INHOUD WILHELMUS
HOME
INHOUD VAN DOORN
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL

Print Pagina

Het Wilhelmus

Analyse van de inhoud, de structuur en de boodschap

Dr. Theo H. van Doorn

De tekst strofe I tot en met IV

Behalve een geuzenlied is het Wilhelmus ook een rederijkersgedicht, daar wijst o.a. op:

v     het taalgebruik

v     het acrostichon (naamdicht), elk couplet begint met een letter die tezamen de naam WILLEM VAN NASSAV vormen

v     kenmerkend zijn ook de "Princestrofe" en de Oorlofstrofe; Princestrofe staat er wel niet boven, maar de herhaling van Prinslick maakt deze strofe tot een echte Princestrofe; in de latere drukken van het Wilhelmus staat het woord Pirnce boven de dertiende strofe.

De tekst uit 1581

Een nieuw Christelick Liedt gemaect ter eeren des Doorluchtichsten Heeren / Heere Wilhelm Prince van Oraengien / Graue van Nassou Patris Patria, mijnen G.Forsten ende Heeren. Waer van deerste Capitael letteren van elc veers / syner F.G.name metbrengen, Na de wijze van Chatres

Deze zin zegt: dit lied is een naamdicht.

G.=genadige; F.G.= vorstelijke genade. Veers = strofe, niet versregel

Een nieuw Christelick liedt

Het Wilhelmus staat vol bijbelse uitdrukkingen, de invloed van de bijbel op het Wilhelmus maakt dit lied tot een religieus lied. Het is een typisch mild Calvinistisch gedicht, omdat de grondgedachte ervan t.a.v. de wettige opstand volledig in overeenstemming is met de institutie van Calvijn hoofdstuk 20 dat over de wettige opstand handelt; ik hoop dat voor u te verduidelijken in deel 3. Mild: omdat andersdenkenden zich thuis kunnen voelen in de tekst van het Wilhelmus.

Patris Patria

Een erenaam aan sommige Romeinse keizers toegekend, bijv. Cesar, Augustus Trajanus. Er zijn drie geschriften bekend waaronder het Wilhelmus, waarin Oranje Pater Patria, Vader des Vaderlands, genoemd wordt.

Na de wijze van Chartres

Flor. van Duyse heeft in 1891 de sleutel gevonden voor de wijsaanduiding "Van Chartre", zoals die in Het Geuzenliedboek van 1581 wordt opgegeven. Van Duyse vond een Frans spotlied op een mislukte onderneming van de Hugenoten onder de Prins van Condé tegen de stad Chartres in 1568. De tekst van de eerste vier regels luidt:

"O la folle entreprise
de prince de Condé
A Chartres la jolie
Il a voulu entrer;"

O dwaze onderneming
van de prins van Condé
Hij heeft het mooie Cartres willen
innemen

Het Wilhelmus is dus muzikaal gezien een contrafact van het liedeken op Condé; het merkwaardige is dat dit liedeken op Condé pro-Spaans en pro-katholiek is. Op zijn beurt is het Wilhelmus de schenker van de melodie van heel veel met name geestelijke liederen.

Yves Legrand heeft in samenwerking met prof.dr.J.P.Chartier een artikel geschreven in Bulletin de la Société Archéologique over ‘de wijze van Chartres’ onder de titel Du siège de Chartres en 1568 a l’hymne national Néerlandais. (No71-4ème trimestre 2001, ISSN 1149-6770. Van de vertaling van dit artikel door drs. G.A.M. van den Heuvel heb ik een samenvatting gemaakt, bestemd voor deze website.

 

In een artikel over het Chanson du siège de Chartres par Henri IV en 1591, brengt Maurice Jusselin ons in herinnering dat in de XVIe eeuw een groot aantal liederen werden gecomponeerd over de meeste grote gebeurtenissen in onze geschiedenis. Zoals krantenartikelen dat doen, informeerden ze een grotendeels ongeletterde bevolking over de politieke en militaire actualiteit, en zelfs over menig vunzige misdaad. Ze werden gezongen op bekende wijsjes en kenden slechts een kortstondig bestaan. Toch heeft men kunnen vaststellen dat de melodie van het Wilhelmus is geïnspireerd op een soldatenlied dat gezongen werd tijdens het beleg van Chartres in 1568 onder de titel: Autre chanson de la ville de Chartres assiégée par le prince de Condé.

Onder deze titel komt het voor, zonder melodie maar met de aantekening 'op een nieuwe wijs' in een bundel van Christophe de Bordeaux

Er bestaan twee uitgaven van dit werk, geen van beide bevat een publicatiedatum, maar door de historischegebeurtenissen waarover verhaald wordt in de liederen en enkele verschillen tussen de twee versies (liederen die vervangen zijn, ongetwijfeld vanwege de actualiteit), kan de eerste uitgave gedateerd worden op ongeveer maart 1569, en de tweede al in juni van hetzelfde jaar.

