goed
maait". (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25
augustus 1959) |
smèère /zaaje |
De Wijs -- "Ik hegget gelèk: plek-brooikes,
smèrlappen en mèle moppen." (15-06-1963) |
smèrlap |
Van Beek - Van 'n vlugge ambachtsgast
[wever-es] zei men vroeger "Hij weeft vijf smet fries".
(Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus
1959) |
smèt ? |
Van Delft - Een straatventer "kwèkt"; een
kind "seevert"; een meisje "semmelt" en een arbeider
"smoort" een gulden. Dat smoren is een volkskwaal. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
smoore |
Van Delft - Het veroorzaakte zoo'n plezier
dat vader voortzette en 'n nieuwen deun voor den dag bracht:
Toon, munne zoon, is smoorend ziek;
Midden in de week, mèr 's morgens nie,
's Zondags gaot ie un borreltje drinken
En 's Maondags ligt ie in 't bed te st.....
(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115;
18 mei 1929) |
smôorend |
Van Delft - Geleidelijk zakte het
jongensstelletje af, ieder naar eigen woning. Daar zat "onze
vadder" met z'n kleinste op den schoot, en liet hem op de
knie wippen, zingende:
Hup mèr Jaans, den beer ies los,
Heddum nie hoore brulle?
Snijd um z'n neus en oore aaf,
Dan hedde nog wè te smulle.
(Nwe. Tilb. Courant; Van vroeger dagen 115;
18 mei 1929) |
smulle |
Van Beek - "Moeder had nog 'n smurske." -
Zij had nog een verborgen spaarpotje. (Nwe. Tilb. Courant;
Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958) |
smurske – smôore |
De Wijs -- (Op Textielfabriek) "Meneer, hik,
waor motte, hik, deez slakken, hik, mee gevuld worre?" -"Mee
snevel, potverdomme!" (15-06-1963)
De Wijs -- (’n kraai over de overledene:
)Hij hee veul gezoope mar onze Pa hee wel unne teil snevel
op (17-10-1972)
De Wijs -- Ik heb liever koaje snevel dan
goei werk! (10-01-1970) |
sneevel |
sneevel |
sneevel |
Van Beek - Toen zei men van iemand, die veel
alkohol dronk, dat het "een snevelneus" of "een rooie neus"
was, ook wel "jeneverneus". (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse
Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
sneevelneus |
De Wijs -- Snert lust ie as ‘ne grôte. Mar
‘s avonds zitten te vozen en ammaol van die sokkenlôpers, ge
wit wel, die langs zunne rug omhoôg kruipe en bij z’n
halsboordje de vrijheid kiezen (24-02-1966) |
snèrt |
Van Beek - Ge snijdt geen twee ruggen uit
één vèrken, zegt men als iemand dubbel profijt uit 'n werk
of 'n zaak wil trekken. (Nwe. Tilb. Courant; Dialect en
spreekwijzen; 10 januari 1959) |
snije |
De Wijs -- Wè zèn dè toch klèn snuupkes!
-Jè, mar zukke zèn aaltij zô (10-01-1970) |
snuupke |
De Wijs -- wè staode toch te snuffelen…
-k’ruuk liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers),
mun dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967) |
snòffel |
Van Beek - "Kèk uit oew soepers!" zegt men
tegen iemand, zoals anderen zeggen: Kijk uit je ogen; let
op, wat je doet. Kijk uit je doppen! (Nwe. Tilb. Courant;
Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
soepers |
De Wijs -- Snert lust ie as ‘ne grôte. Mar
‘s avonds zitten te vozen en ammaol van die sokkenlôpers, ge
wit wel, die langs zunne rug omhoôg kruipe en bij z’n
halsboordje de vrijheid kiezen (24-02-1966) |
sòkkelôoper |
Van Delft - "Sommedeene": zoo meteen;
aanstonds. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111;
27 april 1929) |
sommedêene |
De Wijs -- En ’n spie as ze had, wel tot aan
de "soons" toe (09-04-1973) |
soons |
De Wijs -- ’t is ene schoône hond in z’n
soôrt, mar ’t soôrt is lillek. (16-01-1975) |
sort |
De Wijs -- En êten as ie kan, hij hee un
maog waor ge ‘ne kromme spèker op rècht kunt slaon (1965)
Van Delft - Iemand "is zoo hard als een
spijker op zijn kop" als hij heelemaal niets heeft; als hij
in geldverlegenheid zit. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
spèèker |
spèèker |
Van Beek - "Ge moet gin spek in 'n hondsnest
zuuken" zeiden we vorige maal. "Dè zeej onzen blaauwen ook
dikkels" was 't antwoord en daarmee bleek, dat 'k in de roos
geschoten had. Want "onzen blaauwen" is een vaststaand
begrip voor iemand, die rood haar heeft zowel te Goirle als
