Het
Tilburgse taalgrapje, waarmee wij onze vorige aflevering sloten,
is geradbraakt overgekomen, zodat het nog grotere geheimtaal werd
dan het al was. In de hoop, dat het nu lukt, proberen wij het nog
eens. We schreven: "Ulliede gullie den ulliën ook?" Dat
betekent: Oliën jullie die van jullie ook?" (bv. de
koffiemolen). Altijd wel gedacht, dat het Tilburgs de moeilijkste
taal van de wereld is!
TILBURGER
Nummer 72
tuchthuis
- gevangenis
Een
lezer herinnert zich, dat - wanneer hij als kind iets verkeerds
had gedaan - hij van zijn moeder de bedreiging te horen kreeg:
"De volgende keer gao-de naor 't spinhuis". Een
"spinhuis" was aanvankelijk een tuchthuis voor vrouwen,
waar de gedetineerden o.a. moesten spinnen. Later heeft het woord
de meer algemene betekenis van gevangenis gekregen.
opschudding
- duchtig - wrijven
"Hij
hô (had) er weer goed tegenaongeröst", zei een stadgenoot
van de oude stempel. Het gebruik van deze uitdrukking vertoont
enige nuances. Onze zegsman verklaart bovenstaande met: "de
boel op stelten zetten". Daar kunnen we mee akkoord gaan.
Persoonlijk voelen we méér voor een iets bredere verklaring en
dan denken we aan: "Van katoen geven".
Bijzonder
interessant is ons specifiek gewestelijk werkwoord: "rössen",
dat men tevergeefs in een Nederlands woordenboek zal zoeken.
Iedere echte Tilburger weet echter, dat het "wrijven"
betekent.
kinderen
Als
een Tilburgse moeder zegt, dat ze vlug naar huis moet, omdat
"de klein mannen alleen thuis zijn", bedoelt ze daarmee
haar kinderen. En dat behoeven helemaal niet enkel jongetjes te
zijn. Het slaat evengoed op meisjes.
verbijstering
Kijkt
iemand "alsof ze op hem geschoten hebben" dan trekt hij
een verbouwereerd gezicht.
zeispreuken
- helpen
"Alle
bietjes helpen zei de mug en ze p..... in de zee". Wanneer
men weet, dat die "bietjes" betekenen:
"beetjes" of kleine hoeveelheden, is een verdere
verklaring wel overbodig.
Het
is één van de vele zeguitdrukkingen, die we in onze taal
tegenkomen en waarvan de Engelse schrijver Charles Dickens ook
nogal eens graag gebruik maakte om komisch effecten te bereiken,
zoals bijv. in "Dat valt mee, zei de boer toen hij in zijn
bed stapte en er doorzakte". Dickens doet hier echter
tegelijkertijd een aardige vondst door de woordspeling.
horloge
Wanneer
men te horen krijgt: "Dieje lozzie van jou loopt op
èrpelschelle(n)" wordt het tijd, dat men zijn horloge eens
naar de horlogemaker brengt, want hij loopt vóór of achter of
staat een poosje stil om dan weer vanzelf te beginnen. Enfin, hij
is volkomen onbetrouwbaar. Die verbastering van
"horloge" tot "lozzie" is wel kostelijk.
gunst,
in de
Heeft
iemand ergens "zijn erwten uit", dan ligt hij er uit de
gratie. In de diplomatie wordt men dan heel sjiek in het Latijn
tot "persona non grata" verklaard. Stel je voor, dat men
tot een ambassadeur zei: "U hebt hier uw erwten uit, zie maar
dat je weg komt!"
wijsmaken
Wie
zich geen "oren laat aanblaffen" laat zich niet
bedriegen of iets wijs maken. Die oren zullen wel van de befaamde
ezel afkomstig zijn.
baldadigheid
Van
het "gereformeerd maken van een kar" hadden we nooit
gehoord. Volgens ontvangen verklaring slaat dit op een bepaalde
kwajongensstreek. De burries van een aardkar zaten met pinnen aan
de kar bevestigd. Men kon ze daardoor vrij gemakkelijk
verwijderen. Daarna stak men die burries van achter tussen de
wielen door om ze opnieuw te bevestigen aan de voorkant bij het
"hupbord" of "hoofdbord". Van rijden met zo'n
kar was dan natuurlijk geen sprake. De kar was derhalve
"hervormd". Dit is dan tevens de verklaring van de leuk
gevonden woordspeling.