 

De schrijver

Weinigen, zelfs geleerden hebben ooit gehoord van Christophe de Bordeaux, 'zanger' geboren rond 1537. 'Een zekere dichter, in onze dagen nauwelijks bekend, die zijn verzen schijnt gewijd te hebben aan de verheerlijking van de overwinningen van de katholieke soldaten op de hugenoten', volgens Le Roux de Lincy. 'Parijs' dichter die leefde in de XVIe eeuw; gedreven katholiek, maar van losse zeden, schrijver van ettelijke liederlijke liederen die gericht waren tegen de hervormden,' kan men lezen in de Dictionnaire de biographie française.

De bestudering van de liedtekst door een specialist op het gebied van oorlogsliteratuur uit de XVIe eeuw laat zien dat de auteur een minstens ijverige rijmelaar is geweest. De eenvoud van het taalgebruik past zeer zeker bij volkse liederen, maar je staat verbaasd over de onzekerheden in de opbouw van de verzen en de ondermaatse zinsbouw.

 

De melodie nader onderzocht

Hoe heeft een Frans lied op een tekst van een hartstochtelijk katholiek een protestants gezang kunnen worden en vervolgens het volkslied van een andere natie? Op zichzelf waren broederstrijd, vluchtige concties, onregelmatig inhuren van soldaten door heel Europa heen gunstig voor het vormen van een smeltkroes. De Duitse huurlingen waren op verzoek van de Prince de Condé door de palatijnse Keurvorst gestuurd om de stad te belegeren onder bevel van prins Jean Casimir, zijn zoon. Laten we in dit verband vooral niet vergeten, dat deze huurlingen naar hun vaderland terugkeerden, zodra het beleg werd opgeheven. In Heidelberg troffen zij Willem van Oranje, heer over de naburige streek, die op hen stond te wachten om ze in dienst te kunnen nemen voor een expeditie naar de Nederlanden. Minder dan twee maanden waren er verlopen. Kan men zich een meer directe band voorstellen?

Het is duidelijk dat alleen de melodie werd geëxporteerd door de Duitse soldaten en niet de Franse tekst van het lied; er was simpelweg geen gelegenheid geweest om die te verspreiden. Er is geen document beschikbaar waarin de melodie is opgetekend zoals die werd gezongen in Chartres, evenmin als bekend is wie hem heeft gezongen. Maar in het onderhavige geval kan een poging gewaagd worden om de melodie te reconstrueren door de verschillende melodieën te analyseren waaraan zij ten grondslag lag en door een vergelijking van de bewerkingen die ervan verschenen zijn, zowel in Frankrijk als in de Nederlanden.

In 1574 staat in een bundel Hollandse gezangen een gebed O Godt hoe wonderlijck staet ghi ons allen by, zonder verband met de belegering, maar mét zijn muzikale partituur en met zijn oorspronkelijke, muzikale thema: Een liedeken op de wijse van Condé. We beschikken dus zowel over de melodie als over de bron, maar de verwijzing naar Condé bewijst niet dat het gaat om de melodie die te horen was tijdens het beleg van Chartres, want een groot aantal andere liederen werden geschreven voor de leden van deze illustere familie die verschillende grote staatslieden heeft voortgebracht.

Het Wilhelmus in het Geuzenliedboek bevat de aanwijzing van het 'thema', Na de wijze van Chartres, maar het notenschrift staat er niet bij. Hier weten we dus niet om welke melodie het gaat.


De melodie waarop het Wilhelmus thans wordt gezongen, is afkomstig uit Neder-landtsche Gedenck-Clanck van Adriaen Valerius. Deze melodie besloot met een kort naspel. Dat naspel is vervallen bij beschikking van de minister van defensie van 22 februari 1958. In het buitenland werd wel eens de spot gedreven met dit naspel.

 

I
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ik van Duytschen bloet /*
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot inden doot:
Een Prince van Oraengien
Ben ick vrij onuerueert. /*
Den Coninck van Hispaengien. *
Heb ick altijt gheeert.

