Nummer 91
onderhands
- verkering - jongensgek
"Een
goei paard wordt niet gemert" heeft zowel een letterlijke als
een figuurlijke betekenis. Iedere boer weet, dat een goed paard
niet op de markt komt. Dit heeft in zijn eigen omgeving wel een
zodanige reputatie, dat zo'n dier gemakkelijk onderhands verkocht
wordt. Als we dit volksgezegde zouden willen moderniseren, dan
behoeven we maar het woord "paard" door "auto"
te vervangen.
In
overdrachtelijke zin gebruikt, wordt met het "paard" een
"meisje" bedoeld. Een te goeder naam en faam bekend
staand meisje komt gewoonlijk vanzelf wel aan een vrijer. Zij
behoeft in ieder geval niet de jongens achter na te lopen.
versleten
Wordt
er van iemand gezegd, dat hij "aftaands aan het worden
is", dan zitten we daarmee ook weer in de wereld van het
paard. De uitdrukking betekent: oud worden of ook wel versleten
geraken. Bij een jong paard verwisselen de tanden. Dit is echter
afgelopen bij het zevende jaar. Dan heeft het dier voortaan een
volwassen gebit en dan kan men aan de tanden de leeftijd niet meer
aflezen. Vóór de zeven jaar valt die echter op te maken uit de
jaarkringen van de tanden.
De
ABN-uitdrukking, dat men een gegeven paard niet in de bek moet
kijken, houdt uiteraard nauw verband met bovenstaand. Men kan niet
verwachten een jong paard ten geschenke gekregen te hebben. Het
zal wel "aftands" zijn.
terechtwijzen
"Jongen,
het zal er veur oe inhangen als ge thuiskomt". Deze
waarschuwing kreeg een knaap te horen, die het heel erg verbruid
had. Ze houdt in, dat hem een flink standje of erger te wachten
staat.
weten
En
lezer, kent u "de zeuven zonden"? Als ge dat kunt
beweren, dan weet ge waar, in een bepaald geval, de schoen wringt
of de oorzaak van een gebeurtenis ligt. De uitdrukking wordt
meestal in een ongunstige betekenis gebruikt.
sterven
Iemand
liep eens in een begrafenisstoet mee, maar hij werd daar van zijn
plaats verdrongen door een familielid, dat beweerde "de
veurrouw" te hebben. We hebben hier te maken met het,
overigens ook niet in Van Dale vermelde woord
"vóórrouw". De goeie man bedoelde, dat hij in de stoet
moest lopen vóór degene wie hij zijn plaats betwistte, omdat hij
nader aan de overledene verwant of ouder was dan zijn
"concurrent".
Men
kan dit nu allemaal pietluttigheid vinden om over zo iets te
redetwisten, maar zo'n inbreuk in de hiërarchie werd vroeger -
vooral op de dorpen - heel zwaar genomen. We herinneren ons een
geval, dat er - na een begrafenis - heel wat "schaand"
werd gesproken over iemand die de overtreding van de ongeschreven
wet had begaan. Overigens wel een gezapig land, waar de
"zorgen" op dit niveau lagen!...
mis
Wordt
er over een bepaalde zaak of situatie gezegd: "'t Was me weer
van Jan schrap me de wortel", dan kan men er van op aan, dat
dit geen compliment inhoudt, maar dat het er van alle kanten mis
was.
samenhang
- beroepskeuze
De
ABN-uitdrukking "van de hak op de tak springen", die
inhoudt telkens van het ene onderwerp, zonder verband, op het
andere over springen, weten wij in onze streek, op méér eigen en
niet minder originele manier te versieren. Wij springen "van
de os op de ezel". Dit heeft evenwel ook nog andere waarden.
De
uitdrukking kan tevens aangeven: vaak van beroep veranderen. Maar
dan steeds in die zin, dat de betrokkene er op achteruit gaat.
Vooral in verband met het begrip "achteruitgaan" moet
het niet uitgesloten geacht worden, dat er oorspronkelijk niet van
een "os" maar van een "ros" (paard) gesproken
is. Dit lijkt logischer, omdat men dan tenminste met twee
rijdieren te maken heeft. De os werd wèl voor ploegen gebruikt
rond het begin van onze eeuw en daarvoor, maar men reed er niet
op.
zingen
Vroeger
hebben we hier als kostelijke vondst al eens een zingende bas
opgevoerd, die zong "tot 't wit zand toe". En dat zit
diep! Een tegenhanger daarvan kwam dezer dagen op ons bureau
neergefladderd over een sopraan. "Ze zong zó hoog, da ge er
mee geen leer (ladder) bij kost (kon)". Bijzonder geestig,
doordat hier opzettelijk gemanoeuvreerd wordt met twee
verschillende begrippen van het éne woord "hoog". Een
typisch foefje van sofisten of de fout van onzindelijke
redenerende domoren. Voor ons gaat de eerste prijs echter altijd
nog naar de wit-zand-bas!
TILBURGER
Nummer 92
onbelangrijk
- pijn
Een
oud moedertje hoorden we zeggen: "'t Is de pent nie wert!"
Het ligt voor de hand, dat men - zonder de betekenis van de
uitdrukking te kennen - het woord "pent" vertaalt door
"pijn", want van dat ABN-woord is het de dialectische
weergave. "Ik heb veul pent" betekent: "Ik heb veel
pijn!" Het aangehaalde moedertje bedoelde echter: Het is de
moeite niet waard. Daarmee komt de zaak iets anders te liggen.
Gezien de Franse inslag, die wij nogal eens in onze taal en vooral
ook in de Brabantse grensstreek ontmoeten, zijn we geneigd te
denken, dat we hier te maken hebben met de verbastering van het
Franse "peine", dat immers ook "moeite"
betekent. Dat het Middelnederlandse "pine" ook
"pijn" aanduidt, lijkt ons hier niet ter zake dienende,
hoewel ook de uitdrukking "het is de pijn niet waard",
onder bepaalde omstandigheden, niet als zinloos beschouwd kan
worden.
onophoudelijk
Voor
een vreemd "ratjetoe" staan we met: "toe öt den
tôôre toe", dat we ook in een gesprek opvingen. De spreker
was echter wel iets duidelijker dan wij nu hier, want hij zei:
"Hij bleef maar aanhouwen toe öt den tôôre toe". In
een helder ogenblik meenden we hier het woord
"uitentreuren" te ontdekken. Nu is dit woord uit het
ABN, dat door onze gewone man nauwelijks ooit gebruikt wordt. Het
is hem "te hoog" en te deftig Nederlands. Hij heeft het
echter wel eens ergens gehoord en haalt er nu een
"toren" bij. Dat is tenminste iets wat hij kent en hem
in ieder geval aan iets geweldigs doet denken. Zo hebben we hier
dus te maken met een volksetymologie, die een vreemd aandoend
woord vervangt door een méér bekend.
mengelmoes
Wat
het "ratjetoe" betreft, waaraan wij zelf ons hierboven
schuldig maken, dit is Algemeen Beschaafd "Nederlands".
