CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (34)

 

KINDEREN

 

In de tijden van weleer kon de ooievaar de kinderen nauwelijks aangevlogen krijgen. Hoewel Pater Piet Heerkens in zijn gedichten vaak de loftrompet stak over de daardoor ontstane kroostrijke gezinnen en de "groepsfoto's" op de laatste pagina van de Katholieke Illustratie altijd blije gezichten vertoonden, lag de werkelijkheid toch wel een ietsje anders. In de Tilburgse Taalplastiek vinden we dat amper terug. Onze keuze uit de kinderwoorden en -uitdrukkingen waarmee Pierre van Beek wél voor de dag kwam, is er echter niet minder om.

 

"Zo lang èrpels zette as ge mist het". We geven het helemaal in dialect, omdat het heel wat lekkerder klinkt dan in het ABN, waarin het luidt: "Zo lang aardappels zetten als men mest heeft". We hebben te maken met plastische taal van wat men een "doorzetter" zou kunnen noemen. De betekenis van de uitdrukking is: Met iets zo lang doorgaan als mogelijk. De beelden vielen uit de mond van ene Drik, die zijn zeventiende "kleine" op de Burgerlijke Stand kwam aangeven en vormden de repliek op de opmerking van een ambtenaar: "Zo Drik, ben je er weer!" Eerlijkheidshalve dient er wel bij vermeld, dat die zeventien kinderen uit drie huwelijken stamden. Vandaar dat het echtpaar met recht kon praten van: "de mèn (mijn), de jouw en d'ons" wanneer het over hun kinderen ging. De volksmond was niet te lui om die uitspraak "vleugeltjes" te geven.

 

Behalve "kiepkes" bleek iemand nog een ander soort kinderen te kennen. Hij zei: "Ik kwam jouw vrouw tegen mee "'nen kom-vort". Hiermee bleek bedoeld een kind, dat nog maar nauwelijks lopen kan en door een wat haastig aangelegde moeder aan één hand wordt meegetrokken. Dat "kom-vort" geeft uiting aan het ongeduld in de zin van: "Allé, schiet toch wat op" of "maak wat voort".

 

In een gesprek tussen twee buurvrouwen waarbij een derde over de tong ging, viel de uitdrukking: "Ze zal d're kak wel ophawen as ze eerst maar eens een paor kórtoren heej". De spreekster bleek van oordeel, dat de betrokkene "nogal groot deed" en branie had, maar dat dit wel een beetje minder zou worden zodra er een paar kinderen in het gezin waren. Bruin zou het dan niet langer kunnen trekken.

 

Als een Tilburgse moeder zegt, dat ze vlug naar huis moet, omdat "de klein mannen alleen thuis zijn", bedoelt ze daarmee haar kinderen. En dat behoeven helemaal niet enkel jongetjes te zijn. Het slaat evengoed op meisjes.

 

Het kon wel eens gebeuren, dat een vrouw bij het overlijden van haar man achterbleef met twee kinderen, die nog niet konden lopen. Ze bleef dan "zitten mee twee platte kender", kinderen die altijd moesten zitten of liggen.

 

Onder een "haawkiendje" verstaan onze mensen een "zorgenkind", bv. een achterlijk of invalide kind, dat niet in staat zal blijken ooit op eigen benen te staan. Het "haaw" in de samenstelling stamt van het werkwoord "houden", dat in ons dialect als "hawe" uitgesproken wordt. Zoals bij praktisch alle werkwoorden wordt bovendien dan ook nog de eind-n weggelaten.

 

"Ze heej heel de reutemeteut meegebrocht" hoorden we iemand zeggen toen er een moeder met een groep kinderen op visite verscheen. Het is een onder het volk van de oudere generaties nog wel gangbare uitdrukking. Men kan ook horen zeggen: "We gaan er met heel de reutemeteut hene." "Reut" betekent: de hele boel of de hele troep. Meut is eigenlijk "oproerkraaier" of "herrieschopper." In letterlijke zin zou in Tilburg "reutemeteut" derhalve een troep herriemakers betekenen, maar zo letterlijk wordt het eigenlijk niet genomen, hoewel de gedachte aan herrie en drukte toch wel meespeelt. Wij vinden het een curieus woord - ook al door klank en ritme - dat niet zo gek is als het er uitziet. Van Dale kent namelijk "Heutemeteut", wat dus alleen in zijn beginletter verschilt. De betekenis is bij Van Dale echter heel anders dan ons "Reutemeteut." Hij omschrijft het als "onhandig persoon."

