De
Tilburger van weleer kan wel een meester genoemd worden in het
plastisch typeren van zijn vrouwelijke medemens. We liepen de hele
Tilburgse Taalplastiek eens door en hieronder vindt u wat Pierre
van Beek over dit onderwerp op papier zette.
We
beschikken in onze streek over heel wat kwalificaties om een
bepaald soort vrouw aan te duiden, waarbij soms fijne nuances
worden aangebracht. En zo'n woord kan soms zó rijk aan inhoud
zijn, dat men er heel wat Algemeen Beschaafd Nederlands voor nodig
heeft om de waarde enigszins nauwkeurig te omschrijven. Onze
mensen begrijpen echter in één slag wat er mee bedoeld wordt, al
slagen ze er dan ook niet steeds in die betekenis zelf onder
woorden te brengen. Aardige voorbeelden vinden wij in "wilde
rammel" en in "hollewaai". "Dè's me toch (dat
is me) 'n wilde rammel!" zegt men. En ook: "O, de die,
dè's 'n echte hollewaai!" In beide gevallen wordt een vrouw
of meisje bedoeld.
Een
"wilde rammel" is een dartele, uitgelaten,
jongensachtige vrouw, die zich weinig van aan haar sekse nu
eenmaal gestelde grenzen aantrekt. Ze vraagt zich dus niet af:
"Of het wel vuugt". Dit soort figuren geniet over het
algemeen wel sympathie in het gezelschapsleven. Ze zijn niet
teergevoelig tegenover anderen, maar kunnen zelf ook een stootje
verdragen. Van haar wordt geaccepteerd wat een ander zich niet
veroorloven kan, want... het is nu eenmaal zo'n wilde rammel.
Daarom heeft ze "'n stripke veur".
In
een "hollewaai" vindt men verschillende van de zo juist
vermelde eigenschappen terug, maar alles op een lager niveau en
van sympathie kan eigenlijk geen sprake meer zijn. Het begrip
"hollewaai" wandelt voor ons gevoel tégen - zo niet
reeds óver - de grens van het zedelijk toelaatbare. Het blijft
echter moeilijk de nuance zuiver te leggen. Wel geloven we, dat
men een meisje of vrouw liever als "wilde rammel" dan
als "hollewaai" hoort betitelen. Niet uitgesloten is,
dat "rammel" iets te maken heeft met
"rammelaar" in de betekenis van mannelijk konijn, welk
woord in onze streken ook gebruikt wordt. Dit is weer afkomstig
van het oudere werkwoord "bronstig zijn"...
"Een
fijn trip" daartegen is een kwalificatie voor een vroom
meisje, waarbij het denigrerende, dat men in het begrip kwezel
aantreft, ontbreekt.
Soms
wordt een bepaalde vrouw aangeduid als "een rits". Dat
is er een, die opvallend snel is in haar handelen (watervlug) en
ook steeds gehaast over de straat loopt, zodat haar activiteit -
of moeten we het zien als gespannenheid? - ook in haar gang tot
uiting komt. De benaming komt van het werkwoord
"ritsen", dat o.a. er snel van door gaan kan betekenen.
Van
een vrouw kan gezegd worden, dat ze "alle kantjes
afritst" of "ze ritst van d'een naar d'ander" of
"ge ziet ze overal naar toe ritsen". Het werkwoord wordt
bij voorkeur met betrekking tot vrouwen gebruikt. Een vrouw, die
zich kenmerkt door haar aanleg om "op rits te gaan" kan
gekwalificeerd worden als "een grote rits". Zij is
overal present en zorgt er voor, dat haar niets ontgaat. Deze
eigenschap pleegt in een vrouw niet erg gewaardeerd te worden.
"Dat
is er een van d'aawluvie". Die uitdrukking hebben we nooit
eerder ontmoet, maar een niet meer zo jeugdige Tilburger
verzekerde ons, dat zij vroeger in oud-Tilburg toch algemeen
gangbaar was. Met deze uitdrukking wordt een vrouw van de oude
stempel of een ouderwetse vrouw aangeduid, zo luidde de
verklaring. "Waar komt dat rare woord vandaan?"
"Dat moet jij nou maar eens uitzoeken". Dat hebben we
dan ook gedaan. "D'aaw" is een samentrekking van het
lidwoord "de" met het dialectische woord
"oud", zoals dat gebruikt wordt bij een vrouwelijk
zelfstandig naamwoord. Dat zelfstandige naamwoord is hier het
Middelnederlandse "lovie", dat echter ook gebruikt werd
als "luvie". En dat betekent: zondvloed. "Luvie"
is ook in het Middelnederlands vrouwelijk. Wie "van d'aaw
luvie is" dateert derhalve uit de tijd van de oude zondvloed.
En dat is wel lang geleden. We hebben hier tegelijkertijd te maken
met de graag gebruikte overdrijving om eens kernachtig uit de hoek
te komen.
Een
vrouw die graag en vaak koffie drinkt, wordt gekwalificeerd als
"koffielut". Van Dale geeft voor "lut", dat
hij Zuid-Nederlands noemt: sul van een vrouw en talmster. Zó erg
is het met onze Tilburgse "koffielut" niet gesteld. Als
een eretitel geldt de benaming toch echter ook niet. Er klinkt
vaag wel iets door van een te veel koffie drinken met het meestal
daaraan verbonden stil zitten. Voor het bakje koffie neemt men
zijn gemak, zeker als de buurvrouw er bij het "half elfke"
ook aan te pas komt. Het werkwoord "koffielutten" komt
ook voor.
Een
lezer zou graag weten wat eigenlijk een "magoggel" is.
Wij kennen dit woord vooral in de combinatie met "dik".
Men spreekt derhalve van "een dikke magoggel". Eigenlijk
is dit een pleonasme, omdat men twee keer hetzelfde zegt, zoals bv.
in: een witte schimmel. Het woord komt van "machoch",
ook wel "machochel" of "machoechel". Tenslotte
kennen we ook nog "machol". Al deze woorden duiden een
dikke, vette vrouw aan. Zo eentje, die in haar vet schudt als een
gelatinepudding: één duwtje er tegenaan en de pudding "kwabbert"...
Machog of Magog is het Godvijandige rijk van koning Gog, dat bij
het einde van de wereld zal vernietigd worden. Men treft beide
namen o.a. aan in de Apocalyps. Betekenis en verhouding der namen
zijn duister.
Wel
eens een vrouw als "tuinèkster" horen betitelen? Dat is
er eentje, die overal present is waar ze meent iets van haar
gading te kunnen vinden of waar koopjes te halen vallen. Een
ekster staat bekend als een vogel, die de neiging heeft
verschillende dingen weg te slepen, vooral wanneer het om
blinkende voorwerpen gaat zoals bv. gouden ringen en zilveren
theelepeltjes. Bij kauwen en roeken hebben wij diezelfde
hebbelijkheid vastgesteld. Die legden ook een voorkeur aan de dag
aan de vroeger veelal rode lucifers.
Een
molenaar had gewoonlijk nogal een zwaar paard. Het is geen
compliment wanneer er van een vrouw gezegd wordt: "Ge kent ze
nie meer terug; 't is vort net 'nen meulepèèrd". De slanke
lijn laat in zo'n geval veel te wensen over.
Er
wordt ook nog gepraat over een "meukelwefke" (wijfje),
wat volgens onze zegsman dan een vies en onooglijk klein vrouwtje
zou zijn.