Misschien is het echter toch wel aardig te weten, dat we hier weer
eens met verbasterd Frans te maken hebben. Het komt van
"ratatouille", waarmee dooreengestampte middagkost bij
soldaten wordt aangeduid, maar dat in figuurlijke zin ook
minderwaardige rommel, mengelmoes of zootje betekent.
duivel
- schijnheilig
We
kregen nog een variant op een reeds vroeger behandelde
uitdrukking: "De fèn zijn de mèn, zeej den duvel, de
groffen komen vanzelf wel". De variant daarop luidt: "en
'nen groffe vang ik tussenbaaie ôôk". "Tussenbaaie"
is tussenbeide of somtijds, en "fèn" betekent
"fijn" in de zin van overdreven godsdienstig, tot op het
kwezelachtige af.
meegaand
Wie
"uit de hand pikt" wordt beschouwd als een gemakkelijk,
tam mens, die men kan laten doen wat men wil. De uitdrukking houdt
natuurlijk verband met de vogel- en pluimveewereld. Als
vertegenwoordigers hiervan hun voedsel uit de hand pikken, zijn
zij in het licht van hun schuchtere aard gezien nogal tam.
miskraam
Krijgt
in onze contreien een vrouw een miskraam, dan heeft ze "de
kèr (kar) omgegooid".
lauw
Een
lezer zet ons een kopje koffie voor, die "lierlauw"
genoemd wordt. Dat is gewesttaal voor "nog maar een beetje
lauw". Er bestaat zelfs een werkwoord "lierlauwen",
dat dan "even lauw maken" betekent.
kletsen
Dit
is heel iets anders dan het Zuid-Nederlandse werkwoord "lierelauwen"
in de vergelijking: "Ze zaten te lierelauwen als twee dronken
schoenmakers". Hier betekent het: wauwelen of een eentonig
geluid maken. Men blijkt ook te kunnen "lierelauwen" op
een doedelzak...
platteland
Voor
de zoveelste keer valt het weer eens op hoe veelvuldig onze
gewesttaal haar spontane plastiek ontleent aan het leven op het
platteland en hoe nauw ze daarmee van oudsher verweven zit. Daar
dit platteland steeds meer door de industrialisatie verdrongen
wordt, ligt het ook voor de hand, dat een dergelijke taalplastiek
eveneens naar de achtergrond wordt gedrukt om tenslotte uit te
sterven. Een reden te meer ze hier en ook elders, waar men zich
met de studie van de streektaal op hoog niveau bezighoudt,
definitief vast te leggen. De tijd daarvoor dringt bepaald, want
straks zullen veel bronnen, waaruit we nu nog direct kunnen
putten, opgedroogd zijn.
TILBURGER
Nummer 93
rijk
- sterven - "nooi"
"Wie
het mist heej, stèrft 't nooist" luidt een oude, Tilburgse
volkswijsheid, die zich niet zo heel fraai in het Algemeen
Beschaafd Nederlands laat vertalen. Daar zou dit zinnetje als
volgt dienen te luiden: "Wie het meeste heeft, sterft het
meest node." (Tilburgse tanden doen van zulk een taaltje
pijn. Dat zit hem vooral in "node". We zouden niet
gaarne de Tilburgers de kost geven, die - hoewel ze overigens toch
heel behoorlijk ABN kunnen spreken - met het dialectische "nooi"
geen raad weten als het op "vertaling" aankomt.
"Node" wordt praktisch door geen Tilburger gebruikt. Dan
zegt hij nog liever "niet graag" of "met
tegenzin".) De betekenis van de wijsheid is wel duidelijk:
wie over veel geld en goed beschikt, neemt daarvan niet gaarne
afscheid. Bij het sterven moet dat echter wel, want dan krijgt men
een "jas zonder zakken" aan. Men kan zijn bezit niet
meenemen. Guido Gezelle kende onze uitdrukking voor Vlaanderen
ook. Hij verwoordde ze als volgt: "Noodst van al sterft, die
meest van al moet laten".
luxe
Origineel
en sterk beeldend is het volgende: "Als een vrouw 't
circuspèrdje (paardje) uithangt, kost ze veul strooi." Men
geeft hiermee aan, dat een vrouw die van luxe en opsmuk houdt een
dure vrouw is. Gezelle zegt: "Witte peerden eisen veel
stro". Dat zal wel nodig zijn om te voorkomen, dat het dier
onbesmeurd zijn witheid kan bewaren.
koppig
Het
paard treedt herhaaldelijk op in volksgezegden. We hebben er hier
nog een paar. "Als 't ene paard steeg is en 't ander nie
trekt, dan raokte (raak je) niet van de plaots." Dat spreekt
vanzelf want dan trekken beide paarden niet. In zijn figuurlijke
betekenis lijkt het ons wel verwant met: "Met kwaadwillige
honden is het slecht hazen vangen."
verkering
- jongensgek
Het
volk is ook van oordeel, dat "de krib niet naar het paard
moet komen." Dat is zoiets als de verkeerde wereld. Met
"krib" wordt hier bedoeld een voederbak voor beesten,
die tegen een muur bevestigd kon zijn of op schragen stond. In de
laatste vorm trof men hem vroeger aan bij landelijke cafés langs
de weg, waar vooral de voerlui plachten "aan te leggen".
De gegeven uitdrukking heeft echter steeds een figuurlijke
betekenis. Zij wil dan uitspreken, dat het meisje de jongen niet
behoort achterna te lopen. De jongen dient zelf te komen. Als het
paard naar zijn krib. Een zich opdringend meisje loopt het risico
van weinig waardering of respect te ondervinden. Dit zelfde wordt
ook nog op een andere maar niet minder kernachtige manier onder
woorden gebracht met: "Als het hooi naar de wagen komt, zijn
de hooivorken goedkoop".
vluggerd
- haast
Een
Tilburgse moeder stond tegen een kennis de lof van haar kind te
zingen. Uit haar mond noteerden wij: "'t Is 'n gaawske, een
rat is er mar 'n bisje (beestje) bij". Zij bedoelde dat het
om een vlug kind ging, zó rap, dat men het zelfs nog niet met een
rat kon vergelijken. De niet geringe mate van overdrijving in het
beeld werkt hier komisch, doch degenen die de hyperbool gebruiken,
blijken zich hiervan niet bewust. Dat "beestje" als
instrument tot overdrijving hebben we vroeger hier al eens eerder
ontmoet. Het betrof toen een vergelijking, waarin gezegd werd:
"'t Bels spoor is er mar 'n bisje bij".
