CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (13)

 

GEVLEUGELDE WOORDEN (2)

 

Wat de Tilburgse Taalplastiek zo leesbaar maakt, is dat Pierre van Beek zich niet alleen puur beperkt tot de taalkundige feiten, maar deze ook weet te omlijsten met allerlei interessante achtergrondinformatie, die de aandacht steeds gevangen houdt. Gezien zijn artikelenreeks in het Nieuwsblad van het Zuiden over Tilburg en omstreken kon hij hiervoor putten uit zijn haast wel encyclopedische kennis over het Tilburgse en bovendien kwamen ook zijn lezers met de nodige wetenswaardigheden voor de dag.

 

Botermans

Wanneer iemand moeilijk een beslissing kon nemen in 'n bepaalde aangelegenheid, omdat er risico aan verbonden was, zei de oude Tilburger: "Kom, kom, Botermans waogde z'n dochter wel en dè was zo'n kostelijk paand." Als vreemdeling in het Tilburgse Jeruzalem zal men lang naar de herkomst van dit gezegde moeten zoeken. Hier komt ze. De heer Botermans dreef destijds het voornaamste hotel van Tilburg, nl. "De gouden Zwaan", dat aan den Heuvel stond, daar waar zich nu de "Hema" bevindt. Zijn dochter trouwde met een kelner uit de zaak, een verbintenis, die de openbare mening nogal als een waagstuk beschouwde en dit - klein en dorps als de samenleving hier was - niet onder stoelen of banken stak. De eervolle levensloop van wijlen de bekende wethouder P.G. Bergmans, naar wie thans in Tilburg reeds sinds vele jaren een straat heet, heeft het bewijs geleverd hoe de volksopinie zich vergiste en hoe de "vox populi" niet de "vox dei" geweest is...

 

Jan Pigge

Het kon moeilijk anders of de "geit van Jan Pigge" is ook op komen draven. Meerdere briefschrijvers attendeerden er op en het heeft de schijn, dat we hier te maken hebben met iemand wiens "gevleugeld woord" het in het Tilburgse leven van vandaag nog altijd doet. Nog herhaaldelijk kan men in Tilburg horen: "'t Lijkt wel de geit van Jan Pigge!" of in een variant: "Jè, jè, ik heur 't, de geit van Jan Pigge!" In de plaats van Pigge wordt echter ook wel Pigmans gezegd.

Een briefschrijver meent, dat de uitdrukking ongeveer zestig jaar oud zal zijn en dat ze teruggaat tot de tijd, dat het wereldvermaarde circus Barnum en Baily op den Besterd stond. De dressuurnummers schenen op de heer Pigmans zoveel indruk gemaakt te hebben, dat hij zijn geit wat kunstjes trachtte te leren. Volgens anderen zou hij er nog meer gedresseerde dieren op na gehouden hebben. In ieder geval had hij een geit wier intelligentie hij op zekere dag publiekelijk demonstreerde in een soort circusvoorstelling. Een briefschrijver meldt, dat er zelfs van een echt circus sprake was, waarmee genoemde Tilburger niet alleen in Nederland maar zelfs in België successen geoogst heeft. De Tilburgse gymnastiek- en specialiteitenvereniging "De Spartanen" is uit dit circus voortgekomen, 'n afstamming, die zij nooit heeft verloochend. Vandaar, dat zij in haar naam de merkwaardige toevoeging "specialiteitenvereniging" voert. Dit wijst er nog op, dat men hier met méér dan een gewone gymnastiekvereniging te doen heeft.

Jan Pigge vertoonde dus op zekere avond zijn gedresseerde geit. Het dier weigerde echter hardnekkig zijn kunsten uit te voeren en toen redde zich Jan uit de min of meer netelige situatie met de kernachtige opmerking: "Na ver.... ze het en giesteren deej ze 't zo goed!" Dit excuus heeft waarschijnlijk een storm van hilariteit veroorzaakt. In elk geval is het zodanig ingeslagen, dat hierdoor de herinnering aan Jan Pigge en zijn geit tot nu toe is levend gebleven.

Wanneer thans iemand iets wil demonstreren, dat juist op het moment, dat men zijn diensten verwacht, hardnekkig weigert en hij durft zich het excuus "gisteren ging 't nog zo goed" te laten ontvallen, loopt hij in Tilburg groot risico ten antwoord te krijgen: "'t Lijkt wel de geit van Jan Pigge!". Neemt u de proef maar eens! Bv. met uw aansteker. Dat is zo'n instrument, dat nogal nukken vertoont en waarvan de eigenaar zich dan dikwijls geroepen voelt het pleit voor zijn eigendom op te nemen.

