Wat
de Tilburgse Taalplastiek zo leesbaar maakt, is dat Pierre van
Beek zich niet alleen puur beperkt tot de taalkundige feiten, maar
deze ook weet te omlijsten met allerlei interessante
achtergrondinformatie, die de aandacht steeds gevangen houdt.
Gezien zijn artikelenreeks in het Nieuwsblad van het Zuiden over
Tilburg en omstreken kon hij hiervoor putten uit zijn haast wel
encyclopedische kennis over het Tilburgse en bovendien kwamen ook
zijn lezers met de nodige wetenswaardigheden voor de dag.
Botermans
Wanneer
iemand moeilijk een beslissing kon nemen in 'n bepaalde
aangelegenheid, omdat er risico aan verbonden was, zei de oude
Tilburger: "Kom, kom, Botermans waogde z'n dochter wel en dè
was zo'n kostelijk paand." Als vreemdeling in het Tilburgse
Jeruzalem zal men lang naar de herkomst van dit gezegde moeten
zoeken. Hier komt ze. De heer Botermans dreef destijds het
voornaamste hotel van Tilburg, nl. "De gouden Zwaan",
dat aan den Heuvel stond, daar waar zich nu de "Hema"
bevindt. Zijn dochter trouwde met een kelner uit de zaak, een
verbintenis, die de openbare mening nogal als een waagstuk
beschouwde en dit - klein en dorps als de samenleving hier was -
niet onder stoelen of banken stak. De eervolle levensloop van
wijlen de bekende wethouder P.G. Bergmans, naar wie thans in
Tilburg reeds sinds vele jaren een straat heet, heeft het bewijs
geleverd hoe de volksopinie zich vergiste en hoe de "vox
populi" niet de "vox dei" geweest is...
Jan
Pigge
Het
kon moeilijk anders of de "geit van Jan Pigge" is ook op
komen draven. Meerdere briefschrijvers attendeerden er op en het
heeft de schijn, dat we hier te maken hebben met iemand wiens
"gevleugeld woord" het in het Tilburgse leven van
vandaag nog altijd doet. Nog herhaaldelijk kan men in Tilburg
horen: "'t Lijkt wel de geit van Jan Pigge!" of in een
variant: "Jè, jè, ik heur 't, de geit van Jan Pigge!"
In de plaats van Pigge wordt echter ook wel Pigmans gezegd.
Een
briefschrijver meent, dat de uitdrukking ongeveer zestig jaar oud
zal zijn en dat ze teruggaat tot de tijd, dat het wereldvermaarde
circus Barnum en Baily op den Besterd stond. De dressuurnummers
schenen op de heer Pigmans zoveel indruk gemaakt te hebben, dat
hij zijn geit wat kunstjes trachtte te leren. Volgens anderen zou
hij er nog meer gedresseerde dieren op na gehouden hebben. In
ieder geval had hij een geit wier intelligentie hij op zekere dag
publiekelijk demonstreerde in een soort circusvoorstelling. Een
briefschrijver meldt, dat er zelfs van een echt circus sprake was,
waarmee genoemde Tilburger niet alleen in Nederland maar zelfs in
België successen geoogst heeft. De Tilburgse gymnastiek- en
specialiteitenvereniging "De Spartanen" is uit dit
circus voortgekomen, 'n afstamming, die zij nooit heeft
verloochend. Vandaar, dat zij in haar naam de merkwaardige
toevoeging "specialiteitenvereniging" voert. Dit wijst
er nog op, dat men hier met méér dan een gewone
gymnastiekvereniging te doen heeft.
Jan
Pigge vertoonde dus op zekere avond zijn gedresseerde geit. Het
dier weigerde echter hardnekkig zijn kunsten uit te voeren en toen
redde zich Jan uit de min of meer netelige situatie met de
kernachtige opmerking: "Na ver.... ze het en giesteren deej
ze 't zo goed!" Dit excuus heeft waarschijnlijk een storm van
hilariteit veroorzaakt. In elk geval is het zodanig ingeslagen,
dat hierdoor de herinnering aan Jan Pigge en zijn geit tot nu toe
is levend gebleven.
Wanneer
thans iemand iets wil demonstreren, dat juist op het moment, dat
men zijn diensten verwacht, hardnekkig weigert en hij durft zich
het excuus "gisteren ging 't nog zo goed" te laten
ontvallen, loopt hij in Tilburg groot risico ten antwoord te
krijgen: "'t Lijkt wel de geit van Jan Pigge!". Neemt u
de proef maar eens! Bv. met uw aansteker. Dat is zo'n instrument,
dat nogal nukken vertoont en waarvan de eigenaar zich dan dikwijls
geroepen voelt het pleit voor zijn eigendom op te nemen.
