CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (18)

 

HET ONVERSTAANBARE DIALECT

 

We hebben het al wat keren meegemaakt, dat niet-Tilburgers, door Pierre van Beek als niet-autochtonen, buitenstaanders, niet-inboorlingen of vreemdelingen in Jeruzalem betiteld, zich tegenover ons beklaagden over het feit, dat sommige dialectische uitdrukkingen voor hen volkomen onverstaanbaar waren. Daar was natuurlijk niets tegenin te brengen. Pierre van Beek besteedde aan dit gegeven natuurlijk ook aandacht in zijn Tilburgse Taalplastiek. Meestal deed hij dat aan het eind van een aflevering. Wel probeerde hij de pijn wat te verzachten door er nog op te wijzen dat het ABN in dezen ook niet geheel vrijuit ging.

 

Dialect

Soms leidt ons dialect wel eens tot totale onverstaanbaarheid voor de buitenstaander. Een klassiek voorbeeld is daarvan de uitroep van de Willem II-supporter op de voetbaltribune vlak vóór de wedstrijd: "'k Wossebegosse", waarop zijn makker antwoordde: "Asse mar kosse!" en een derde toeschouwer voegde daar nog aan toe: "Summedene". Vertaald betekent dat alles bij elkaar: "Ik wou dat ze begonnen. Als ze maar konden. Zo meteen".

 

Tot slot nog een dialectaardigheidje. "Toetheetoehojbem!" Natuurlijk 'n beetje "gemeen", dat we de woorden aan elkaar schrijven! Het zijn geen ontcijferde hiëroglyfen uit het graf van de Egyptische pharao Toet-Anch-Amon. Kijk maar: toe thee toe hoj bem. En dat betekent: tot thee toe had hij bij hem. Bv.: alles had hij bij zich, zelfs tot thee toe. Zo zeggen we dat in Tilburg!

 

Tot slot voor de aardigheid nog een fikse Tilburgse alliteratie: "Zôj zo zuut zat zèn zi-j." ("Zou hij zo zoet genoeg zijn, zei hij" - de thee bijvoorbeeld!)"

 

Tot slot een dialectaardigheidje, dat men ons reeds enige malen toegezonden heeft en dat wel tot het klassieke Tilburgs gerekend mag worden. Jammer genoeg kunnen we de uitspraak niet precies aanduiden, maar dat is voor Tilburgers geen beletsel. Hier gaat ie dan: "Ulliede gullie den ulliën ook?" (Oliën jullie die van jullie ook? bv. de koffiemolen!) De uitdrukking is verbazend aardig vanwege het ritme, de klanknabootsing en de opeenvolging van nagenoeg dezelfde klanken. Het is werkelijk alsof men aan de zwengel van een koffiemolen zit te draaien... Dus toch iets méér dan zo maar een aardigheidje! Ja, we beschikken in Tilburg over onbekende taalvirtuozen!

 

Tot slot nog het volgende aardigheidje: Twee meisjes liepen door de Heuvelstraat. De een zei tot de ander toen ze een aardige jongen gepasseerd waren: "Kekt 's of ie kekt en as-ie kekt nie kèke!" (Kijk eens of hij kijkt en als hij kijkt niet kijken...)

 

Tenslotte nog een gewestelijk taalaardigheidje! Een vader zei tot zijn zoon: "Is dè praot, die gij prot; prot praot net as ik praot, dan protte pas praot!"

 

Tot slot nog een Tilburgs dialectaardigheidje: "Zit nie aon oe bölleke te pölleke(n)". Een lekker zinnetje! Vanwege zijn ritme, herhaling van lettergrepen en klank. Bovendien is het verschil in beide woorden eigenlijk slechts één letter. Dus veel fraais in kort bestek. Voor de niet-autochtonen, die met de vertaling niet klaar mochten komen, hier staat: "Zit niet aan je bolletje (hoofdje) te pulken". Maar nu is alle moois ineens geëlimineerd. Waaruit men weer eens ziet hoe vertalers verraders kunnen zijn...

 

Tot slot een echt dialectzinnetje: "Hij zaat op z'n hukkus vur de knorriekooi". Die man zit op zijn hurken voor de kanariekooi. Dit voor de niet-inboorlingen!

 

Tenslotte nog een aardig dialectpuzzeltje, dat voor de "inboorlingen" weinig moeilijkheden oplevert, hoe vreemd het er ook uit mag zien: Vraokoewiets? Dat is: Vraag ik je iets?

 

Tenslotte nog een aardigheidje, dat een bejaarde inzender vanaf zijn twaalfde jaar als herinnering meedraagt. In 1899 was op de Koestraat 95 de kruidenierswinkel gevestigd van C. van Spaendonk-Donkers. Hier kwamen de boeren van de Heikant en uit den Udenhout winkelen. Ze brachten dan een wegge (ovaalvormige kluit) boter en eieren mee in plaats van geld en ontvingen daarvoor kruidenierswaren. Bij een vrouwelijke klant ontwikkelde zich steevast het volgende gesprek: Wè zal 't zèn Mie? - Tej! - Weffre tej? - Tej lek me gat hej! En dat betekende dan: Wat zal het zijn Mie? - Thee! - Welke thee? - Thee zoals we gehad hebben! Het is het mooiste als men het hardop leest.

 

 

ABN

Dat echter zelfs Algemeen Beschaafd Nederlands totaal onverstaanbaar klinkt, komt niet zo vaak voor. Zegt u echter eens een beetje vlug en zonder accentueren onverwacht tot iemand: "Maaien abten hooi?" Dat verstaat geen mens. Neergeschreven is er de aardigheid af, het gaat enkel om het gehoor. De twee eerste woorden vloeien voor het gehoor - dank zij de door een "a" gevolgde "n" samen tot het zonderlinge "maaienabten" en de "h" van "hooi" valt bij het vlugge spreken gedeeltelijk verloren. Neemt u voor de aardigheid maar eens de proef. Verstaat iemand het zinnetje desondanks, dan komt dat omdat de betrokkene dit artikeltje gelezen heeft.

 

Spreek eens vlug achter elkaar de volgende onzin: "Aala taal, papa thaarman, tlama thooi, endes ikat mee." Hier staat: "Aal (vrouwennaam) at aal (paling), pap at haar man, 't lam (jong schaap) at hooi, en de sik (geit) at mee."