CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (26)

 

KAARTEN

 

Behalve het drinken was ook het kaarten een geliefde vorm van tijdverdrijf. Vaak werden beide sporten samen beoefend, waardoor de emoties nog hoger opliepen dan normaal. Hoe populair het kaarten was, blijkt wel uit het grote aantal uitdrukkingen dat Pierre van Beek schijnbaar moeiteloos in de Tilburgse Taalplastiek ten tonele voerde. Hoewel wij dachten redelijk thuis te zijn in de kaartterminologie, bleek het meeste voor ons toch terra incognita te zijn.

 

Wie bij het spel "niet bekent", d.i. niet de kaart van de gevraagde kleur op tafel gooit, "sokt", afkomstig van het werkwoord "sokken". Is men echter wat "deftiger" aangelegd, dan wordt er wel van "saken" gesproken. Wie met opzet "sokt", belaaitafelt de boel, oftewel mild gezegd: hij bedriegt. Men gebruikt voor de vertaling echter liever een wat forsere krachtterm. Is het "opgelegd pandoer" dan ligt de zaak heel duidelijk.

Sommige kaarters kunnen nogal eens tekeer gaan over de slechte kaarten, die ze in handen krijgen. Ze zijn vaak zeer origineel in het uitvinden van krachttermen om uiting aan hun gevoelens te geven. Iemand zendt ons de uitdrukking "ongegaoierde kaort in z'n hand hebben". Dat zijn dan heel slechte kaarten. Mogen we hier aan "ongenadig slecht" denken?? Met zulke kaarten kun je "ginne kaoter strikken" (geen kater strikken), eens geducht en met succes je slag slaan.

 

Een kaartspeler, die slechte kaarten in handen had gekregen, hoorden wij deze kwalificeren als: "toddezakken van kaorten". In onze streken was voorheen het woord "todden" méér gangbaar dan "vodden". Ook zelfs nu nog ligt, naar wij menen, "vodden" niet al te best in een Tilburgse volksmond. Wie over "voddeman" spreekt, verraadt daarmede vaak een boven-Moerdijkse afkomst.

 

Een kaartspeler luchtte zijn ontevredenheid over de kwaliteit van zijn kaarten met de ontboezeming, dat hij waaibomenhout in zijn hand had. Hij bedoelde dat ze slecht waren en wilde meteen wat origineel uit de hoek komen. Heel erg juist lijkt ons het beeld niet. Onder een waaiboom dient men te verstaan een vrijstaande boom. Dit in tegenstelling tot een leiboom, welke tegen een muur of latwerk groeit. Over de kwaliteit van het hout wordt daarbij niets gezegd. Waaibomen kunnen immers allerlei soort bomen zijn.

 

Wanneer iemand bij het kaartspelen geen enkel "prentje" in zijn handen heeft, wordt er wel eens gezegd: "Het ziet er zo leeg uit als in de Hapertse kerk." Kaarten zonder prentjes worden ook "léége kaarten" genoemd. Zeker omdat er naar de smaak van de speler niet voldoende waarde in zit of veel tekening, zoals dat met "prentjes" het geval is. Het kan dat men het woord "léége" als "laag" dient te zien. In de vergelijking kan men ook in de plaats van de Hapertse kerk "de Stiphoutse kerk" ontmoeten. De voormalige 18de eeuwse schuilkerk van Hapert bezat geen enkel beeld. Ook de kerk van Stiphout was vroeger zó armoedig, dat er geen beelden in voorkwamen.

 

"Auwoeren troef - schuppen aos uitspeulen!" viel er weinig fijn uit de mond van een hartstochtelijke kaartspeler, die een einde wilde maken aan het gekeuvel en geklets van zijn ploeggenoten. Het beginwoord is de in onze streken veel gebruikte verbastering van 'n combinatie van "oud" met het uitoefenen van het oudste beroep ter wereld. Het betekent: kletsen of onbenullige praat verkopen.

 

Een kaartspeler, die zat te treuzelen met het op tafel leggen van een kaart, hoorde zich door een ploegmaat toevoegen: "Allé, kaorten of takkebossen!" Daarmee werd hem te verstaan gegeven, dat 't tijd werd met iets voor de dag te komen, ook al zou het gek of helemaal verkeerd zijn.