 

"Ze kwam mee d'r hele berzie overzetten", een uitdrukking, die men niet meer zo vaak zal tegenkomen, omdat de "berzies" niet meer zo dik gezaaid zijn als vroeger. Het wordt gezegd van een moeder, die - in gezelschap van een uitgebreide kinderschaar - op bezoek komt. Er klinkt vaak in door, dat men op dit bezoek - vanwege de uitgebreidheid - niet zo bijzonder is gesteld. Men zou het niet verwachten, maar dit woord "berzie" komt ook in het Algemeen Beschaafd voor en heeft daar ook de betekenis van "de hele bups of hele zooi". Wat ook al niet zo vriendelijk klinkt. Het woord houdt wellicht verband met 't Franse "barge", dat "schuit" betekent. Bij "schuit" denken ook wij weer aan 'n groep. In Tilburg leeft nog de herinnering aan "de Hasseltse Schuit", terwijl we ook een Broekhovense schuit gekend hebben. Het betrof hier groepen jongelui, die nogal baldadig plachten op te treden. We praten hier ook van een "berzie brembezen" of "bezies" en een "berzie erbezies", respectievelijk: een partij braambessen en een partij aardbeien.

 

Een vrouw die "met heel haar broelie af komt zetten", brengt een "hele streup" (rij, serie, hoop) kinderen mee. Het gebruik van het denigrerende woord "broelie" verraadt, dat men op dit bezoek helemaal niet gesteld is. Voor dat "streup" zien wij verband met "streupen", het dialectische woord voor "stropen" in de zin van afstropen. Méér concreet denken we dan aan een "streup" haver. Wanneer men van op de akker staande haver de graankorrels op een bepaalde manier met een hand afstroopt, krijgt men een tot een bundeltje verenigde haverkorrels in de vliezen tot een plukje tussen de vingers. Als zo een bijeengestroopt "plukje" zou men dan de verzameling kinderen moeten zien.

 

Een tweede huwelijk met tweeërlei kinderen kan nog wel eens moeilijkheden opleveren. De mensen weten dat en brengen die wetenschap tot uitdrukking met: "Waoter kan nou eenmaol geen bloed zetten".

 

"Een kind moet ruren of truren" betekent, dat een kind altijd bezig dient te zijn met iets te doen. Zit het maar stilletjes voor zich uit te staren, dan is dit geen goed teken. Dat "truren" zal men wel moeten zien als "treuren", waarvan dan de vrijmoedige verbastering terwille van het rijm zal hebben plaatsgehad.

 

Een grootmoeder was van oordeel, dat haar kleinkind "een leeg man nodig had om voor te zorgen". Zij bedoelde, dat dat kind zó druk was, dat het de hele persoon opeiste en derhalve iemand behoefde, die niets anders om handen had.

 

We hebben de indruk, dat de jonge generaties het niet meer verstaan, doch de ouderen weten heel goed, welke houding men heeft aan te nemen als er wordt gezegd: "Er is te veul dak op het huis". Het vormt de bedektelijke waarschuwing, dat bepaalde dingen nu niet gezegd kunnen worden, omdat er kinderen bij zijn. De uitdrukking is daarom zo praktisch in het gebruik, omdat ze zeker niet kan begrepen worden door hen, die ze niet behoeven te begrijpen. We hebben dus met een soort codetaal te maken. "Kleine potjes hebben ook oren" heeft dezelfde tendens, maar is toch iets minder gecamoufleerd. Vooral als men "unnen streup kender" (hele partij kinderen) heeft, is het wel eens oppassen.

 

We moesten wel even glimlachen toen we de uitval hoorden: "Kijk, daar komt het schokwammes weer aan met haar vigelant!" In de toon waarop de woorden werden uitgesproken, klonk niet veel waardering voor de persoon in kwestie. Lang tastten we niet in het duister over het opgeroepen beeld, want we werden geconfronteerd met een nogal dikke, achter een kinderwagen voortsjokkende vrouw, gezegend met een goed geproportioneerde boezem, die op de maat van haar gang meeschokte daar een b.h. kennelijk niet tot de uitrusting behoorde.

Het gebruik van het woord "vigelant" voor kinderwagen versterkt de spot door de overdrijving. We hebben hier te maken met het van het Frans afkomstige woord "vigilante", dat weleer ook in het Nederlands gebruikt werd. Men duidde er een gesloten huurrijtuig mee aan. Zoiets als waarmee thans romantische paartjes op hun huwelijksdag wel weer naar het stadhuis rijden.