CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (32)

 

GIERIG OF ZUINIG?

 

Bittere noodzaak was het vroeger om op de kleintjes te letten, want de meeste mensen hadden het niet breed. Zuinigheid was dus geboden. Enige tijd geleden hebt u al op CuBra uitgebreid kunnen lezen hoe vindingrijk de mensen in dezen waren. Voor wat betreft het zuinig zijn bedient de Tilburgse Taalplastiek ons maar met mondjesmaat. Gierigheid daarentegen is een heel ander verhaal. Om het ongenoegen uit te spreken over iemand die iets ruimer in z'n financieel vel zat en desondanks niets kon missen, waren er genoeg mogelijkheden in ons dialect dat de goegemeente duidelijk te maken. Hieronder een greep uit wat Pierre van Beek ons over gierig en zuinig wist te vertellen.

 

Iemand kan "zo gierig als een pin" zijn. Reken maar dat dit erg gierig is. Men praat ook van 'n "gierige" of "zuinige pin", waarmee de persoon wordt aangeduid, die de gewraakte eigenschap bezit.

Verder wordt er gesproken van "pinnekes gewicht" geven door een winkelier. En hiermee zijn we dan vermoedelijk wel gekomen aan de verklaring van de gegeven vergelijking. Tot de uitrusting van de meeste weegapparaten behoort een pin of pinnetje, nl. de naald die uiteindelijk het juiste gewicht aangeeft. Bij de ouderwetse weegschalen, die vroeger in kruidenierswinkels aan het plafond hingen, balansen met koperen of houten schalen, trof men een zeer lange naald aan, die niet aan de aandacht kon ontsnappen. De moderne snelwegers hebben trouwens ook nog vrij lange naalden, zij het dan ook niet zo groot als die van de oude balansen. Wanneer de winkelier angstvallig de naald of pin in het oog hield, opdat die toch maar zeker geen overwicht zou aangeven, gaf hij "pinnekes gewicht". De klant hield niet van zo'n scrupuleuze nauwgezetheid. Zó kreeg deze uitdrukking een denigrerende waarde.

 

Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is", zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt. Men kan er vast van op aan, dat voor zo iemand ook geldt: "Hij kan wel een halfke deurbijten al was het dat-ie van ouwerdom op z'n tandvlees liep." Er bestaan nu eenmaal van die "vuil meense"! Het typische bij deze laatste kwalificatie is, dat het woord "vuil" niet zijn normale betekenis bezit, maar met "gierig" vertaald moet worden.

Iets soortgelijks, maar dan in tegengestelde en gunstige zin, ontmoeten we wanneer er gesproken wordt van "een interessaant wijf". De bepaling bij "wijf" kan ook gemakkelijk misverstaan worden, omdat ze eveneens afwijkt van het normale woordgebruik. Ze betekent hier namelijk "zuinig".

 

Van iemand, die inhalerig is doch daarentegen zelf niet gemakkelijk "afschiet", wordt gerijmd: "Hij komt van Kleef, is méér veur "den heb" dan veur de geef".

Het woord "afschieten" heeft meer bepaaldelijk de betekenis van met geld over de brug komen of ook wel doodgewoon: "betalen".

 

Erger gesteld is het wanneer men hoort, dat iemand "z'n eigen tekort gedaan heej". Dat betekent namelijk niets meer of minder dan dat hij zelfmoord heeft gepleegd. In tegenstelling tot de grofheid, die de volksmond vaak kenmerkt, is dit keurig gezegd en bovendien ook nog raak typerend.

Dezelfde uitdrukking kennen we daarnaast nog in de meer gewone betekenis van "niet goed voor zichzelf zorgen". Bv. omdat ze te "vuil", dat is: te "gierig" zijn. Zó gierig misschien "dat ze 'n dubbeltje doorbijten". Dat gaat te ver. Hoogstens mag men het eens een keer "omdraaien" voor men het uitgeeft, hoewel men hierbij toch ook al wel de grens van overdreven zuinigheid begint te naderen.

 

"Een scheutig iemand" is een bijdehand iemand. Zegt men daarentegen: "Hij is niet erg scheutig", dan betekent dit weer merkwaardig genoeg dat hij niet gemakkelijk over de brug komt. Bv. als het op betalen ofwel "afschieten" aankomt.