Als
we goed zijn ingelicht was aan genoemd circus ook een Tilburgse
artist verbonden, die naar de naam Dusée luisterde. Wat hier ook
van zij, vast staat wel, dat zekere Tilburgse Dusée een verstokt
vrijgezel was, en daarbij ook een grapjas, die de volgende woorden
op zijn rekening geschreven ziet. Als er sprake was over trouwen,
zei hij steeds: "Ze hebben Onze Lieve Heer gemarteld en
gekruisigd, maar nog nie laten trouwen!" Een geestige climax,
vindt u niet?
Witlox
(1)
De
vader van een lezer hield er een, in dit verband passende,
merkwaardige uitdrukking op na om te kennen te geven, dat iemands
verhaal wel erg onwaarschijnlijk klonk. Hij placht dan te zeggen:
"'t Kan zeejen, zeej Witlox". Men geloofde dan geen zier
van het vertelde. Wie Witlox was, weet de inzender niet. Wij
brengen de uitdrukking in verband met "zeggen", waarvan
de derde persoon nog enkelvoud verleden tijd in ons dialect wel
als "zeej" gebruikt wordt. (Soms ook - nog platter:
"zî-j"!) We kunnen dan komen tot "men zeej"
of "men zei". En wat "men" zegt... nou, dat
blijft vaak voor rekening van die "men". Of weet iemand
een betere verklaring?
Witlox
(2)
"Het
kan zeejen zeej Witlox" meldden wij in een vorig artikel.
Inzender wist niet wie Witlox was. Nu, een lezer is ons dat
precies uit de doeken komen doen. Het moet hier gaan over Noud
Witlox, die al tijdens de eerste wereldoorlog, dus tussen
1914-1918 overleden is. Hij was een welgestelde burger, kort en
dik van postuur en ging altijd goed gekleed. Hij bezat twee
bierbrouwerijen. Eén in Haren en één aan de "rechterzijde
van het kerkplein op de Heikant". Aan dit plein had hij ook
nog een zeer behoorlijke boerderij, die tevens als woonhuis
diende. De woning staat er nog - zij het in zeer vervallen staat.
Hij hield ook personeel, t.w. een knecht en meiden.
Onze
Witlox, een gul en goed mens, was ook lid van Tilburgs
gemeenteraad. Op de dag van de raadsverkiezingen kon iedereen in
de herbergen waar zijn bier verkocht werd, gratis drinken, van
welke gelegenheid "door sommigen misbruik gemaakt werd"
voegt onze briefschrijver er lakoniek aan toe. Nu was Noud in de
raad geen prater. In zijn stamherberg op het Lijnsheike bij
"Piet Vriel" (Piet van Riel, de kastelein en niet de
bakker die ook zo heette) werd wel eens aanmerking op Noud's
zwijgen in de raad gemaakt. Zijn enige repliek luidde dan:
"Spreken is zilver maar zwijgen is goud"...
Aldus
eindigt het verhaal van onze inzender die zich "ene
genekaantse" noemt en die - naar wij menen te weten -
"in zijn tijd" in Tilburg ook wel wat heeft "meegepolletiekt"...
Woestenbergh
Wanneer
men vraagt waar iemand uithangt, kan men van de oude Tilburger nog
wel eens te horen krijgen: "Hij is tabak haole bij
Woestenbergh." Het betrof hier een bekende tabak- en
snuifzaak in de Heuvelstraat, daar waar zich momenteel een
bontzaak bevindt. Aan de westkant naast Pierson. De heer
Woestenbergh was het prototype van een geacht en echte Tilburgse
middenstander, de gemoedelijkheid zelve en met een warm hart voor
de stad. In zijn winkel trof men nog de ouderwetse tonnetjes voor
de tabak en snuif aan. Als symbool voor zijn bedrijf hingen aan de
gevel o.a. een stel zonderlinge, vlechtachtige voorwerpen, die
naar wij altijd gemeend hebben, een voorstelling van pruimtabak
moesten betekenen. Genoemde zaak vormde voor enige Tilburgers een
gezellig middelpunt, waar menig uurtje met een babbeltje werd
doorgebracht. De heer Woestenbergh was o.a. jaren lang voorzitter
van de afdeling Tilburg van de Kon. Ned. Maatschappij voor Land-
en Tuinbouw, die weleer haar jaarvergaderingen placht te besluiten
met het eten van worstebrood. Ook goed Tilburgs gebruik!...