Een
curieus woord is "gaawske". De eerste lettergreep vormt
de dialectische uitspraak van het bijvoegelijke naamwoord of
bijwoord "gauw" (vlug), waaraan als tweede lettergreep
de in onze zuidelijke streken nog wel gebruikelijke
verkleiningsuitgang "ske" wordt toegevoegd. Men krijgt
nu een zelfstandig naamwoord, dat in het ABN niet bestaat. Daar
zouden we bv. "vluggerdje" kunnen zeggen.
In
onze streken is nóg een van "gauw" afgeleid zelfstandig
naamwoord gangbaar t.w. "gauwte". Dat wordt echter
alleen gebruikt in de verbinding: "in de gauwte". In ons
dialect luidt dat dan tenslotte "in de gaawte". Het
betekent: inderhaast of vlug.
eruitzien
"Hij
ziet er uit alsof hij mee de knijnen (konijnen) deur de trollies
(tralies) eet" kan men in onze dagen nog regelmatig te horen
krijgen. Dat betekent geen compliment voor iemands uiterlijk
voorkomen. De betrokkene ziet er dan vermagerd, slecht en ongezond
uit alsof hij voortdurend honger heeft geleden. Een heel goed
voorbeeld van Tilburgse taalplastiek.
TILBURGER
Nummer 94
bemoeien
"Ieder
moet er zijn neus over dreugen (drogen), tot Jan Rat mee z'nen
örgel!" zei de man geprikkeld. Wat breedsprakerig bedoelde
hij duidelijk te maken, dat iedereen zich met de affaire bemoeide.
De opgevoerde Jan Rat moet echter Jan Rap zijn. Hiermede wordt nl.
"gespuis" bedoeld en, in meer algemene zin, ook de
"grote hoop" of "iedereen". Vaak ook hoort men
praten van Jan Rap en zijn moer, waarmee dan het gemene volk
bedoeld wordt.
feeks
Een
van de weinig vriendelijke woorden, die de volksmond voor een
vrouw over heeft is "loeder". Men verstaat daaronder een
kwade, gemene vrouw. Zo'n echt canaille, waar we het ook al eens
over gehad hebben. We hebben hier te maken met een
Middelnederlands woord, dat "lokaas of verlokkelijke
gestalte" betekende. Als zodanig is het woord afgesleten,
maar de ongunstige klank in zijn oorsprong ging niet helemaal
verloren.
landelijk
En
ooit horen zeggen, dat "het er een echte boeretij" was?
Dat betekent dat het er echt landelijk naar toegaat, zoals bv. op
een gezellige, ouderwetse bruiloft. "Tij" was de naam
voor een verzamelplaats, waar de oude Germanen recht spraken. Er
wordt wel aangenomen, dat men dit woord nog terugvindt in de
streeknaam "Goedetijd" te Alphen en in "Tijvoirt",
welke laatste naam men onder Goirle aantreft, al praat de
volksmond daar van "Tèvert".
feest
Het
schijnt, dat er in onze streken ook gesproken wordt van "kedaai"
in de betekenis van "feest", al hebben wij zelf het
nooit gehoord. Men zou ook praten van een groot en een klein
kedaai. Wat dan een groot of een klein feest betekent.
verbazen
- schut, voor
"Van
de pot gerukt" is iemand, die na een of andere opmerking raar
staat te kijken of "voor schut staat".
snel
- goedlopend
Een
zich snel verbreidend gerucht, een goed draaiende machine, een
goede functionerende onderneming en een neusverkoudheid kunnen
allemaal "lopen als een ziekte".
bleek
Ziet
een mens er erg bleek uit, dan kan dat "bleek als de
ziekte" genoemd worden.
kaartspel
Een
kaartspeler, die zat te treuzelen met het op tafel leggen van een
kaart, hoorde zich door een ploegmaat toevoegen: "Allé,
kaorten of takkebossen!" Daarmee werd hem te verstaan
gegeven, dat 't tijd werd met iets voor de dag te komen, ook al
zou het gek of helemaal verkeerd zijn.
verwaand
- bed
"Hij
ligt wijd (ver) achter mijne poet(s)zak" kan een Tilburger
zeggen. Dit betekent, dat de bedoelde persoon de spreker niet kan
evenaren, zich niet met hem kan meten. Hetzij wat het bezit van
geld of betrekking betreft. De woorden kunnen echter ook slaan op
geestelijke standing, al legt degene, die van zichzelf het beeld
in deze zin zou gebruiken, niet direct een bewijs van zijn
"standing" af. Waarschijnlijk wordt met poet(s)zak wel
geldzak bedoeld. "Poet" is in het Bargoens of dieventaal
het woord voor "geld".
Men
kan ook te horen krijgen: "In zijn poet(s)zak kruipen".
Dit betekent dan: naar bed gaan. Zou dit kunnen slaan op bewaren
van geld in het bed of in de bedstee?
terechtwijzen
- omslagdoek
Een
baas kreeg een tip, dat een van zijn mensen zijn taak niet goed
verrichtte. Hij repliceerde met: "Wacht maar eens, ik zal hem
wel eens aan zijn follie trekken". Dit wil zeggen: achter
zijn vodden zitten of ter verantwoording roepen. We hebben hier
kennelijk met een heel ouderwetse baas te maken gehad, want zijn
"follie" verbergt het verouderde gewestelijke woord
"falie". Een falie was een lange, zwarte doek, soms met
kap, en met franjes afgezet, die door vrouwen werd gedragen,
speciaal bij begrafenissen. Men was dan meteen helemaal in de
rouw. "Falie" komt misschien van het Franse "faille",
dat lange sluier of hoofddoek aanduidt. Het gekke is, dat de
Fransman van geen kanten weet, hoe hij aan zijn "faille"
is gekomen. Er wordt zelfs wel aangenomen, dat de zaak juist
omgekeerd aan de steel zit als wij hierboven zegden. Waarmee dan
bedoeld wordt, dat faille is overgenomen uit het Middelnederlandse
"falie". Wij zijn niet de enigen, die bij een ander iets
lenen!
opschieten
Verdient
iemand een aansporing om met zijn werk maar eens een beetje voort
te maken, dan kan hij die aanmerking krijgen met: "Zie maar
eens dat ge de schotels onder de aanrecht krijgt". Staan de
schotels eenmaal op de aangeduide plaats, dan kan men immers
aannemen, dat de omwas gereed is.