Als we goed zijn ingelicht was aan genoemd circus ook een Tilburgse artist verbonden, die naar de naam Dusée luisterde. Wat hier ook van zij, vast staat wel, dat zekere Tilburgse Dusée een verstokt vrijgezel was, en daarbij ook een grapjas, die de volgende woorden op zijn rekening geschreven ziet. Als er sprake was over trouwen, zei hij steeds: "Ze hebben Onze Lieve Heer gemarteld en gekruisigd, maar nog nie laten trouwen!" Een geestige climax, vindt u niet?

 

Witlox (1)

De vader van een lezer hield er een, in dit verband passende, merkwaardige uitdrukking op na om te kennen te geven, dat iemands verhaal wel erg onwaarschijnlijk klonk. Hij placht dan te zeggen: "'t Kan zeejen, zeej Witlox". Men geloofde dan geen zier van het vertelde. Wie Witlox was, weet de inzender niet. Wij brengen de uitdrukking in verband met "zeggen", waarvan de derde persoon nog enkelvoud verleden tijd in ons dialect wel als "zeej" gebruikt wordt. (Soms ook - nog platter: "zî-j"!) We kunnen dan komen tot "men zeej" of "men zei". En wat "men" zegt... nou, dat blijft vaak voor rekening van die "men". Of weet iemand een betere verklaring?

 

Witlox (2)

"Het kan zeejen zeej Witlox" meldden wij in een vorig artikel. Inzender wist niet wie Witlox was. Nu, een lezer is ons dat precies uit de doeken komen doen. Het moet hier gaan over Noud Witlox, die al tijdens de eerste wereldoorlog, dus tussen 1914-1918 overleden is. Hij was een welgestelde burger, kort en dik van postuur en ging altijd goed gekleed. Hij bezat twee bierbrouwerijen. Eén in Haren en één aan de "rechterzijde van het kerkplein op de Heikant". Aan dit plein had hij ook nog een zeer behoorlijke boerderij, die tevens als woonhuis diende. De woning staat er nog - zij het in zeer vervallen staat. Hij hield ook personeel, t.w. een knecht en meiden.

Onze Witlox, een gul en goed mens, was ook lid van Tilburgs gemeenteraad. Op de dag van de raadsverkiezingen kon iedereen in de herbergen waar zijn bier verkocht werd, gratis drinken, van welke gelegenheid "door sommigen misbruik gemaakt werd" voegt onze briefschrijver er lakoniek aan toe. Nu was Noud in de raad geen prater. In zijn stamherberg op het Lijnsheike bij "Piet Vriel" (Piet van Riel, de kastelein en niet de bakker die ook zo heette) werd wel eens aanmerking op Noud's zwijgen in de raad gemaakt. Zijn enige repliek luidde dan: "Spreken is zilver maar zwijgen is goud"...

Aldus eindigt het verhaal van onze inzender die zich "ene genekaantse" noemt en die - naar wij menen te weten - "in zijn tijd" in Tilburg ook wel wat heeft "meegepolletiekt"...

 

Woestenbergh

Wanneer men vraagt waar iemand uithangt, kan men van de oude Tilburger nog wel eens te horen krijgen: "Hij is tabak haole bij Woestenbergh." Het betrof hier een bekende tabak- en snuifzaak in de Heuvelstraat, daar waar zich momenteel een bontzaak bevindt. Aan de westkant naast Pierson. De heer Woestenbergh was het prototype van een geacht en echte Tilburgse middenstander, de gemoedelijkheid zelve en met een warm hart voor de stad. In zijn winkel trof men nog de ouderwetse tonnetjes voor de tabak en snuif aan. Als symbool voor zijn bedrijf hingen aan de gevel o.a. een stel zonderlinge, vlechtachtige voorwerpen, die naar wij altijd gemeend hebben, een voorstelling van pruimtabak moesten betekenen. Genoemde zaak vormde voor enige Tilburgers een gezellig middelpunt, waar menig uurtje met een babbeltje werd doorgebracht. De heer Woestenbergh was o.a. jaren lang voorzitter van de afdeling Tilburg van de Kon. Ned. Maatschappij voor Land- en Tuinbouw, die weleer haar jaarvergaderingen placht te besluiten met het eten van worstebrood. Ook goed Tilburgs gebruik!...