CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (30)

 

TROUWEN

 

Het trouwen was natuurlijk, mede gezien de toen heersende zeden en gebruiken, een smakelijk gegeven voor de spraakmakende gemeente, die in dezen dan ook vele registers opentrok. Het kostte dus weinig moeite een dwarsdoorsnede van dit onderwerp uit de Tilburgse Taalplastiek te oogsten.

 

Van trouwen gesproken: een jongeman meende de stap gerust te kunnen gaan wagen, want - zo zei hij - "de mensen zijn toch deur voor deur getrouwd".

 

Plastisch voor de dag kwam de man, die vond dat "trouwen voer zoeken voor andermans geit was". Met die "geit" was dan oneerbiedig de dochter van een ander bedoeld.

 

Als wij vandaag van trouwen beneden zijn stand spreken, zou onze man dat wat kleurrijker gezegd hebben met: "Met een appel naar een noot schieten".

 

Nog een boerewijsheid: "Als ge gaat trouwen, moet ge beginnen met een oude vrouw en een jong varken, anders boert ge over de start (staart)". En dat betekent dan weer: Ge gaat over de kop, of: ge rooit het niet.

 

"Wie de zot trouwt om de pot, verliest de pot en houdt de zot" vindt zijn ABN-variant in: "Wie het wijf trouwt om het lijf, verliest het lijf en houdt het wijf".

 

Wij hoorden echter ooit een moeder "zin is koop" zeggen met betrekking tot een dochter, die met een jongen wilde trouwen, die door de moeder van de toekomstige bruid niet direct met open armen werd ontvangen. De uitdrukking was toen een uiting van berusting in de zin van: Je kunt er toch niets tegen doen, als ze eenmaal de zinnen op elkaar gezet hebben...

 

Nu we dan toch aan het trouwen zijn: Als een trouwziek meisje eindelijk een man definitief aan de haak geslagen heeft, wordt er wel gezegd: "Nou ze dan zo wijd is, meent ze desse (dat ze) de vogel af heej".

In het algemeen betekent "de vogel af hebben" iets gewonnen of bereikt hebben. Het gezegde vindt zijn oorsprong bij de schuttersgilden. Daar deed en doet men immers aan het "vogelschieten". Het gaat er daarbij om een op een schutsboom geplaatste houten vogel naar beneden te schieten. Gewoonlijk komt die vogel in stukken en brokken naar beneden. Wie het laatste stuk afschiet, wordt tot koning uitgeroepen.

 

Als in een gezin een van de jongere zonen eerder trouwde dan de oudste, werd dit origineel uitgedrukt met: "Daor groeit de toemet (nadruk op eerste lettergreep!) boven het hooi". "Toemet" is de gewestelijke vertaling van het ABN "toemaat", waarmede bedoeld wordt het gras, dat opgroeit nadat er voor de eerste keer gehooid is. Het gras dat in de hooimaand juli wordt gemaaid, pleegt hoger te staan dan dat van de tweede snede, de toemaat. Dat dit laatste hoger zou zijn, moet als abnormaliteit beschouwd worden. Het trouwen van een jongere zoon vóór de oudste ziet men ook als een afwijking van de normale gang van zaken.

 

"Het laatste kebke uit de maand" stamt uit de terminologie van de varkenskoopman. Onder "kab" verstond die een jong varken. Hij bracht die beestjes in een platte mand naar de Tilburgse "verkensmert", het stadsgedeelte tussen de huidige Nieuwstraat en de Primus van Gilsstraat. Om dit deel aan te duiden spreekt de oude volksmond nog van Varkensmarkt. Daar moeten we in ons geval echter niet heen. De gegeven uitdrukking heeft een figuurlijke betekenis. Men kan ze te horen krijgen als de laatste dochter uit een groot gezin aan de man is gebracht. Er zit ook in verdisconteerd, dat de zusters nogal vlot "de deur uit" zijn gegaan.

