Van Beek - dabben is morsen (Nwe. Tilb.
Courant; Dialect en spreekwijzen; 6 december 1958) |
dabbe |
De Wijs -- wè staode toch te snuffelen… -k’ruuk
liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers), mun
dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967) |
dalida |
De Wijs -- dè kan na daorom toch wel zèn, ôk
wel, dè wel, dè (10-03-1967) |
dè |
De Wijs -- Ze wil d’r déél hebbe mar ik zè
nie mesjokke waant ze hee al unne slodder gekregen
(17-08-1964) |
dêel |
Van Delft - "Van mekaar meugen ze niet en
bij mekaar deugen ze niet", zegt men over een echtpaar, dat
veel kijft en over kleinigheden twist. (Nwe. Tilb. Courant;
Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929) |
deuge |
Van Delft - "Ze kunnen niet door één deur in
en uitgaan." Dit is: Ze kunnen als man en vrouw niet in
vrede leven.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109;
13 april 1929) |
deur |
De Wijs -- Rijd den kreugel mar deur ’t
deurgebint in’t schop (20-07-1962) |
deurgebont |
Van Beek - Liefhebbers van de duivensport
zijn "duivenmelkers"; (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs
afl. XI; 10 jan. 1958) |
dèùvemèlleker |
De Wijs -- Ze wônen zô diep in, as ge denkt
degger zèt, zedder nog bij langenaon nie… (16-01-1975) |
diep |
De Wijs -- (bij knikkerspel) naa hedde gij
gewonne, mar ikke veul dikkelder (17-08-1964) |
dikkels |
De Wijs -- (Moeder trots, de ene moeder
tegen de andere) "Wè wordt ze toch grôôt, en hee ze al d’n
dinges?" (de menstruatie) (04-07-1969) |
dinges |
Van Delft - - In een slechte weide groeit "veul
dings" (veel onkruid) en op een "vuilen ekker groeit veul
rugt".(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110;
20-04-1929) |
dings |
De Wijs -- " ’t Gong ammaol goed, zonder
veul ap- en dippendensies." (apperènsie = aanstalten maken)
(10-02-1963) |
dippendènsie |
De Wijs -- Mee dè ze zaat, disset (feb.
1962)
De Wijs -- Meej dè ze zaat dissùt!
(17-3-1962) (15-06-1963)
De Wijs -- Zinneze dè zennet dinnen? (feb.
1962)
De Wijs -- Ach jonge, ik heb al gedaon veur
dè gij oe broek los hèt. (23-10-1963)
De Wijs -- Al blaost ze nog zo hôog van de
toren, ze môt `n ève goed veege as ge gedaon hee
(20-03-1968)
De Wijs -- Dettie aaltij zo hôôg van de
tôren blaost, heettie van gin vremde, mar as ie gedaon hee,
mottie èvengoed veege! (17-08-1964) |
doen |
doen |
doen |
doen |
doen |
doen |
Van Delft - Een dorpel noemt hij een "dulleper";
een orgel een "ulleger"; zelfs hoort men de wijk Korvel ooit
"Kullever" noemen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 118; 8 juni 1929) |
dörpel dölleper |
Van Beek - "'t Is een draaibord" - Hij waait
met alle winden. - Hij huilt met de wolven, waarmee hij in
't bos is. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19
maart 1959) |
draajbòrd |
Van Beek - "Ik ben er mee gedraaid". Ik ben
er mee klaar! 't Valt niet mee. (Nwe. Tilb. Courant;
Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959) |
draaje |
De Wijs -- Meetoere bende ûnne lillikû
drèver, dreiner! (feb. 1962) |
drèèner |
De Wijs -- ‘Toen’t nog ‘nen klèènen brak
waar, dacht ik al dettet aaltij ‘nen drèver zô blève’
(23-10-1963)
De Wijs -- Meetoere bende ûnne lillikû
drèver, dreiner! (feb. 1962) |
drèèver |
drèèver |
De Wijs -- Gaon we driehappelepappe of
pliesieke speulen mee vreuke? (15-06-1963) |
drieappelepap |
De Wijs -- De weffere mende van die
driederaande (feb. 1962) |
driederaande |
De Wijs -- Och, ze is niet kwaod, ze wil
wel, mar ze is ’n bietje dutselechtig (17-10-1966) |
dutselèèchteg |
Van Beek - "De duvel kon 'm niet heffe of
draoge". - Hij was zo arm als een Tilburgse schrobbelaar
(wiens loon destijds zeer laag was). (Nwe. Tilb. Courant;
Typisch Tilburgse uitdrukkingen afl. ?; 29 augustus 1959)
Van Beek - Als een engel duivel wordt, is
hij de kwaadste van allen. Liefde, die in haat verkeerde. is
de felste van venijn. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore
afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Als hij zat thuis komt, is er de
duvel te koop, d.w.z. dan is het er niet pluis, raast en
tiert hij. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19
maart 1959)
Van Beek - Dat dank je de duvel!". -
Uitroepen van dezelfde betekenis als: Dat geloof ik wel! (Nwe.
Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij is de duvel ontkropen. - 't
Is een slimme vocativis. - 't Is een gladde vogel. - Hij is
de duivel te glad af. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore
afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij is te lomp om voor de duvel
te dansen. - Hij is dom en onhandig. (Nwe. Tilb. Courant;
Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij kijkt als een duivel, die
wijwater gelekt heeft. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore
afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij laat geen duivel op zijn hart
smoren. - Hij zegt, waar het op staat. Hij spreekt rechtuit.
(Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij vloekte alle duivels uit de
hel. - hij vloekte erg. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore
afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hij was bij de duvel te biecht,
d.i. hij had misplaatst vertrouwen geschonken aan iemand,
die hem niet welgezind was. (Nwe. Tilb. Courant; Onze
folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Hoe meer de duivel heeft, hoe
meer hij hebben wil. - Rijke mensen kunnen vaak het minst
iets missen. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19
maart 1959)
Van Beek - 't Eerste gewin is kattegespin en
't leste heeft van de duvel in. (Nwe. Tilb. Courant; Onze
folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - 't Is een duivel in
mensengedaante. - 't Is een boosaardig mens. (Nwe. Tilb.
Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - 't Is of de duvel er mee speelt.
- 't Is onverklaarbaar, hoe zoiets niet slagen wil. -
Telkens is er tegenkanting of ongeluk bij dat werk. (Nwe.
Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Beek - Waar God een kerk bouwt, sticht
de duivel een "kapelleke" (café). (Nwe. Tilb. Courant; Onze
folklore afl. 4; 19 maart 1959)
Van Delft - "Ge zoudt er de duvel van
geeselen" zegt iemand, die boos is, 't is verschrikkelijk. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929)
Van Delft - Dat iemand "te stom is om voor
de duvel te dansen" kan moeilijk als eeretitel aangemerkt
worden. Evenmin is 't vleiend te hooren, dat hij "rèrt als
een waterhoentje". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 111; 27 april 1929) |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
duuvel |
Van Delft - Iemand, die een ongenadige
schrobbering ontvangt, waartegen "erg uitgepakt wordt",
krijgt op z'n kop, "dat de honden (of: de duvel) er geen
brood van lusten". (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 117; 5 juni 1929) |
duuvel |
De Wijs -- dè he’k echtig nie gedaon,
krûîske sterven en honderd duuzend èzere botterhammen eten
(17-08-1964) |
èchtig |
Van Delft - "Van eigen moet 't hebben": Van
je familie kun je onaangenaamheden verwachten. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929) |
èège |
Van Delft - - "We hebben dan tegelijk veul
mis voor ons eirepullaand, want huskemis deugt nie daorveur."
"Dè witte, war?"(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
110; 20-04-1929) |
èèrepellaand |
De Wijs – Hij is aongenome mee d’n kost veur
’t ete (10-03-1967) |
eete |
Van Delft - - "As we dan goed misten, dan
haolen we een vat van de roei, de zetters en verrekeseirepul
nie meegerekend, nee alleen een vat eeters", zoo keuvelde
een Hasseltsche huiswever(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger
Dagen afl. 110; 20-04-1929) |
eeters = aardappel |
Van Delft - Ze liepen alle twee hard en ze
waren "evegetij te ende". Dit is: Ze waren even vlug aan het
einde. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6
april 1929) |
eevegetij |
Van Delft - "Als men als ezel geboren is,
wordt men geen paard." Dit is: Wie arm is, blijft het in den
regel. Een werkman heeft als regel geen kans zich hoogerop
te werken. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108;
6 april 1929) |
eezel pèrd |
Van Delft - "Hij kan alles gebruiken en laat
niets liggen dan heet ijzer en een molensteen", voor iemand
die het onderscheid tussen mijn en dijn niet al te ernstig
opneemt. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5
juni 1929) |
èèzer |
De Wijs -- Hakoe daor effe? (feb. 1962) |
èffe |
De Wijs -- Hij kekt zô effenaaf, zo zuurig
en ie is al zo lillijk (17-10-1966) |
èffenaaf |
De Wijs -- "Eigendiglijk staode daor mar ’n
bietje te meutele." (10-02-1963) |
eigendigluk |
De Wijs -- Ach meens, ’t gao wel goed mar
alles op z’n elfendertigst (1965) |
èlfendèrtigst |
Van Beek - Hem heeft een goede engel
gediend. - d.w.z. per toeval is hem een geluk te beurt
gevallen; of: Onverwacht is iets goed afgelopen buiten eigen
toedoen. (Nwe. Tilb. Courant; Onze folklore afl. 4; 19 maart
1959) |
èngel |
Van Beek - "Op 'nen entel gooien." - ruzie
zoeken; provoceren. (Nwe. Tilb. Courant; Uit Tilburgs
folklore; 18 juli 1958) |
èntel zn. |
Van Beek - "Entelen" - ruzie maken. (Nwe.