TILBURGER
Nummer 95
armoede
- geld
"Wie
geen rooie cent bezit", heeft niets. Onze mensen leggen er
graag nog een schepje bovenop en dan komt men tot een uitspraak
als de volgende: "Als ie zijn broek meej de pijpen omhoog
hangt, valt er nog ginne (gene) rooie vaderlander er uit".
Dat "rood" slaat natuurlijk telkens op de kleur van het
brons.
verkwisten
Wanneer
iemand "de centen steken" wordt de betrokkene te vlot
geacht in het uitgeven van geld, meestal met de oorzaak, dat hij
geen geld "gewend" is en de weelde niet verdragen kan.
Hij weet "ze niet vaast te hawen" (houden). Voor dit
alles kan men ook te horen krijgen, dat "de centen hem in
zijn zak zitten te springen".
geld
- pastoor - knoeien
Nu
we het dan toch over geld hebben: "Geld is het slijk der
aarde!" preekte de pastoor in de laatste mis. De volksmond
zorgde onmiddellijk voor een commentaar met: "mar hij dabt er
zelf toch gère (graag) in!" Zoals hier reeds vroeger gemeld,
is "dabben" gewestelijke taal voor: met slijk knoeien.
kwaad
- "kwaad"
"Hij
schupte uit kaoighei meej twee beên ineens". In het Algemeen
Beschaafd Nederlands, waar men het gebruikte beeld vermoedelijk
wel niet zal tegenkomen, zouden we hier zeggen: "Hij schopte
van kwaadheid met twee benen tegelijk". Dat is een kostelijke
overdrijving, die zelfs voor het onmogelijke niet terugschrikt.
Niettemin zet ze behoorlijk kracht bij aan de aard van het
schoppen en daaraan voorafgegane woede.
Voor
het woord "kwaadheid" noteerden wij in onze streek -
naast "kaoighei" - nog twee gelijkwaardige variaties. We
hoorden ook zeggen "kwaoighei" en zelfs "kottighei".
Wat het laatste betreft, is het voor een niet-ingewijde niet
gemakkelijk daarin nog 't woord "kwaad" terug te vinden.
In ons dialect is dat "kaod" of "kwaod".
Verbogen komen we dan tot "k(w)aoie" of "k(w)aoi".
Het eerste voor mannelijk en vrouwelijk, het tweede voor onzijdig.
meervoudsvorming
Er
zit echter nog méér interessants in de gegeven uitdrukking. Er
is namelijk sprake van "been" terwijl er zeer duidelijk
"benen" bedoeld wordt. Dit gebruik van enkelvoud voor
meervoud is hier niet een op zichzelf staand geval. Men kan deze
verwisseling in ons dialect regelmatig ontmoeten. Een boer heeft
bijvoorbeeld "twintig koei". En niet de
"koeien" maar de "koei" lopen in de wei of
worden gemolken. De ouderwetse Tilburger of Brabander vraagt niet
waar zijn "schoenen" staan, maar hij heeft het over zijn
"schoen". Logisch had men derhalve in Tilburg niet een
"koeienmert" (markt) maar een "koeimert" en
ook een "Koeistraat", waarbij dus niet aan één maar
aan meerdere koeien werd gedacht. Niet al te best thuis zijnde in
de diepe geheimen van onze schone taal hebben latere geslachten
vermoedelijk in de "i" geen meervoudsvorm meer gevoeld.
Ze hebben het wat sjieker willen maken en het - naar zij meenden -
méér naar het ABN getrokken. Daarmee werd echter een
taalverarming geïntroduceerd, omdat de collectiviteitsgedachte
verdween. Zo zitten wij - en ook wel andere plaatsen - dan met een
Koestraat, die voor ons best een Koeistraat had mogen zijn. Wat er
uit één zo'n Tilburgs zinnetje toch niet allemaal te voorschijn
kan komen!
loon
- zakgeld - incasseren
"Hij
heeft z'ne pree weer gebeurd" betekent dat de man geld
ontvangen heeft voor gepresteerde arbeid. In meer brede zin
gebruikt, kan hij echter ook wel zijn zakgeld bedoelen. Dat
"pree" is afkomstig van het Franse woord "prêt",
dat soldij betekent en alleen voor de betaling aan soldaten wordt
gebruikt. Voor officieren is het daar weer iets anders.
Het
werkwoord "beuren" in de betekenis van geld voor zijn
werk ontvangen, klinkt erg Tilburgs. Vooral in arbeidskringen werd
het eertijds en wordt het ook nu nog wel veel gebruikt. Men kende
nauwelijks een ander woord om de handeling in kwestie aan te
duiden. Men ging en gaat eenvoudig: beuren. Al geniet dit woord
bij ons dan ook extra voorkeur, het behoort toch tot het ABN.
TILBURGER
Nummer 96
maskerade
"Lachende
mundjes (mondjes) zijn bijtende hundjes (hondjes)" is een
eigen vertolking van een levenswijsheid. Het houdt de waarschuwing
in, dat men nog niet immer het vertrouwen kan schenken aan mensen,
die altijd met een overdreven vriendelijk gezicht rondlopen. Dit
kan wel een masker zijn, dat ze gebruiken om des te gemakkelijker
niet toelaatbare streken uit te halen.
bedelen
Er
kwam nóg een "mondjesuitdrukking" binnengedwarreld:
"Als ge mee dè mundje mot gaan schooien, zulde nie veul
krijge." Wie zich dit hoort toevoegen, wordt niet erg
geschikt geacht om te bedelen. Er wordt daarbij van uit gegaan,
dat men de psychologisch juiste woorden moet weten te vinden om
tot medelijden te bewegen. Het bedelen was immers voor sommigen in
slechtere tijden een vak.
drinken
Wie
"zuipt als een Tempelier" gaat zich te buiten aan een
overmatig gebruik van sterke drank. Waarom de Tempelier hier in de
weinig vleiende vergelijking paradeert? De Tempeliers vormden een
in 1119 in Jeruzalem gestichte geestelijke ridderorde, die haar
ontstaan aan de Kruistochten dankte en na het einde hiervan naar
Europa kwam. O.a. hadden zij een vestiging op Hof ter Brake te
Alphen. Of ze zich onderscheidden door veel drinken weten we niet.
Wèl staat historisch vast, dat ze geleidelijk aan in een kwade
reuk geraakten en van allerlei lelijke dingen beschuldigd werden.