 

"Ge hebt nog een kans als er goei op de lummel liggen" wordt gezegd om aan te geven, dat er nog wel een mogelijkheid tot succes bestaat, als Fortuna tenminste een handje meehelpt. De uitdrukking stamt uit de wereld van het kaartspel. In onze stad en omgeving worden verschillende spelen met de kaart gedaan, zoals bijv. smousjassen, hoogjassen, pandoeren en nog wel andere, waarin de "lummel" een rol speelt. Die "lummel" bestaat uit een aantal kaarten, die de spelers in eerste instantie niet in handen krijgen, maar welke voorlopig na iedere "gift" op tafel blijven liggen. Er bestaat daarbij de mogelijkheid, dat een bepaalde speler zijn kaarten voor "de lummel" ruilt in de hoop, dat deze beter zijn dan die welke hij in de hand heeft.

 

"Mee aoze (azen) kunde (kun je) nie maoze!" zei een rijmelende kaartspeler toen een ploegmakker die bij het rikken "mezjère" (niets halen) deed, "er in speelde". Een troost in een dergelijke situatie ligt in de waarheid-als-een-koe: Er in gespeeld is ook gespeeld.

 

De kaartspelers hebben we hier al eens meer op laten draven. Ze zijn er weer eens.

Degene, die voorzichtig speelt, "zit te huipen", zo schrijft men ons. Dit zou dan weer een andere betekenis zijn, dan die welke wij aan "huiperd", waarover we hier reeds vroeger schreven, meenden te moeten toekennen. Een huiperd was immers 'n huichelaar of farizeeër.

 

Foezelen bij het kaartspelen zou, volgens onze zegsman duiden op "slecht spelen". Wij dachten dat het meer te maken had met oneerlijk spelen.

 

Wie onbegrepen speelt, "speelt een ander van 't seef" of "leidt hem van het nest".

Moet er betaald worden omdat de partij verloren is, dan kan dat, bij grof spel, nog wel eens "duur op 't stok komen".

Toen iemand tijdens het kaarten een medespeler stilletjes een teken gaf, kreeg hij van een ander de waarschuwing: "Mok (maak) gin (geen) pergestikus". Moeten we hierin misschien het Franse woord "gestes" (gebaren) zien?

"Ik laat mijn kaart muken" zei een speler en hij liet ze nog even op tafel liggen toen anderen die van "de eerste gift" al opraapten. "Muken" - men hoort ook "meuken" - dat wij hier al eens behandelden, is Middelnederlands en betekent zacht of rijp laten worden, bv. appels.

Iemand die bij het kaarten links naast degene zit, die de kaarten gegeven heeft, "zit op de vurhaand" (voorhand) en is het eerst aan de beurt om te zeggen wat hij van plan is te doen.

 

"Aachteraaf kaokelen de kiepen", zei de wat geïrriteerde kaartspeler, die zich na het spel door zijn "maat" voorgerekend zag hoe hij eigenlijk had behoren te spelen. Hij bedoelde dat het gemakkelijk praten is, wanneer men de gang van zaken kent.

Het leuke hierbij is echter, dat de uitdrukking ook een letterlijke betekenis bezit. "Aachteraaf" (achteraf) betekent niet alleen nà een voorafgaande gebeurtenis maar tevens "verafgelegen". Iemand woont "achteraf", dat is ver buiten de bebouwde kom. Dat was o.a. het geval met boeren en die hielden steeds kippen.

 

Een kaartspeler, die bij het rikken "acht slagen deed" zei: "Hier, sopt hier oewen erpel (aardappel) maar 'ns in!" Het klonk als een uitdaging, die suggereerde, dat de tegenpartij hard zou moeten spartelen om hem "er in te speulen."

 

Een kaartspeler trok een uit te spelen kaart en hij liet dat vergezeld gaan van de mededeling: "Ze moeten van goeie huize komen". Hij gaf daarmee te kennen, dat hij heel wat "in zijn handen" had en dat het de tegenpartij niet gemakkelijk zou vallen hem te overtreffen."

 

Een vrouw, die pas het kaartspel rikken had geleerd, speelde een tegenspeelster, die "mezjèr" deed, "er in". Zij gaf zichzelf een compliment met de enthousiast gestelde vraag: "Is dat niet goed gestoten voor een jonge bok?" Daarbij wordt dus uitgegaan van de gedachte, dat een jonge bok ook het stoten nog moet leren. De algemene betekenis van de uitdrukking is het leveren van een prestatie door iemand, waarvan wordt aangenomen, dat hij er nog niet de nodige vaardigheid voor verworven heeft.