CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (21)

Drinken (1)

In vergelijking met nu waren er vroeger niet zo veel mogelijkheden om je te vermaken. Geen wonder dat er toentertijd veelvuldig naar de fles met alcoholische versnaperingen werd gegrepen. De vermelding door Pierre van Beek in zijn artikel "Broekhoven trok eens heel wat Tilburgers" (Het Nieuwsblad van het Zuiden - 29 april 1971) van het feit, dat café "Het Groenewoud" tussen 1880 en 1890 bij Dirkzwager te Schiedam een contract had lopen om vierhonderd liter jonge jenever per maand af te nemen, sluit hier wel bij aan. Niet zo uitzonderlijk dus, dat we in de Tilburgse Taalplastiek flink wat uitdrukkingen tegenkomen, waarmee onze voorouders op bovenmatig alcoholgebruik van deze of gene wezen.

"Hij zuipt as 'nen èchel" wordt gebruikt om aan te geven, dat iemand heel veel drinkt. "Èchel" is een in Zuid-Nederland gebruikt woord voor bloedzuiger. Bloedzuigers werden vroeger voor medische doeleinden gebruikt. Men nam daarmede patiënten bloed af in de plaats van het latere aderlaten. Men sprak van "koppen zetten." Bloedzuigers zijn platte, dunne zwarte aaltjes van ongeveer een 12 centimeter lengte. Aan beide einden van het lichaam hebben zij een zuignap, zodat hij aan weerskanten "werkt". Één zo'n beestje kan 15 gram bloed uit een mensenlichaam zuigen, terwijl er nog een zelfde hoeveelheid wegvloeit door nabloeden. Bij het zuigen ziet men de beestjes opzwellen. Men treft ze wel aan op glibberige stenen in beken. Ons Kempische Duizel in de "Acht Zaligheden" was vroeger bekend om zijn kwekerijen van bloedzuigers. Deze werden zelfs geëxporteerd naar Duitsland, Polen en Italië. Daar de wetenschap nu over betere methodes beschikt, zijn de aloude bloedzuigers op non-actief gekomen.

 

Wie "zuipt als een Tempelier" gaat zich te buiten aan een overmatig gebruik van sterke drank. Waarom de Tempelier hier in de weinig vleiende vergelijking paradeert? De Tempeliers vormden een in 1119 in Jeruzalem gestichte geestelijke ridderorde, die haar ontstaan aan de Kruistochten dankte en na het einde hiervan naar Europa kwam. O.a. hadden zij een vestiging op Hof ter Brake te Alphen. Of ze zich onderscheidden door veel drinken weten we niet. Wèl staat historisch vast, dat ze geleidelijk aan in een kwade reuk geraakten en van allerlei lelijke dingen beschuldigd werden. Het werd zó erg, dat paus Clemens V zich in 1312 genoodzaakt zag de orde op te heffen. Dit geschiedde na het voeren van een berucht geworden proces tegen de Tempeliers. Wij vermoeden, dat hierin wel de oorsprong van de uitdrukking zou kunnen liggen.

 

Iedere Tilburger weet wel wat betekent "goed onder de pekel houden", wanneer dit niet in de letterlijke maar in de figuurlijke zin gebruikt wordt. Het wil zeggen: een stevige borrel drinken. De borrel speelde vroeger in onze stad - toen er geen vertier te vinden was - een belangrijker rol dan tegenwoordig. Dat men bij het kaartspelen gauw een "half motje" (half maatje) of een "tennen bruukske" in huis haalde voor de gezelligheid was "ketting en inslag".

Van iemand, die gestorven was, hoorden wij onlangs een oude burger zeggen: "Hij zit goed onder de pekel, de pieren hebben er ginnen goeien aon!". Op niet mis te verstane manier werd hier te kennen gegeven, dat de overledene zijn hele leven lang een flinke borrel had gedronken.

 

"Hij spierst er niet in" hoort ook in deze buurt thuis in die zin, dat het betekent iets graag drinken. Maar dit "iets" is dan hier wel zeer concreet een borreltje jenever. Wie er wel in "spierst", zou het voor consumptie ongeschikt kunnen maken, want "spiersen" is "spuwen". We hebben hier met een wel typisch gewestelijk woord te maken. Men vindt het ooit weer terug in het woord "kringeskesspierser", d.w.z. "kringetjesspuwer", waarmee een baliekluiver wordt aangeduid.

 

"Hij tutert goed" kon men vroeger van een jonge moeder horen, als ze bedoelde dat haar baby goed dronk. Het werkwoord "tuteren" vonden we niet in Van Dale. Wordt er van een volwassen man gezegd, dat "hij goed tutert", dan betekent dat, dat hij rijkelijk veel alcoholica tot zich pleegt te nemen. Heeft dus ook weer met drinken te maken, maar dan toch in andere zin als in het eerste voorbeeld.

 

Maar wat dienen we te verstaan onder iemand waarvan wordt gezegd, dat hij "te veel naar de zolder heeft gekeken"? Het is een verzachtende manier van aan te geven, dat de betrokkene een borreltje te veel op heeft. Men moet zich de situatie zó voorstellen, dat iemand bij het naar binnenwippen van een borrel het hoofd een weinig in de nek buigt en derhalve naar de zolder kijkt...

 

We kennen mensen die "goed van innemen" en anderen die "goed van aannemen" zijn. De eerste categorie weet alcoholica meer dan behoorlijk te waarderen, de tweede toont zich vatbaar voor adviezen of gelooft gemakkelijk wat door anderen gezegd wordt. Een borreltje nemen heet wel: Even doorsmeren.

 

Onmiskenbaar Tilburgs is: "Hij heej te veul Knegtel gezien", wat gezegd wordt van iemand die te diep in het glaasje heeft gekeken. Knegtel is immers een nog in Tilburg bestaande bekende handel in wijn en gedistilleerd.

 

Wie "afgelaoie (geladen) is", heeft te diep in het glaasje gekeken. Een beetje Tibethaansachtig luidt dat in klassiek Tilburgs: "Hij hô'm om". Voor degenen die niet in het serail zijn opgevoed: Hij had hem om.

 

Een mens kan "de brom in hebben". In Tilburg bedoelt men daarmee: De p... in hebben.

De oorspronkelijke betekenis van de uitdrukking is echter: dronken zijn of een stuk in zijn kraag hebben.

 

"Het is nie goed dat-ie vremde torens ziet" zou gezegd worden van iemand, die - als hij op reis gaat - thuis pleegt te komen met een stuk in zijn kraag of "een snee in zijn neus".

 

Het kan gebeuren, dat iemand "geen been meer kent". Dat betekent dan, dat hij laveloos dronken is.