Het werd zó erg, dat paus Clemens V zich in 1312 genoodzaakt zag
de orde op te heffen. Dit geschiedde na het voeren van een berucht
geworden proces tegen de Tempeliers. Wij vermoeden, dat hierin wel
de oorsprong van de uitdrukking zou kunnen liggen.
vrij
- ziek
"Hij
kan gaan en staan waar hij wil" duidt op iemands volkomen
vrijheid van beweging. Hij is "z'n eigen baas". De
betekenis is hier derhalve breder dan die welke zegt dat iemand
"niet kan gaan of staan". Deze is méér letterlijk en
geeft aan dat de betrokkene bedlegerig is.
genoeg
"Ik
heb het zat op", zei de Tilburger toen er een niet meer
gangbaar gerecht ter sprake kwam. Het woord "zat" ligt
ons nogal gemakkelijk in de mond in de betekenis
"genoeg". In het Latijn kennen we "sat" van
"satur", dat verzadigd betekent. We vinden daarvan nog
iets terug in ons "zaterdag", dat verband houdt met de
Romeinse Saturnalia, aan de god Saturnus gewijde feesten.
piekfijn
- broek - bombazijn - pilo
Wie
vroeger "zijn bombezije broek" aan had, was op zijn
zondags uitgedost. In meer beperkte zin kon hij echter ook wel
werkelijk een "bombezije" broek dragen. Zo'n broek werd
gedragen op zondag of op feestelijke gelegenheden. Zij was
vervaardigd van bombazijn, een stof waar we al lang niet meer over
horen praten. Van Dale vertelt dat we hier te maken hadden met een
sterk weefsel van katoen of van stof met een katoenen inslag in
een linnen ketting. De stof was aan de achterkant geruwd en werd
veel gebruikt voor voering, werkmans ondergoed enz. Men moet ze
echter niet verwarren met "pilo" van het Engelse "pillow".
Dit was een soort gekeperd half linnen, half katoenen weefsel, dat
vooral gebruikt werd voor werkkleding. Wij herinneren ons nog het
woord "pilobroek".
Wij
hebben in onze jeugd horen spreken van een "bombezije
vest" en daaronder werd in de kring, waarin wij verkeerden,
verstaan een fluweelachtig vest met kleine bloemetjes erin. Dat
klopte wel beter met op zijn 's zondags uitgedost zijn.
terechtwijzen
"Ik
zal hem eens flink op zijn lazerij komen" klinkt niet bijster
beschaafd, maar de volksmond pleegt dan doorgaans ook niet uit te
munten door fijnheid, zoals we al herhaaldelijk gezien hebben.
Hier is dat "lazerij" een plat woord voor
"lichaam". Vroeger werd er de ziekte melaatsheid mee
aangeduid, terwijl het tevens de plaats aangaf, waar melaatsen
verpleegd plachten te worden. De ziekte wekt door haar
afgrijselijkheid nogal afschuw op. Dit negatieve heeft men
vermoedelijk spontaan bewaard in het huidige gebruik van
"lazerij" voor lichaam.
ruzie
- stoffen
Wanneer
we zeggen, dat het ergens "stobbert", dan spant het er.
We hebben hier te maken met een typisch werkwoord uit onze
streken, dat we in Van Dale niet aantreffen. Het heeft een
figuurlijke betekenis zoals hierboven, maar kan ook in letterlijke
zin gebruikt worden. We kennen het zelfstandige naamwoord "stobber"
en daarmee wordt dan "stof" in de zin van heel fijn zand
bedoeld. Wordt dit zand, hetzij door de wind of op andere wijze,
opgeworpen, dan "stobbert" het. Zowel in letterlijke als
figuurlijke zin wordt er stof opgeworpen. Menig Tilburgs kind van
weleer, dat op zandwegen opzettelijk met de voeten door het stof
slofte, heeft van zijn moeder de waarschuwing te horen gekregen:
"stobber nie zô!"
TILBURGER
Nummer 97
vergankelijkheid
Er
heeft vroeger een populair liedje de ronde gedaan, dat begon met
de woorden: "En over honderd jaar is alles weer
voorbij"... Misschien werkte dit nog wel na bij de Tilburger,
die we deze dagen uit de hoek hoorden komen met: "Over
honderd jaar hebben we toch een geitekop!" Hij bedoelde
daarmee in ieder geval hetzelfde als het aangehaalde liedje
uitspreekt.
wonen
- rijk
"Die
het wijdst van huis zit, maakt het 't best", is een variant
van het meer kernachtige, reeds vroeger hier gebrachte gezegde:
"Wijd is rijk". De betekenis daarvan steunt op de
ervaring, dat mensen die ver van het ouderlijk huis verblijven,
gemakkelijk verhalen kunnen opdissen over de welstand, welke ze
daar genieten of over 't fortuin, dat ze aan het maken zijn. Dat
kon immers toch niemand controleren! En waarom zou men het aan de
grote klok hangen, als men op het verkeerde paard had gewed en in
de ellende terecht gekomen was. Tegenwoordig - nu alle afstanden
overbrugd worden - heeft het gezegde een stuk van zijn waarde
ingeboet. We reizen naar alle windstreken en er valt heel wat
méér dan voorheen te controleren.
"Alle
vrijers zijn rijk en hoe verder ze zitten hoe rijker" ligt op
een soortgelijk niveau.
halen,
van ver
Wanneer
Guido Gezelle daarentegen dicht: "Het meeste wat men romt, is
dat van verre komt", dan bedoelt hij daar iets anders mee.
Dit betekent, dat menig mens de neiging bezit méér waarde te
hechten aan iets wat van ver komt, dan aan wat hij uit de buurt
betrekt, ook al is het laatste zelfs beter dan het eerste. Is een
japon uit Parijs - desnoods uit een derderangszaak! - voor tal van
dames per definitie niet veel attractiever dan een van een
Tilburgse coupeuse? Alleen door het feit, dat de naam
"Parijs" genoemd kan worden!...
eigenbelang
- familie - pastoor
Dat
het hemd nader is dan de rok, wil zeggen dat eenieder het eerst
voor zichzelf zorgt, weet het Nederlandse woordenboek wel. Bij ons
zeggen ze datzelfde op hun manier met: "De pastoor zegent z'n
eigen het eerst." Wèl korter maar minder plastisch kan men
ook te horen krijgen: "Eigen gaot veur!" Hier speelt
echter méér de gedachte aan familiebetrekking mee.
