CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (28)

 

DE PASTOOR

 

Net als de duivel komt ook de pastoor in de Tilburgse Taalplastiek goed aan zijn trekken. Wat aantal vermeldingen betreft, moet de laatste het echter dik afleggen tegen zijn concurrent. Desondanks valt er toch genoeg te genieten van hetgeen Pierre van Beek verzameld heeft over de vroeger mijlenver boven het gewone volk verheven functionaris.

 

"Mee de kromme errem (arm) lopen" raakt ook de pastoor, al behoeft dit wel enige uitleg. Vroeger - en in sommige dorpen wellicht thans nog - was het het gebruik, dat er in de slachttijd bij de boeren "iets van het varken" naar de pastoor werd gebracht, 'n "kermenaai" (karbonade) bijvoorbeeld. Dit gebeurde dan in de hengselmand, die uiteraard aan "een kromme arm" werd gedragen. De uitdrukking betekende derhalve, dat men wat van de slacht naar de pastoor bracht.

Er gaat het verhaal van zo'n dorpspastoor, die belangstellend bij het slachten stond te kijken en zich zichtbaar een beetje te opvallend in de voorpret verheugde, waardoor hij van de boer het volgende raadseltje op te lossen kreeg: "Witte gij, meneer pastoor, het verschil tussen O.L. Heer en dees vèrken? Nie? dan za'k 't oe zeggen: Onze Lieven Heer is veur alle minsen gestorven en dees vèrken veur mijn alleen". Dat zal wel niet zo "cru" gemeend geweest zijn als het klonk en de "kermenaai" zal desondanks toch wel "mee de kromme errem" gekomen zijn... En als het niet waar is...

 

"Hij is er mee gesteld als een wever mee 'n lui wijf" betekent dat iemand met de betrokken persoon of zaak niet veel kan uitvoeren. Dat ze hem meer tot last dan tot hulp dient.

"Ge zijt er goed mee gesteld" zegt men in onze streken. In deze zin betekent "gesteld zijn": goed van pas komen. De positieve uitdrukking wordt echter ook in negatieve zin gebruikt, zoals we hierboven al gezien hebben. Men bereikt daarmee een licht ironisch effect, zoals we dat bv. ook aantreffen in: "Ze zijn er mee gesteld als een dorp mee 'nen zotte pastoor". Men is er dan "mee opgelaten".

 

Van volkse wijsheid en ervaring getuigt: "Hoe meer kunstjes een aap kent, hoe meer hij er moet maken." De betekenis daarvan is, dat op iemand, die over veel vaardigheden beschikt - die dus van alle markten thuis is - nogal eens vaak een beroep wordt gedaan. Er zit echter toch nog een achtergrond achter de uitdrukking. En deze is, dat zo'n beroep op iemands vaardigheid te veel als de gewoonste zaak van de wereld wordt beschouwd en dat men te vaak uit het oog verliest, dat er voor zo'n extra vaardigheid misschien ook wel eens iets kon worden betaald. De pastoor doet per saldo ook geen twee missen voor één geld en voor niks gaat de zon op...

 

Wanneer iemand van een zaak goed op de hoogte is, kan men dit bij ons horen uitdrukken in de vergelijking: "Hij is er thuis als de pastoor in zijnen kerkboek". Met dit boek is dan het brevier bedoeld, waarin in een nu voorbije tijd een pastoor vele malen per dag, volgens voorschrift, placht te bidden. Een in kerk of pastorietuin brevierende pastoor vormde eens voor de gelovigen een zeer vertrouwd beeld.

We noteerden nog een andere uitdrukking, die ook een "goed thuis zijn" inhoudt. Indien iemand uitleg wordt gegeven van een zaak, waarover hij geen uitleg behoeft, omdat hij er zelf beter van op de hoogte meent te zijn dan degene die hem wil voorlichten, dan kan hij de overbodige voorlichting de pas afsnijden met: "Ge moet mij in Antwerpen de weg leren kennen!" Het komt ons voor, dat die uitroep tendeert naar een bepaald gedeelte van Antwerpen.

 

Nu we het dan toch over geld hebben: "Geld is het slijk der aarde!" preekte de pastoor in de laatste mis. De volksmond zorgde onmiddellijk voor een commentaar met: "mar hij dabt er zelf toch gère (graag) in!" Zoals hier reeds vroeger gemeld, is "dabben" gewestelijke taal voor: met slijk knoeien.

 

Dat het hemd nader is dan de rok, wil zeggen dat eenieder het eerst voor zichzelf zorgt, weet het Nederlandse woordenboek wel. Bij ons zeggen ze datzelfde op hun manier met: "De pastoor zegent z'n eigen het eerst." Wèl korter maar minder plastisch kan men ook te horen krijgen: "Eigen gaot veur!" Hier speelt echter méér de gedachte aan familiebetrekking mee. "Eigen" heeft soms de betekenis van: tot de familie behorend.

 

Als we er dan toch de pastoor bij gehaald hebben ook nog maar het volgende: "Pas op, as de pastoor gao praote, lekt alles uit". Dit vormt de waarschuwing, dat men geen dingen mag vertellen, die men ambtshalve weet en waarbij de verplichting tot geheimhouding bestaat.

 

"De pastoor en de kapelaon lopen achter hetzelfde vaon" is de meer plastische uitdrukking, dat twee mensen er dezelfde principes op na houden. Ze ligt zeer dicht bij die andere: Het zijn twee handen op één buik.

 

Op de ons gestelde vraag wat er onder een "pastoorsweeuw" verstaan dient te worden, moeten we helaas het antwoord schuldig blijven. We weten er niet méér van dan dat we hier met een al of niet echte weduwe te maken hebben. Maar misschien kan een lezer(es) ons wel uit de droom helpen.

 

Als de bisschop een priester wijdt, wijdt de duvel een pastoorsmeid", getuigt niet van veel respect voor een pastoorsmeid. Op die van de oude stempel drukte het odium, dat ze nogal bazig waren en met de pastoor samen de parochie regeerde. In meer overdrachtelijke zin kan het gezegde duiden op het bewaren van evenwicht tussen goed en kwaad.

 

Het getuigde van niet veel respect voor "het heilige huiske", doch het werd dan toch maar gezegd van een dorpspastoor: "Hij weet alles van de heilig makende Genade, maar kent geen gulden uit een cent". Daarmee was de wereldvreemdheid van het slachtoffer kernachtig geboetseerd.

 

Een Tilburgse pastoor deed in zijn zondagspreek zijn best de gelovigen uit te leggen, dat er maar één God is. Toen de voorbijrijdende tram zijn stoomfluit liet horen, raakte hij de draad niet kwijt doch paste zich slagvaardig aan de situatie aan met: "Ja, beminde gelovigen, zo waar als de tram toet, zo waar is er maar één God!" De beeldende kracht van zijn uitspraak was zodanig, dat zijn woord jaren nadien nog voortleefde. Overigens méér tot vermaak dan tot stichting.