 

In met enige kinderen gezegende gezinnen werd het vroeger als het meest voor de hand liggend aangenomen, dat wanneer trouwen aan de orde kwam, de oudste zoon of dochter het eerst de stap zette. In een geval dat een vrijer uit een rij dochters niet "bovenaan" begon, maar er een uit de middenmoot koos, werd door de schoonvader van de bruid deze gang van zaken beeldend uitgedrukt met: "Hij heeft in het nest geroerd".

 

Wanneer iemand een weduwe met veel kinderen trouwde, kon men horen dat hij nogal wat aandurfde, omdat er "zoveel lappen" opstonden. Afgezien daarvan was en bleef een weduwe toch altijd nog maar "opgewermde potaosie" (het Franse potage) dus: opgewarmde soep.

 

Over een weduwnaar of weduwe die hertrouwt, heeft de spraakmakende gemeente natuurlijk ook haar zegje klaar: "De eerste trouw je uit genegenheid, de tweede uit verlegenheid". Bij deze wijsheid krijgt men dan het aardigheidje toe, dat het grootste deel van beide woorden uit dezelfde letters bestaat.

 

Als een niet zo jonge man meer trouwde met een veel jonger meisje, leverde de volksmond daarop z'n commentaar in een geestig rijmpje, dat meteen zijn stellingname tegenover de stap bepaalde. Zie maar: "Beter de broek aan een wieg gescheurd dan een oud wijf op bed gebeurd" (getild).

 

Een vrijgezel van wie niemand meer verwachtte, dat hij nog wel eens zou kunnen gaan trouwen, besloot op gevorderde leeftijd toch tot de grote stap. Toen de dorpsfilosoof het nieuws verteld werd, reageerde hij met de diepzinnige conclusie: "Als ge aan een ouwe struik water giet, gaot-ie nog wel eens bloeien!"

 

"Den dieë (of de die) is het trouwgeld niet meer waard". Een denigrerende maar aardig gevonden uitspraak over een man (of vrouw), die de spraakmakende gemeente te oud acht om nog in het huwelijk te treden.

 

Een meisje dat er nooit in geslaagd was een man te krijgen of "aan den haak te slaan" en een oude vrijster was geworden, kon men horen kwalificeren als "een votje (vaatje) zuur bier".

 

Wel eens gehoord van een "oliebruid"? Dit is de volkse kwalificatie van een meisje, dat in de zgn. "besloten tijd" van de vasten de "roepen" krijgt, omdat er grote haast bij het huwelijk is. De vastentijd was vroeger een periode, waarin voor de bereiding van het eten nogal veel olie in de plaats van vet werd gebruikt. Misschien kon van zo'n bruidje wel gezegd worden, dat ze "het wiegestro nog achter haar ogen had hangen". Dit betekent dan, dat ze nog "groen", d.w.z. onervaren was.

 

Ziet een meisje zich voor de noodzaak gesteld een gedwongen huwelijk aan te gaan, dan weet de volksmond te vertellen, "dat ze kalk in d'r ogen heeft gekregen". Een onecht kind hebben we wel eens een "kind over de halve deur" horen noemen.

 

"Wie de koei trouwt, heej 't kalf ôôk" zei de boer en dat sloeg op een gedwongen huwelijk.

Is daarentegen "het kalf de koei nie wèèrd (waard)", dan loont het niet de moeite of "het beschiet er niet aan". Bij dit "beschieten" hebben we te maken met een verouderd werkwoord, dat "waarde hebben", "helpen" of "betekenen" aanduidde. In Tilburg kan men het nog herhaaldelijk horen gebruiken.

 

En wel eens ooit horen spreken van "een kind van de beddeplank"? Daarbij gaat het dan om een kind, dat precies negen maanden na het huwelijk ter wereld kwam.

Wordt het kind vroeger geboren, dan "zit er iets van St. Anna onder". Dit moet verband houden met het gebruik, dat als een bruid als maagd naar het altaar schrijdt de lofzang van Maria werd gezongen. Was er geen maagd, dan zong men het lied van Moeder Anna. En daarmee was dan ieder voldoende georiënteerd. Vroeger zei men in Tilburg dat een bruid onder de laatste omstandigheden niet "in het wit" mocht trouwen.