"Eigen" heeft soms de betekenis van: tot de familie
behorend.
pastoor
- ambtsgeheim
Als
we er dan toch de pastoor bij gehaald hebben ook nog maar het
volgende: "Pas op, as de pastoor gao praote, lekt alles
uit". Dit vormt de waarschuwing, dat men geen dingen mag
vertellen, die men ambtshalve weet en waarbij de verplichting tot
geheimhouding bestaat.
drinken
Maar
wat dienen we te verstaan onder iemand waarvan wordt gezegd, dat
hij "te veel naar de zolder heeft gekeken"? Het is een
verzachtende manier van aan te geven, dat de betrokkene een
borreltje te veel op heeft. Men moet zich de situatie zó
voorstellen, dat iemand bij het naar binnenwippen van een borrel
het hoofd een weinig in de nek buigt en derhalve naar de zolder
kijkt...
genezen
- positieverbetering
"Hij
is aardig aan het behipperen" zei onze man. Daarmee bedoelde
hij, dat de betrokkene zich langzaam herstelde van een ziekte.
Vooral het langzaam voortschrijden van het proces heeft hier de
nadruk. Heel goed van toepassing is "behipperen" bij een
vogeltje, dat men op het nippertje van de dood gered heeft en dat
door goede behandeling weer langzaam "bijtrekt". Men
ontmoet het woord ook als "bebibberen". Het kan ook nog
gebruikt worden in figuurlijke betekenis. Dan slaat het op een
persoon wie het aanvankelijk niet zo voor de wind ging, maar die
langzaamaan "in betere doen" geraakt is.
ziek
- simuleren
Wij
ontvingen een oud rijmpje, dat een jeugdherinnering opriep nu we
het, na zo lange tijd, weer onder ogen kregen. Het luidt:
"Toon
m'nen zoon is horen-ziek
Midden
in de week maar 's zondags niet
's
Zondags gaat-ie borreltjes drinken
En
's maandags ligt ie in z'n bed te st....."
Men
vraagt nu: "Wat betekent "horen-ziek"? Wij menen te
weten, dat een koe "horen-dol" kan heten. Zij boort dan
met haar horens in de grond. Daar schijnt niet veel aan te doen te
zijn. Zo'n beest moet afgemaakt worden. De boer zegt, dat ze de
"kop-ziekte" heeft. Dit is een ernstige catarrhale
ziekte, waarbij de slijmvliezen van de kop het eerst worden
aangetast. Gevaar voor ontstaan van de ziekte dreigt bijzonder in
bedompte, slechte stallen. In de ons bekende versie van het
rijmpje kwam het woord "horen-ziek" niet voor. Daar
luidde het: "altijd ziek". En dat riep natuurlijk geen
problemen op. "Horen-ziek" zou wellicht kunnen aangeven,
dat de simulerende Toon als niet goed bij zijn hoofd werd
beschouwd.
TILBURGER
Nummer 98
donker
- drop - "sjep"
"Wè
zitte gè daar toch in een sjephuukske. Kom toch hier bij het raom
zitten", zei een Tilburgse grootmoeder tegen haar kleinkind.
Die grootmoeder bleek van oordeel, dat het kind in een wat donker
hoekje van de kamer zat. Ra, ra wat is een sjephuukske?
Om
te beginnen dient ge dan te weten, dat "sjep" het
Tilburgse woord is voor "drop". Van Dale kent dat
natuurlijk niet en dat hoeft dan ook niet. Hoewel oud, is het
woord in onze stad en omgeving nog lang niet uitgestorven. Vooral
onder de brede volksmassa wordt het best verstaan. Het komt ook
voor in samenstellingen als bv. sjepsteel, sjepfleske en
sjepwaoter.
Toen
de kinderen nog niet zo met speelgoed verwend waren als
tegenwoordig, moesten zij zich op primitiever manier behelpen, wat
overigens de verbeelding vaak niet ten kwade kwam. Één
spelbezigheid nu was het "fleske rutselen" of het "schuimke
trekken". Daartoe werd een stukje longodrop in water, in een
behoorlijk flinke medicijnfles, opgelost. Dit oplossen werd
bevorderd door het schudden van het flesje. Naarmate het
oplossingsproces voortging, werd het water donkerder bruin
gekleurd. Dat vormde eigenlijk nog slechts het voorbereidend
stadium voor het spel. Bij het schudden ontstond in het bovenste
gedeelte van de driekwart gevulde fles een bruine
"broes" als op gerstebier. Dit zoete schuim nu werd er,
als zoete lekkernij, door de hals van de fles afgezogen.
Speelmakkertjes, die zich bereid toonden een knikker of een boon
te betalen, mochten ook wel eens een keertje zuigen aan de fles
van de rijke bezitter. Met de hygiëne werd het door de
volwassenen al niet zo nauw genomen, laat staan door hun kinderen!
Een
goede donkere dropoplossing gold onder de kinderen als ideaal. Die
kleur was natuurlijk afhankelijk van de opgeloste hoeveelheid
drop. Nu heerste er onder de jeugd de opvatting, dat sjepwater
donkerder werd als de fles in het donker werd weggezet. Dit klopte
wel indien het oplossingsproces zich vóór het wegzetten nog niet
geheel voltrokken had. Of nadien de kleurverandering verder ging,
dank zij het gebrek aan daglicht, betwijfelen wij. Eerder
vermoeden we, dat de moeders hun kinderen iets op de mouw
speldden, om het kind er met zachte hand toe te brengen het flesje
in een donkere kast te zetten, als die moeder het geknoei en soms
ook het geruzie begon te vervelen. Het kind ging op die
uitnodiging gemakkelijk in, omdat het nu eenmaal graag heel
donkere "sjep" kreeg. Het "sjephuukske" van de
hierboven opgevoerde grootmoeder was derhalve: een donker hoekje.
Het klopt precies!