  • Duytschen in van Duytschen bloed betekent: ik behoor tot het h. Roomse rijk der Duytse natie; daartoe behoorde ook de Nederlanden.
  • Vrij onverveert: de vertaling van deze twee woorden is zo moeilijk en ingewikkeld, dat J.B. Drewes in zijn proefschrift Wilhelmus van Nassouwe Een proeve van synchronische interpretatie (Amsterdam 1946) er 93 bladzijden aan wijdt; in Recapitulatie vermeldt hij een aantal paragrafen die op deze twee woorden in het Wilhelmus slaan, maar een vertaling geeft hij niet. Ook prof.dr.C.B.van Haeringen, in de bespreking van Drewes’ boek, komt niet tot een vertaling. Mijn promotor, prof. dr. A.A. Weijnen, vertaalde vrij steeds met iets als: ‘wis en waarachtig’; omdat dat stilistisch uit de toon valt, vertaalt hij toch liever met ‘zonder enige twijfel’. M.a.w.: de prins van Oranje zegt: "Ik ben zonder enige twijfel onbevreesd".
  • Een anekdote: een vooraanstaand historicus uit Brussel vertelde, dat de Conink van Hispaengien ook de naam is van het alleroudste café in Brussel, waar Oranje graag vertoefde. Dit café heet nog zo. Woordspelingen en dubbelzinnigheden waren in adellijke en rederijkerskringen in die tijd en in de zeventiende eeuw heel gewoon, ook in serieuze teksten
  • Het rijm bloet (r.2) doot (r.4)
    Een kleine uitweiding: Op woensdag 17 november 1994 werd de schrijver Willem Wilmink geïnterviewd in tv-programma Nova. Wilmink heeft een boekje geschreven over het Wilhelmus. De dichter van het Wilhelmus heeft zich niet om de vormgeving bekommerd; bijvoorbeeld de rijmen: bloet moet rijmen op doot en dan weer op nooit. Ik maak tegen deze uitlating twee bezwaren:
    1. bloet en doet zijn halfrijmen, ik zou het spellingsrijm willen noemen. Of deze twee woorden volrijm kenden in de 16e eeuw, is zeer onwaarschijnlijk, "want ik ken geen enkel dialect, waar oudgermaanse au (doet) en û (bloet) samenvallen", zo schreef mij Weijnen. Echter in sommige Brabantse dialecten komt de uitspraak van de oo van doot namelijk heel dicht bij die van de oe van bloet. (Maljaars p.123). Eén zo’n Brabants dialekt ken ik, namelijk het dialect van Maren-Kessel, waar er in de uitspraak van de klinkers in dood en bloed haast geen verschil te horen is, ik althans hoor het niet.

2. 'nooit' komt in het hele Wilhelmus als rijmwoord niet voor.
Ook halfrijmen zouden voorkomen; wellicht doelt Wilmink o.a.op gront (r.102)-bekant (r.104) bekant is het volt.deelw. van kond doen..
.(Zie ook Auteurschap v.h.Wilhelmus Onzuivere rijmen)

II
In Godes vrees te leuen *
Heb ick altijt betracht /
Daerom ben ick verdreuen, *
Om Landt om Luyd ghebracht;

Maer Godt sal my regeren
Als een goet Instrument /
Dat ick sal wederkeeren
In mijnen Regiment. *

* u = v en omgekeerd

* In januari 1568 werd Oranje gedagvaard voor de bloedraad; hij te zamen met Marnix van Sint Aldegonde, Brederode en vele andere edelen werden veroordeeld tot verbeurdverklaring van al hun goederen en tot eeuwige verbanning.

* Regiment=bestuursfunctie

 

III
Lijdt v mijn Ondersaten *
Die oprecht zijn van aert /
Godt sal v niet verlaten
Al zijt ghy nv beswaert:
Die vroom begheert te leuen
Bidt Godt nacht ende dach /
Dat hy my cracht wil gheuen
Dat ick v helpen mach.
*

* Lijdt v = wees geduldig

* De laatste twee versregels van deze strofe zijn van groot belang voor onze conclusie t.a.v. de boodschap van het Wilhelmus. Ik omschrijf deze versregel even voor u: Dat God mij kracht mag geven, zodat ik, Oranje, u, mijn volk, helpen mag. Ik noem dat straks: ik, Oranje, voor u, mijn volk, de ik - u relatie.

IV

Lijf en goet al te samen
Heb ick v niet verschoont, *
Mijn Broeders hooch van Namen
Hebbent v oock vertoont /*
Graef Adolff is ghebleuen, *
In Vrieslandt inden Slach /
Sijn Siel int eewich Leuen
Verwacht den Jongsten dach.

 

* r. 25/26: leven en goederen heb ik u niet gespaard.

* vertoont = laten zien.

* Graeff Adolff... Jongsten dach verwijst naar de slag bij Heiligerlee 23 mei 1568, in deze slag sneuvelt Adolff van Nassau, broer van Oranje. Velen onder u kennen dit jaartal misschien nog, mijn hoofd van de lagere school begon zijn eerste geschiedenisles in de vijfde klas met 1568 Slag bij Heiligerlee, Adolff van Nassau sneuvelt, begin van de tachtig jarige oorlog.