in Tilburg. (Nwe. Tilb. Courant; Tilburgse Typen afl. XIII;
28 maart 1958)
Van Delft - "Hij zoekt het spek in een
hondsnest." Dit is: Hij handelt verkeerd. Hij zoekt op de
verkeerde manier. Hij past verkeerde zuinigheid toe. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929)
Van Delft - Als een concurrent om zeep gaat,
"groeien de anderen er een hand spek in", wil zeggen, dat
zij er leedvermaak door ondervinden. (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
spèk |
spèk |
spèk (haand?) |
Van Delft - "Men moet geen spekzwoerd in een
hondsnest zoeken." Dit is: Men moet geen onmogelijkheden
verwachten. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108;
6 april 1929) |
spèkzwoerd |
De Wijs -- (gehoord bij de uitvaart van ’n
kraai) (1965) -- ik geleuf dèttie wel ‘ne tèl snevel op hee
- onze Pa spierstenie er nie in (1965)
Van Delft - - Een jongen koopt "sjep en
maakt er sjepwaoter van"; als hij wat veel van dat dropwater
drinkt, "spierst" (spuwt) hij.(Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
spierse |
spierse |
De Wijs -- Ik ha al jaore hudje bij mudje
gelee en toen was ‘t ‘ne goeie sperspot (11-02-1965) |
spòrspòt |
Van Beek - "Die heb ik voor 'n spouwke
gekocht." Voor een kleinigheid, voor weinig geld. (Nwe.
Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958) |
spouwke |
De Wijs -- Toen ze me kuste, was ’t alsof er
‘n koppel spreeuwen uit m’n reet vloog (17-08-1964) |
spreuw |
Van Beek - De koei hebben 't spurrie af. -
't Loopt op z'n eindje. (Nwe. Tilb. Courant; Typische
zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
spurrie |
De Wijs -- Op staoi aon doen, nie aaltij
afferseere (1965) |
staoj |
Van Delft - "Er werd nogal hard gestemd"
betekent: Er werd luid gesproken. (Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
stèmme |
De Wijs -- (hij trok er al tussenuit voordat
ze hem te pakken konden krijgen) Hij peerde um al veur dè ze
aon zunne staart kosse zitte (11-02-1965)
Van Delft - "Ze hebben het goed onder de
staart gevoeld", liet een Gildebroeder zich ontvallen, toen
er gesproken werd over het organiseeren van een feest, en
hij wilde zeggen: Men heeft zich alle moeite getroost om
iets zoo goed mogelijk voor te bereiden. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)
Van Delft - Ge vangt hem niet gauw in z'n
woorden: "'t Is net een aal met een natte staart." (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
stèrt |
stèrt |
stèrt |
Van Delft - "Dat vrouwtje zou wel op 'n
stuivertje kakken" zegt men schertsend, waar een meer
beschaafde spreekt van "Hemmetje raak m'n rokje niet". (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
stèùver |
De Wijs -- (Gehoord bij de bloemist) "’t is
méér stiltjes dan blom." (15-06-1963) |
stiltje |
Van Delft - Dan was er voor de reeds wat
oudere jongens, en zeker meest in de volksbuurten, het
steentje ketsen. Dit kon men met twee of meer jongens doen,
en ook weer met maats. Men zette een heele of een stuk
plavuis op een open plaats, trok weer pijltje en de twee aan
twee langste stokjes of strootjes waren maat, deze moesten
mekaar helpen. Ieder plaatste een cent op den steen. Om
beurten werd dan met een ijzeren knikker (lons genoemd) naar
den steen met geld "geschoten", want het doel was er nabij
te geraken en zooveel mogelijk centen stuk voor stuk er van
te bemachtigen. Men mocht ook "van meet af'" de bollen
beschieten dergenen, die reeds voorgegaan waren, teneinde
deze "er af" te schieten, ten laatste bleven er een of twee
over en wie dan bij den steen lag, mocht met zijn lons de
centen om kletsen. Had hij 't geluk, dat ze kantelden, dan
waren ze van hem. Het "kruis en munt" sprak dus mee. Sprong
de cent niet om, dan ging deze op den steen terug en de
tikbeurt was aan den opvolger. Zoo speelde men voort tot het
einde. Dit spelletje werd terecht door de veldwachter niet
toegelaten. (Nwe Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 104;
9 maart 1929) |
stintje kètse |
Van Beek - 't Is Stiphoutse kerk. - Gezegd
bij het kaartspel, als men geen enkel prentje (plaatje)
heeft. - Dan mag men ze "weggooien" om opnieuw te "geven".