Éénmaal
in ons leven hebben wij het meegemaakt, dat het "schuimke
zuigen" tot consternatie leidde. Mede vermoedelijk doordat er
bij het zuigen in de fles een luchtledig was ontstaan, raakte de
tong van 't kind in de hals van het flesje bekneld. Met de fles
aan de tong werd er naar de dokter gerend, die eenvoudig de fles
stuk sloeg. Tong en kind waren gered...
kwispedoor
- spuwen
Ons
oor ving een vreemd woord toen er iemand zei: "Gooi het maar
in de kwispeldoor". We zouden wel eens willen weten, of dat
in Tilburg ooit iemand heeft horen gebruiken. Hij bedoelde een
"spuwbakje", zoals men die nog wel in Belgische en
Franse cafés aantreft. Zij zijn dan met wit zand gevuld en worden
ook wel gebruikt om sigaretteneindjes in te deponeren. Het
eigenlijke woord blijkt te zijn "kwispedoor", dus zonder
"l" er in. Het is afkomstig van het Portugese "cuspidor",
dat in het Latijn "consputorium" zou kunnen luiden al
komt de vorm als zodanig niet voor. "Cuspidor" betekent
ook: spuwbak.
duivel
- glad
Wie
"uit de hel gekropen is toen duvel sliep" wordt als een
gladde rekel beschouwd. Hij is er immers in geslaagd de duivel
beet te nemen. "Hij was de duvel te glad af", zoals er
ook wel gezegd wordt.
vriendschap
Mistroostig
vertolkte een gedesillusioneerd man zijn levenservaring met:
"Mee vrienden is het net as mee zwolluws (zwaluwen): ge ziet
ze allêên mee schôôn weer!... Wanneer het iemand slecht gaat,
laten bepaalde "vrienden" soms verstek gaan. Dat zijn
dus de ware niet geweest. Vandaar: In de nood leert men zijn
vrienden kennen, zoals in het ABN pleegt te worden uitgedrukt.
verstandhouding
"Twee
vrouwen in één huis zijn as twee katten mee één muis".
Dat "akkedeert" niet. Die maken ruzie. "Akkederen"
komt van het Franse "accorder", dat is: overeenstemmen.
fouten
maken
Iedereen
kent de zuiver Nederlandse uitdrukking van het beste paard, dat
wel eens struikelt. In onze contreien zegt men dat natuurlijk weer
eens op zijn eigen manier. Dat luidt daar dan: "Zelfs 'n
pèèrd valt nog wel, al hee-g't (heeft het) vier bêên"...
Dus: Iedereen maakt wel eens een fout. Grappenmakers hebben op de
aangehaald ABN-uitdrukking bij ons de variant: "Het beste
paard laat wel eens iets vallen"...
TILBURGER
Nummer 99
rijk
- Bogaers, Sanne - Kolen, rijke Jan
We
hebben hier een paar uitdrukkingen, waarvan de origineel Tilburgse
herkomst niet dubieus behoeft te zijn, omdat er de naam in genoemd
wordt van figuren die ooit in Tilburg bekend zijn geweest. Menig
kind, dat vroeger zijn eisen te hoog stelde en meer van de ouders
vroeg, dan bruin eigenlijk trekken kon, heeft van zijn moeder te
horen gekregen: "Denk er om, ge zijt er ginnen van Sanne
Bogers". Deze welbekende Tilburger, wiens naam Bogaers werd
geschreven, stond als zeer rijk bekend en als iemand, die zich
derhalve heel wat luxe kon permitteren. De uitdrukking ligt dicht
bij de reeds vroeger hier aangehaalde: "Ge lijkt wel de rijke
Jan Kolen", wat van toepassing was op iemand, die nogal
royaal voor de dag kwam.
versleten
- Ollie, Stien
Een
oude, plaatselijke petroleumventer leeft voort in de vergelijking:
"Zo frut als de ezel van Stien Ollie". Dit lijkt er ons
op te wijzen, dat het ezeltje een nogal kaduuk geval moet zijn
geweest.
kunnen,
vooruit
In
onze grenskant gold eens de uitspraak: "Mee een Belze vrouw
en een Hollandse koei daor kunde (kun je) mee boeren". In de
meest brede zin betekent het: "Op die manier kun je uit de
voeten of vooruitkomen". Letterlijk werd het als een op
ervaring steunende waarheid beschouwd: een Nederlandse koe is een
goede koe en Belgische vrouwen hadden bewezen nogal bereid te zijn
het zware boerenwerk mee te doen.
weer
Toen
het flink donderde, gaf een Tilburger daarop zijn commentaar met
de opmerking: "Ze trekken ginder de plee beheurlijk
deur!" Die vondst kan uiteraard slechts van vrij recente
datum zijn, omdat wc's met waterspoeling tot de verworvenheden van
de moderne tijd behoren.
ophouden
- opgeven
Als
een variant op "Het bijltje er bij neerleggen",
noteerden wij: "De piek er bij neersteken". Dat betekent
derhalve: het werk staken en in meer brede zin ook: de moed
opgeven.
ternauwernood
Wanneer
het maar "haand of keer schouwt" scheelde iets slechts
een haartje of gebeurde iets op het nippertje. Bijvoorbeeld: Het
schouwde maar haand of keer of hij had de trein gemist.
lukken
Wanneer
het "er om zal hauwen (ook houwen)" zal, wordt daarmee
twijfel tot uitdrukking gebracht of iets wel zal slagen. Men staat
voor een dubieus geval.
spanning
"Naawt
(ook nauwt) het" ergens, dan heerst daar spanning. We hebben
hier eenvoudig te maken met het in dialect omgezette werkwoord
"nauwen", dat alleen in de onpersoonlijke vorm gebruikt
kan worden.
lastpost
Eens
hoorden we iemand uitmaken voor "ver...... daas" en men
bleek een grote deugniet te bedoelen. Vermoedelijk slaat dat
"daas" op de als zodanig aangeduide steekvlieg, die -
net als een deugniet - veel last kan verkopen.
kat
Iemands
kat was de hele nacht "op sjouw" geweest, zoals dat
vooral in de maand maart nogal eens het geval pleegt te zijn. De
mededeling van deze nachtelijke excursie werd als volgt verpakt
aangeboden: "De kat was vannacht weer op de Finkelenberg".
Waar we die berg lokaliseren moeten, weten we niet. U misschien
wel?
bazig
"Zoals
de nek draait, draait de kop". In het verband waarin dit werd
gezegd, kwam het erop neer, dat de vrouw "de broek aan
had" en de man zich gewillig naar haar schikte. De vrouw
wordt hier dus vergeleken met de nek en de man met de kop.
