De Boodschap van het Wilhelmus
J.B. Drewes accentueerde in zijn dissertatie Wilhelmus
van Nassouwe. Een proeve van synchronische interpretatie, Amsterdam
1946 sterk het Calvinistische karakter van het Wilhelmus.
Couplet XV stemt overeen met de Institutie van
Calvijn hs. 20 Over de wettige opstand. In het calvinisme geldt
bovenal de regel, dat de gehoorzaamheid aan de vorst niet in strijd
mag zijn met de gehoorzaamheid aan God. Als dat wel zo is dan is
opstand gewettigd.
Calvijn voegt er nog één voorwaarde aan toe nl. een prins, een
vorstelijk persoon dient de leider te zijn van dit verzet, en dat is
nu typisch voor Calvijn.
Welnu, wat is de boodschap van het Wilhelmus?
Geen andere dan dat deze opstand gewettigd
is, omdat de gehoorzaamheid aan de afgezanten van de koning (Alva)
in strijd is met de gehoorzaamheid aan God
en dat Willem van Oranje, vorst en prins, de door God geroepen
leider is van deze opstand.
Bidt God nacht ende dach / dat hij my cracht wil gheuen, dat ick v
helpen mach.
Hij mij, ik u.
Het Wilhelmus als rede, is zowel wat zijn structuur als zijn
uitwerking betreft een goed werkstuk. Het acrostichon, de "princestrofe"
en de oorlofstrofe, allemaal rederijkerstechnieken, zijn in die
structuur zo organisch en zinvol mogelijk opgenomen.
Het wonder van ons volkslied is niet, dat
het een vrijwel ongeletterd man, aangegrepen door een groot en diep
gevoel, spontaan uit het hart kwam gestegen, neen, het wonder is dat
het Wilhelmus zelfs bij een zo overwogen samenstelling voortdurend
zijn herkomst uit het hart verraadt.
Dat het Wilhelmus, beantwoordend aan de regels van de kunst in die
tijd, zo volkomen ongekunsteld aandoet, dat het geschreven in
volmaakte overeenstemming met de regels van de retorica zo volmaakt
tot poëzie kon worden.
Ik hoop, dat ik iets van dat wonder op u heb mogen
overdragen, zoals mijn leermeester prof. dr. Karel Meeuwesse z.g.
(zie de foto hiernonder) dat op mij heeft overgedragen.
|