In
de tijden van weleer kon de ooievaar de kinderen nauwelijks
aangevlogen krijgen. Hoewel Pater Piet Heerkens in zijn gedichten
vaak de loftrompet stak over de daardoor ontstane kroostrijke
gezinnen en de "groepsfoto's" op de laatste pagina van
de Katholieke Illustratie altijd blije gezichten vertoonden, lag
de werkelijkheid toch wel een ietsje anders. In de Tilburgse
Taalplastiek vinden we dat amper terug. Onze keuze uit de
kinderwoorden en -uitdrukkingen waarmee Pierre van Beek wél voor
de dag kwam, is er echter niet minder om.
"Zo
lang èrpels zette as ge mist het". We geven het helemaal in
dialect, omdat het heel wat lekkerder klinkt dan in het ABN,
waarin het luidt: "Zo lang aardappels zetten als men mest
heeft". We hebben te maken met plastische taal van wat men
een "doorzetter" zou kunnen noemen. De betekenis van de
uitdrukking is: Met iets zo lang doorgaan als mogelijk. De beelden
vielen uit de mond van ene Drik, die zijn zeventiende
"kleine" op de Burgerlijke Stand kwam aangeven en
vormden de repliek op de opmerking van een ambtenaar: "Zo
Drik, ben je er weer!" Eerlijkheidshalve dient er wel bij
vermeld, dat die zeventien kinderen uit drie huwelijken stamden.
Vandaar dat het echtpaar met recht kon praten van: "de mèn
(mijn), de jouw en d'ons" wanneer het over hun kinderen ging.
De volksmond was niet te lui om die uitspraak
"vleugeltjes" te geven.
Behalve
"kiepkes" bleek iemand nog een ander soort kinderen te
kennen. Hij zei: "Ik kwam jouw vrouw tegen mee "'nen
kom-vort". Hiermee bleek bedoeld een kind, dat nog maar
nauwelijks lopen kan en door een wat haastig aangelegde moeder aan
één hand wordt meegetrokken. Dat "kom-vort" geeft
uiting aan het ongeduld in de zin van: "Allé, schiet toch
wat op" of "maak wat voort".
In
een gesprek tussen twee buurvrouwen waarbij een derde over de tong
ging, viel de uitdrukking: "Ze zal d're kak wel ophawen as ze
eerst maar eens een paor kórtoren heej". De spreekster bleek
van oordeel, dat de betrokkene "nogal groot deed" en
branie had, maar dat dit wel een beetje minder zou worden zodra er
een paar kinderen in het gezin waren. Bruin zou het dan niet
langer kunnen trekken.
Als
een Tilburgse moeder zegt, dat ze vlug naar huis moet, omdat
"de klein mannen alleen thuis zijn", bedoelt ze daarmee
haar kinderen. En dat behoeven helemaal niet enkel jongetjes te
zijn. Het slaat evengoed op meisjes.
Het
kon wel eens gebeuren, dat een vrouw bij het overlijden van haar
man achterbleef met twee kinderen, die nog niet konden lopen. Ze
bleef dan "zitten mee twee platte kender", kinderen die
altijd moesten zitten of liggen.
Onder
een "haawkiendje" verstaan onze mensen een
"zorgenkind", bv. een achterlijk of invalide kind, dat
niet in staat zal blijken ooit op eigen benen te staan. Het "haaw"
in de samenstelling stamt van het werkwoord "houden",
dat in ons dialect als "hawe" uitgesproken wordt. Zoals
bij praktisch alle werkwoorden wordt bovendien dan ook nog de
eind-n weggelaten.
"Ze
heej heel de reutemeteut meegebrocht" hoorden we iemand
zeggen toen er een moeder met een groep kinderen op visite
verscheen. Het is een onder het volk van de oudere generaties nog
wel gangbare uitdrukking. Men kan ook horen zeggen: "We gaan
er met heel de reutemeteut hene." "Reut" betekent:
de hele boel of de hele troep. Meut is eigenlijk
"oproerkraaier" of "herrieschopper." In
letterlijke zin zou in Tilburg "reutemeteut" derhalve
een troep herriemakers betekenen, maar zo letterlijk wordt het
eigenlijk niet genomen, hoewel de gedachte aan herrie en drukte
toch wel meespeelt. Wij vinden het een curieus woord - ook al door
klank en ritme - dat niet zo gek is als het er uitziet. Van Dale
kent namelijk "Heutemeteut", wat dus alleen in zijn
beginletter verschilt. De betekenis is bij Van Dale echter heel
anders dan ons "Reutemeteut." Hij omschrijft het als
"onhandig persoon."