Tilb. Courant; Uit Tilburgs folklore; 18 juli 1958) |
èntele |
Van Delft - "Ergeraans" wil ook zeggen:
ergens. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27
april 1929) |
èrgeraand |
Van Delft - "Wie tegen 't heilig huiske
pist, heeft z'n erwten uit van dien kant en kan z'n biezen
wel pakken, want hij wordt toch met den nek aangekeken." Dit
is: Wie in strijd met de kerkelijke geboden handelt (of in
engeren zin: wie de bedienaren der Kerk weerstreeft of
tegenwerkt), kan het op den duur niet op dezelfde plaats
uithouden. Hij doet het best te vertrekken, wijl hij dan van
die zijde toch geenerlei hulp meer te wachten heeft. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
èrt |
Van Delft - - Hij rijdt bij voorkeur met de
"ertkeir", want die kan "ie te heui stooten". (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
èrtkeer |
De Wijs -- (Gehoord van twee jongens die
samen overnachten) "Doe-de gij oew zwarte sokke nie uît?" --
-"Die hè’k uît." "Oh, dan kan ik de mèn ôk wel uît doen!"
(04-07-1969) |
èùt |
Van Delft - De Tilburger praat van een poel
"leegeuzen", wat leegscheppen, hoozen beteekent. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 118; 8 juni 1929) |
euze |
Van Delft - De melkboer interrumpeert: "Naa,
gij bent ok 'n schón", doch mondvlug antwoordt de ander: "Mèr
as 'k zónne kop ha as gij, liep ik er direct onder uit", en
de ander gekscheert daarop weer goedig: "Wè? As ge zón
faosie had as ikke, liepte van verwaondhèt neffe oew schoene."(Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 110; 20-04-1929)
|
faosie |
Van Delft - - Hangen er meerdere hoeden aan
een kapstok, dan vragen wij: "Wèffere ies de jouwe". (Welke
is de uwe?) "Ne fijne meens" (gierig man) zou er den beste
willen uitpikken.(Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl.
110; 20-04-1929) |
fèèn |
De Wijs -- Moeder, hedde niet unne feftiger
waant de taofel stao hil de tèd te hukkele en m’n kumke stao
ôk al te wiemele (rijksdaalder onder tafelpoot leggen)
(13-07-1966) |
fèftiger |
Van Delft - "Daor ies gin woord Fraansch
bij" zegt men bijv. als iemand nogal in grove taal uitpakt,
of "er een knoop oplegt". De Vlaming zegt hiervoor: "Dat is
plat Vlaamsch", d.w.z. dat is onbewimpelde taal, dat is
duidelijk gesproken. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen
afl. 117; 5 juni 1929) |
Fraans |
De Wijs -- Wè lôpen de nunnekes d’r toch
frèèt bij tegesworrig, vruuger waren ze rontelom toe
(10-01-1970)
Van Delft - "Het is 'ne freete (trotsche,
hoovaardige, fatterige) meensch, da kan d'm aanzien, mar zij
is zó'n interessaant (gierig) wijf, da ze 'n dubbeltje deur
zou bijten, al was 't dè ze van ouwerdom op d'r taandvleesch
liep", sprak de een en de ander antwoordde gevat met de
woordspeling: "Dè doen nou al d'r bessems (bezems) en vegers
al." Dit is: Die trotsche man had dus een gierige vrouw en
de bezems werden versleten tot op het hout. (Nwe. Tilb.
Courant; Van Vroeger Dagen afl. 108; 6 april 1929) |
frêet |
frêet |
Van Delft - "'t Is 'n uir, zee Jan Tooten,
en de kat jongde in z'n pruik", waarvoor men ook wel hoort:
"'t Is frut, zee Jan van Pelt", als iets niet goed lukt. (Nwe.
Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 117; 5 juni 1929) |
frut |
De Wijs -- (Gehoord bij de gym-les van m’n
jongste dochter) - Ze sprong hoôg genôg mar nèt gedeukt op
d’r fundament (17-10-1966) |
fundement |