Voorwaarde tot het doen draaien van de kop is de nek en zo dienen
we hier de vrouw te zien als het deel, dat dirigeert.
naaien
Een
hulpvaardige huisvrouw zei: "Dat zal ik wel eens gauw
vastnaaien mee 'nen ik en 'nen gij" en ze bedoelde daarbij
met een grote steek.
eigenbelang
Dat
"ieder zijn eigen stuupke (stoepje) het schoonst
schuurt" is een oude wijsheid, die aan duidelijkheid weinig
te wensen overlaat. Iedereen heeft bijzondere interesse voor het
dienen van zijn eigen belang.
lengte
Voor
een klein mannetje, vrouwtje of voor een kind bezitten we het
woord "drijverke". Dit woord had vooral beeldende
kracht, toen de vrouwen en kleine kinderen nog lange rokken
plachten te dragen. De toch al korte beentjes waren dan niet meer
zichtbaar en de voeten nauwelijks, zodat de hele verschijning in
beweging niet de indruk van lopen maar van drijven maakte.
krabben
- jeuk
Ten
slotte nog een Tilburgse jeugddeugnieterij: Vroeger ventten er
mensen langs de straat met een mand met krabben en kneukels
(kreukels of alikruiken). Als die man dan zijn waar uitventte met
de roep: "Krabbe, krabbe!" antwoordden de straatjongens
gevat met de woordspeling: "'t Jukt (jeukt) nie!"
TILBURGER
Nummer 100
terugblik
Taalplastiek
Vandaag
zijn we dan aan onze honderdste taalplastiek. Een goede
gelegenheid om eens achterom te kijken. Bij zo'n terugblik
springen een paar punten naar voren.
De
ervaring heeft geleerd, dat het doorgaans uiterst moeilijk is de
titel van deze rubriek volledig recht te doen wedervaren. Meestal
is het niet doenlijk uit te maken, dat men met specifiek Tilburgse
uitdrukkingen te doen heeft. Dit lukt alleen daar, waar men met
name genoemde Tilburgse toponiemen of voor de stad karakteristieke
zaken te maken heeft. Tal van hier aan de orde gekomen
uitdrukkingen zijn ook in de omliggende dorpen gangbaar. Eigenlijk
zouden we daarom liever van Gewestelijke Taalplastiek gaan
spreken, maar omdat de oude titel nu eenmaal burgerrecht verkregen
heeft, zullen wij hem toch voor de toekomst handhaven.
Een
andere ervaring is, dat er vrij veel vaagheid om tal van
uitdrukkingen hangt, zoals ze van links en rechts op ons bureau
uit de lezerskring neerdwarrelen. Om het duidelijker te zeggen:
Men heeft de klok wel horen luiden, maar weet de klepel niet te
hangen. We krijgen vaak "vertalingen", die de essentie
niet meer raken, maar er meer of minder vaag omheendraaien,
dikwijls zó, dat er echter toch nog steeds sporen van een
raakpunt zichtbaar blijven. Verwonderlijk is dit niet, want we
hebben te maken met een taal, die alleen in de volksmond leeft en
welke men - buiten deze rubriek - praktisch nooit gedrukt onder
ogen krijgt. Vandaar ook, dat we dikwijls op verbasteringen
stuiten. Deze gang van zaken wijst op een langzaam afslijten van
onze gewestelijke, plastische uitdrukkingen, met aan het einde van
dit proces de totale vergetelheid in de toekomst. Zij deelt daarin
overigens het lot van het Algemeen Beschaafd Nederlands en dat van
iedere taal, die niet dood is. Het leven van een taal beduidt een
voortdurende verandering, een nooit stilstaand komen en gaan.
Dit
betekent echter niet, dat het geen zin zou hebben het oude voor de
toekomst vast te leggen. Vijf minuten voor twaalf is het voor dit
doel wel. We vinden het een gelukkige omstandigheid door deze
rubriek in de gelegenheid te zijn een groot gebied van Tilburg en
omgeving op zijn eigen streektaal "uit te kammen". Dit
is minder gemakkelijk dan het lijkt. Hoe vaak ontmoeten wij niet
mensen, die zeggen "een hoop" uitdrukkingen te kennen,
maar als ze dan worden uitgenodigd eens voor de vuist weg voor de
dag te komen, brengt men het gewoonlijk niet ver. Men blijkt er
"niet op te kunnen komen". Systeem is daarom iedere
"inval" onmiddellijk te noteren en niet te veel op zijn
goede geheugen te vertrouwen.
Reeds
veel stof werd hier behandeld. We hebben er begrip voor, dat het
steeds moeilijker wordt iets "nieuws" te brengen. Van de
andere kant vragen wij er begrip voor als we inzendingen
ongebruikt laten. Dat betekent dan meestal: reeds behandeld.
Daarom echter de moed niet verliezen. U werkt mee aan een goede
zaak. De "Taalplastiek" betekent verzameling van
vóór-wetenschappelijk materiaal. Iedere aflevering komt terecht
bij prof. dr. A.A. Weynen, die zich reeds jaren bezighoudt met de
samenstelling van het Brabantse Woordenboek, waarvan inmiddels
twee afleveringen verschenen zijn. In Nijmegen beschikt men over
de deskundigheid en over vergelijkingsmateriaal, waardoor de
betekenis van reeds duister geworden uitdrukkingen achterhaald kan
worden en definitief vastgelegd.
Deze
honderdste aflevering willen we te baat nemen om dank te brengen
aan allen, die in het verleden stof voor deze rubriek hebben
aangedragen. Meer speciaal gaat daarbij die dank uit naar de heren
P.J. Klomp, Edisonlaan 114, Tilburg en A. Hoogendoorn, Dorpstraat
7 te Goirle.
lichaamsgebreken
- scheel
Tot
slot nog wat uitdrukkingen: Wie "naar de Klundert kijkt of de
Willemstad in brand staat" kijkt verschrikkelijk scheel.
Willemstad ligt namelijk een heel stuk ten noordwesten van
Klundert.
smaak
- drinken
Iets
wat goed in de smaak valt, zowel letterlijk als figuurlijk,
"gaat er in als snevel (jenever) in een kaailegger". Het
schijnt dat de keileggers vroeger de reputatie hebben genoten van
een stevige borrel te drinken.
rillingen
Krijgt
iemand koude rillingen, dan kan hij zich toegevoegd horen:
"Ze lopen over oew graf". Voor bijgelovigen misschien
een voorspelling van een komende dood, maar ze wordt nooit zo
tragisch genomen.
opvoeding
Een
origineel staaltje van overdrijving noteerden we met de opgevoerde
familie, die de naam had "zo goed te zijn opgevoed, dat daar
zelfs de hond geen inbreker zou gebeten hebben als hij niet was
voorgesteld".
burenhulp
Een
oude spreuk is: "Water en vuur weigert men genen buur".
Ze benadrukt de noodzaak buren een dienst te bewijzen als daaraan
behoefte bestaat. De spreuk zal wel dateren uit de tijd, dat er
nog geen lucifers bestonden en het vuur des nachts onder de as in
de haard smeulend werd gehouden. Met een blaasbalg kon het dan des
morgens weer op gang gebracht worden.
En
hiermee moeten we dan voor vandaag volstaan.
TILBURGER
|