(Nwe. Tilb. Courant; Dialect en spreekwijzen; 10 januari
1959) |
stiphoutse kèrk |
De Wijs -- (gehoord na ’n wandeling:) oew
averseer schoene zèn gelèk ondergestobberd (17-08-1964)
Van Beek - "Wè stobbert het toch!" hoort men
zeggen, als er veel stof waait. Of "Stobber zônie!" of: "'t
Stobbert zô". (Dat zô hoort er bij). (Nwe. Tilb. Courant;
Tilburgse Typen afl. XIII; 28 maart 1958) |
stobber |
stobber |
Van Delft - In plaats van het stuift veel,
zegt hij: "Wè stobbert het toch." Hij spreekt ook van
"stobber" op den weg, "stobber" op 'n vloer. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
stobbere |
De Wijs -- Gij gaot te ver, ge veegt oew
stuupke nie schôn, mar oew hil straotje (23-10-1963) |
stoep |
De Wijs -- (Gehoord van de ene Moeder tegen
de andere:) 9 dochters en goed getrouwd, geen één die van de
straot af moest (17-10-1972) |
straot |
De Wijs -- ik hè mir kèkkers dan kôôpers, ik
kan’t aon de straotsteene nog nie kwèt (17-08-1964) |
straotstêene |
De Wijs -- (’n laat getrouwde juffrouw is
ondanks alles (of dankzij) in verwachting geraakt) "Jè, jè,
nen auwen struik wil nog wel groeien, asser wè sap aon
zunnen wortel komt!" (15-06-1963) |
strèùk |
De Wijs -- Mee zo’n streup kèènder moet ik
oppaasse dè ze nie van de kaaibaand gaon, as ge naa aachter
mekaor loopt, koom ’t wel veur mekaor (27-12-1968)
De Wijs -- Ons vrouw gao mee de hille streup
naor d’n dierentuin, mar ze veinen de lachspiegels ’t
leukste (09-07-1967) |
strêûp |
strêûp |
Van Beek - Iemand, die zijn vriend precies
verkeerd ergens mee helpt, helpt hem "van bed op strooi". (Nwe.
Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958) |
strôoj |
Van Delft - - "In het veurjaor koopen wu een
vèrreken, een knap vèrreke of een trappistevèrreke, en als
ie het goed gedaon hee, dan gaot ie mee Korsmis op de leer
en komt de buurt stuiten en 's avonds op de kaoikes."(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
stèùte |
Van Delft - - Aan "een stuk" (een lap stof),
waaraan de vrouw "thuis nopt, werreken we zooveul schoft" en
als het klaar is, "gaon we leveren".(Nwe. Tilb. Courant; Van
Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
stuk |
Van Beek - "'n Stuup kènd vur durren aauwer"
vertaalt men met: Een flink kind voor zijn leeftijd. (Nwe.
Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958)
Van Delft - - "Ties 'n stuup keind vur zun
jaore", zegt men over 'n flink kind voor de leeftijd.(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
Van Delft - - Als we wat laat zijn en "een
uur in drie kertier willen gaon, dan motten we stuup gaon".(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
stuup |
stuup |
stuup |
Van Delft - Een "stoeper (stuper)" is een
helper, een bijwever. Men spreekt ook van "stoeperen (stuperen)"
in den zin van: iets in 't ruwe bijwerken, opknappen. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
stuuper |
De Wijs -- Stuper mèn is un bietje (feb.
1962)
Van Beek - "Zakkoewis stupere?" - Zal ik u
eens duwen, helpen? (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs
afl. XI; 10 jan. 1958)
Van Delft - "Wil ik je eens stuperen?"
vraagt de eene jongen, die den ander bijv. bij het
overklimmen eener beschutting behulpzaam wil zijn. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
stuupere |
stuupere |
stuupere |
De Wijs -- Summettij gebeurt ‘t dikkelder
(feb. 1962) |
summetij |