"Hij zuipt as 'nen èchel" wordt gebruikt om aan te
geven, dat iemand heel veel drinkt. "Èchel" is een in
Zuid-Nederland gebruikt woord voor bloedzuiger. Bloedzuigers
werden vroeger voor medische doeleinden gebruikt. Men nam daarmede
patiënten bloed af in de plaats van het latere aderlaten. Men
sprak van "koppen zetten." Bloedzuigers zijn platte,
dunne zwarte aaltjes van ongeveer een 12 centimeter lengte. Aan
beide einden van het lichaam hebben zij een zuignap, zodat hij aan
weerskanten "werkt". Één zo'n beestje kan 15 gram
bloed uit een mensenlichaam zuigen, terwijl er nog een zelfde
hoeveelheid wegvloeit door nabloeden. Bij het zuigen ziet men de
beestjes opzwellen. Men treft ze wel aan op glibberige stenen in
beken. Ons Kempische Duizel in de "Acht Zaligheden" was
vroeger bekend om zijn kwekerijen van bloedzuigers. Deze werden
zelfs geëxporteerd naar Duitsland, Polen en Italië. Daar de
wetenschap nu over betere methodes beschikt, zijn de aloude
bloedzuigers op non-actief gekomen.
Wie "zuipt als een Tempelier" gaat zich te buiten aan
een overmatig gebruik van sterke drank. Waarom de Tempelier hier
in de weinig vleiende vergelijking paradeert? De Tempeliers
vormden een in 1119 in Jeruzalem gestichte geestelijke ridderorde,
die haar ontstaan aan de Kruistochten dankte en na het einde
hiervan naar Europa kwam. O.a. hadden zij een vestiging op Hof ter
Brake te Alphen. Of ze zich onderscheidden door veel drinken weten
we niet. Wèl staat historisch vast, dat ze geleidelijk aan in een
kwade reuk geraakten en van allerlei lelijke dingen beschuldigd
werden. Het werd zó erg, dat paus Clemens V zich in 1312
genoodzaakt zag de orde op te heffen. Dit geschiedde na het voeren
van een berucht geworden proces tegen de Tempeliers. Wij
vermoeden, dat hierin wel de oorsprong van de uitdrukking zou
kunnen liggen.
Iedere Tilburger weet wel wat betekent "goed onder de pekel
houden", wanneer dit niet in de letterlijke maar in de
figuurlijke zin gebruikt wordt. Het wil zeggen: een stevige borrel
drinken. De borrel speelde vroeger in onze stad - toen er geen
vertier te vinden was - een belangrijker rol dan tegenwoordig. Dat
men bij het kaartspelen gauw een "half motje" (half
maatje) of een "tennen bruukske" in huis haalde voor de
gezelligheid was "ketting en inslag".
Van iemand, die gestorven was, hoorden wij onlangs een oude burger
zeggen: "Hij zit goed onder de pekel, de pieren hebben er
ginnen goeien aon!". Op niet mis te verstane manier werd hier
te kennen gegeven, dat de overledene zijn hele leven lang een
flinke borrel had gedronken.
"Hij spierst er niet in" hoort ook in deze buurt thuis
in die zin, dat het betekent iets graag drinken. Maar dit
"iets" is dan hier wel zeer concreet een borreltje
jenever. Wie er wel in "spierst", zou het voor
consumptie ongeschikt kunnen maken, want "spiersen" is
"spuwen". We hebben hier met een wel typisch gewestelijk
woord te maken. Men vindt het ooit weer terug in het woord "kringeskesspierser",
d.w.z. "kringetjesspuwer", waarmee een baliekluiver
wordt aangeduid.
"Hij tutert goed" kon men vroeger van een jonge moeder
horen, als ze bedoelde dat haar baby goed dronk. Het werkwoord
"tuteren" vonden we niet in Van Dale. Wordt er van een
volwassen man gezegd, dat "hij goed tutert", dan
betekent dat, dat hij rijkelijk veel alcoholica tot zich pleegt te
nemen. Heeft dus ook weer met drinken te maken, maar dan toch in
andere zin als in het eerste voorbeeld.
Maar wat dienen we te verstaan onder iemand waarvan wordt gezegd,
dat hij "te veel naar de zolder heeft gekeken"? Het is
een verzachtende manier van aan te geven, dat de betrokkene een
borreltje te veel op heeft. Men moet zich de situatie zó
voorstellen, dat iemand bij het naar binnenwippen van een borrel
het hoofd een weinig in de nek buigt en derhalve naar de zolder
kijkt...
We kennen mensen die "goed van innemen" en anderen die
"goed van aannemen" zijn. De eerste categorie weet
alcoholica meer dan behoorlijk te waarderen, de tweede toont zich
vatbaar voor adviezen of gelooft gemakkelijk wat door anderen
gezegd wordt. Een borreltje nemen heet wel: Even doorsmeren.
Onmiskenbaar Tilburgs is: "Hij heej te veul Knegtel
gezien", wat gezegd wordt van iemand die te diep in het
glaasje heeft gekeken. Knegtel is immers een nog in Tilburg
bestaande bekende handel in wijn en gedistilleerd.
Wie "afgelaoie (geladen) is", heeft te diep in het
glaasje gekeken. Een beetje Tibethaansachtig luidt dat in klassiek
Tilburgs: "Hij hô'm om". Voor degenen die niet in het
serail zijn opgevoed: Hij had hem om.
Een mens kan "de brom in hebben". In Tilburg bedoelt men
daarmee: De p... in hebben.
De oorspronkelijke betekenis van de uitdrukking is echter: dronken
zijn of een stuk in zijn kraag hebben.
"Het is nie goed dat-ie vremde torens ziet" zou gezegd
worden van iemand, die - als hij op reis gaat - thuis pleegt te
komen met een stuk in zijn kraag of "een snee in zijn
neus".
Het kan gebeuren, dat iemand "geen been meer kent". Dat
betekent dan, dat hij laveloos dronken is.