Men kan ook nog een heel eind "op scheut zijn", hetgeen wil zeggen vergevorderd. Bv. bij het afleggen van een weg, het uitvoeren van een werk, maar ook in "gezegende omstandigheden".

 

Wanneer men in Tilburg zegt: "Hij is van penning zestien" bedoelt men 'n gierigaard. Iets "tegen penning zestien" verkopen is iets heel duur van de hand doen. Er werd in vroeger tijd wel geld geleend "tegen de penning zestien". Dit betekende, dat één zestiende deel van het geleende geld als rente moest betaald worden. Dat was dus behoorlijk veel, niettegenstaande het feit, dat de mensen braaf katholiek waren en de Kerk tegenstandster was van renteheffing. De tijd van Alva (1572) was vooral berucht om zijn belasting van de tiende penning, waarbij een tiende gedeelte van iedere verkoop in de schatkist gestort moest worden.

 

Om aan te duiden, dat iemand verschrikkelijk gierig is, hoorden wij zeggen: "Wat hij weggeeft, kun je beter op een schop dan in je handen nemen." Een goede verstaander heeft hier wel aan een half woord genoeg!

 

Iemand, die dik in de centen zat maar er heel zuinig mee omsprong, kreeg te horen: "Ge moet mar goed zuinig zijn, mar hedde (hebt ge) al 'ns ooit een braandkaast achter 'nen lijkwaogen zien rije?"...

 

Iemands oren kunnen ook "te dicht bij zijnen kop staan". Wie dit verweten wordt, hoort zich van gierigheid beschuldigd.

 

Wie weinig sympathie voor liefdadigheid aan de dag legt, er in ieder geval op uit is de portemonnaie dicht te houden, kan degene die een beroep op hem doet afwimpelen met: "Geven? Van geven gaat de beste geit dood". Meestal wordt de uitspraak bij wijze van aardigheidje gedaan. De humor schuilt in het feit, dat het woord "geven" in twee, elkaar niet helemaal dekkende betekenissen wordt gebruikt. Bij de geit dient men te denken aan "melk geven" wat niet hetzelfde is als iets wegschenken door een mens. Een geit wordt gehouden voor de melk. Geeft zij die niet meer dan is haar geen lang leven beschoren.

 

"Ge zult oewe vleestaand (tand) uit moete trekke", zei een huismoeder toen de vleesprijs zo sterk gestegen was, dat zij zich genoodzaakt zag heel wat minder vlees dan voorheen of helemaal geen vlees meer te gaan eten. In deze zegswijze kan het woord "vlees" vervangen worden door ieder ander product waarvan men de consumptie denkt te verminderen of helemaal stop te zetten.

 

Aan de vaderlandse wijsheid: "Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen" hebben onze mensen, in hun neiging tot breedsprakerigheid en lust tot grapjasserij, niet genoeg. Daarom voegen zij er nog aan toe:... "en as g'oe eigen nie verschoont, krijgde luizen as kamelen!"

 

"Van een halfke is de boer rijk geworre(n)!" houdt een aansporing in op de kleintjes te letten. Sinds lang kennen wij de halve cent niet meer. Hij was uitgevoerd in brons en droeg, net als de cent en de "soe" (2,5 cent) uit die dagen, op de ene zijde de Nederlandse leeuw. Het halfke had de grootte van een dubbeltje en behoorde derhalve tot de kleinste muntstukken, die men kan ontmoeten. De "soe" ontleende zijn naam aan het Franse "sou", dat echter stuiver en niet halve stuiver betekende. In Tilburg werden de "soeën" lange tijd gebruikt als gasmetermunten. Ook de halve stuivers zijn, net als de "halfkes", sinds lang door de geldontwaarding uit de mode geraakt.

 

Uit die arme weverstijd moet ook dateren de uitdrukking: "Te wijd, Bet, twee keer van doen". Dat betekende een aanmaning om wat zuinig aan te doen. Het viel te beluisteren, als er een te groot stuk van het spek of van de broodkant werd afgesneden.