"Ze
kwam mee d'r hele berzie overzetten", een uitdrukking, die
men niet meer zo vaak zal tegenkomen, omdat de "berzies"
niet meer zo dik gezaaid zijn als vroeger. Het wordt gezegd van
een moeder, die - in gezelschap van een uitgebreide kinderschaar -
op bezoek komt. Er klinkt vaak in door, dat men op dit bezoek -
vanwege de uitgebreidheid - niet zo bijzonder is gesteld. Men zou
het niet verwachten, maar dit woord "berzie" komt ook in
het Algemeen Beschaafd voor en heeft daar ook de betekenis van
"de hele bups of hele zooi". Wat ook al niet zo
vriendelijk klinkt. Het woord houdt wellicht verband met 't Franse
"barge", dat "schuit" betekent. Bij
"schuit" denken ook wij weer aan 'n groep. In Tilburg
leeft nog de herinnering aan "de Hasseltse Schuit",
terwijl we ook een Broekhovense schuit gekend hebben. Het betrof
hier groepen jongelui, die nogal baldadig plachten op te treden.
We praten hier ook van een "berzie brembezen" of "bezies"
en een "berzie erbezies", respectievelijk: een partij
braambessen en een partij aardbeien.
Een
vrouw die "met heel haar broelie af komt zetten", brengt
een "hele streup" (rij, serie, hoop) kinderen mee. Het
gebruik van het denigrerende woord "broelie" verraadt,
dat men op dit bezoek helemaal niet gesteld is. Voor dat "streup"
zien wij verband met "streupen", het dialectische woord
voor "stropen" in de zin van afstropen. Méér concreet
denken we dan aan een "streup" haver. Wanneer men van op
de akker staande haver de graankorrels op een bepaalde manier met
een hand afstroopt, krijgt men een tot een bundeltje verenigde
haverkorrels in de vliezen tot een plukje tussen de vingers. Als
zo een bijeengestroopt "plukje" zou men dan de
verzameling kinderen moeten zien.
Een
tweede huwelijk met tweeërlei kinderen kan nog wel eens
moeilijkheden opleveren. De mensen weten dat en brengen die
wetenschap tot uitdrukking met: "Waoter kan nou eenmaol geen
bloed zetten".
"Een
kind moet ruren of truren" betekent, dat een kind altijd
bezig dient te zijn met iets te doen. Zit het maar stilletjes voor
zich uit te staren, dan is dit geen goed teken. Dat "truren"
zal men wel moeten zien als "treuren", waarvan dan de
vrijmoedige verbastering terwille van het rijm zal hebben
plaatsgehad.
Een
grootmoeder was van oordeel, dat haar kleinkind "een leeg man
nodig had om voor te zorgen". Zij bedoelde, dat dat kind zó
druk was, dat het de hele persoon opeiste en derhalve iemand
behoefde, die niets anders om handen had.
We
hebben de indruk, dat de jonge generaties het niet meer verstaan,
doch de ouderen weten heel goed, welke houding men heeft aan te
nemen als er wordt gezegd: "Er is te veul dak op het
huis". Het vormt de bedektelijke waarschuwing, dat bepaalde
dingen nu niet gezegd kunnen worden, omdat er kinderen bij zijn.
De uitdrukking is daarom zo praktisch in het gebruik, omdat ze
zeker niet kan begrepen worden door hen, die ze niet behoeven te
begrijpen. We hebben dus met een soort codetaal te maken.
"Kleine potjes hebben ook oren" heeft dezelfde tendens,
maar is toch iets minder gecamoufleerd. Vooral als men "unnen
streup kender" (hele partij kinderen) heeft, is het wel eens
oppassen.
We
moesten wel even glimlachen toen we de uitval hoorden: "Kijk,
daar komt het schokwammes weer aan met haar vigelant!" In de
toon waarop de woorden werden uitgesproken, klonk niet veel
waardering voor de persoon in kwestie. Lang tastten we niet in het
duister over het opgeroepen beeld, want we werden geconfronteerd
met een nogal dikke, achter een kinderwagen voortsjokkende vrouw,
gezegend met een goed geproportioneerde boezem, die op de maat van
haar gang meeschokte daar een b.h. kennelijk niet tot de
uitrusting behoorde.
Het
gebruik van het woord "vigelant" voor kinderwagen
versterkt de spot door de overdrijving. We hebben hier te maken
met het van het Frans afkomstige woord "vigilante", dat
weleer ook in het Nederlands gebruikt werd. Men duidde er een
gesloten huurrijtuig mee aan. Zoiets als waarmee thans romantische
paartjes op hun huwelijksdag wel weer naar het stadhuis rijden.