kleuterschool
Vierenzestig
jaar geleden ging 'n lezer voor het eerst naar school en wel naar
de "awe Haaikese school, waar later de nieuwbouw van de GGD
kwam". Dat was derhalve in de huidige Schoolstraat. Die
school werd de "kiepkesschool" genoemd. Nu 70 jaar oud -
weet hij nog steeds niet wat dat betekent. Een "kiepkesschool"
was weleer in de taal van de volksklasse de algemeen gangbare
benaming voor "bewaarschool". Van de naam hebben we
nooit een probleem gemaakt. "Kiepkes" zijn nu eenmaal
jonge kippetjes of kuikentjes. In het bedrijvige gekrioel van
driejarige kinderen onder het wakend oog van een breedgerokte
zuster of toewijdingsvolle onderwijzeres hebben we altijd het
beeld van een kloek met haar kuikens gezien. Of we de verklaring
verder van huis moeten zoeken, weten we niet. Wel weten we dat die
"kiepkesscholen" gemengd plachten te zijn in een tijd,
dat co-educatie zo ongeveer een naaste gelegenheid tot zonde was.
Op de "kiepkesschool" kon het echter nog geen kwaad...
kinderen
- opschieten
Behalve
"kiepkes" bleek iemand nog een ander soort kinderen te
kennen. Hij zei: "Ik kwam jouw vrouw tegen mee "'nen
kom-vort". Hiermee bleek bedoeld een kind, dat nog maar
nauwelijks lopen kan en door een wat haastig aangelegde moeder aan
één hand wordt meegetrokken. Dat "kom-vort" geeft
uiting aan het ongeduld in de zin van: "Allé, schiet toch
wat op" of "maak wat voort".
TILBURGER
Nummer 73
ongerust
"Nou,
nou, ze zullen oe geen burgemeester maken" wordt gezegd als
iemand huiverig is iets te doen. De uitdrukking houdt de
geruststelling in, dat er geen erge consequenties aan de daad
verbonden zijn.
verflauwen
Wanneer
er in een zaak een overdreven ijver aan de dag wordt gelegd,
bijvoorbeeld als nieuwe buren elkaar al direct overlopen, kan een
wereldwijze Tilburger wel eens de opmerking plaatsen: "Dè
zal wel koelen zonder blaozen."
aanpakken
"We
zullen hem eens een hendje (handje) geven" zei een Tilburger,
die van plan was eens geducht de handen uit de mouwen te gaan
steken.
aanmerkingen
Als
je "niet te fijn moet kijken" behoort men niet op ieder
slakje zout te leggen. Beter is het zich rekenschap te geven van
die andere Tilburgse wijsheid: "Ge vindt allicht een vlooi in
een schooiershemd." Het betekent, dat men van te voren wel
kan weten wat je te wachten staat en dat men daarom nadien geen
aanmerkingen behoeft te maken.
profiteur
"Hij
lust hem wel as-ie naor koper smokt (smaakt)" duidt op een
man, die graag een borrel heeft, wanneer hij hem niet zelf behoeft
te betalen. Mogelijk wordt letterlijk het metaal koper bedoeld,
dat in de mond maar een "raar gevoel" geeft, zeker als
het bedekt is met giftig kopergroen. Waarschijnlijker lijkt het
ons echter, dat er hier sprake is van een woordspeling met
"koper" en "kopen".
aanleggen
Tegenwoordig
wordt er niet meer zo op de kleintjes gekeken als vroeger. Een
veertig jaar geleden, toen we nog niet in de
"welvaartsstaat" leefden, waren ouders meestal
genoodzaakt met hun kroost te gaan wandelen zonder dat er daarbij
onderweg in een café een glaasje limonade bij kon overschieten.
Men zei dan, dat men "wandelbier" dronk. Wandelbier
drinken betekent derhalve er voor ontspanning op uit trekken
zonder onderweg iets te verteren.
lopen
Zulke
tochten werden meestal gemaakt "met de benenwagen", dat
is: te voet. Men kon ook gaan met "het paard van Sint
Franciscus" of met "de schoenmakerstram" of met
"de billenwagen". Ook die drie uitdrukkingen betekenden
allemaal: te voet. Sint Franciscus beschikte namelijk niet over
een paard en schoenmakers werden geacht geen geld te hebben om een
tramritje (dacht men hierbij aan de Loonse tram?) te betalen.
leeftijd
"Beter
'n aaw (oud) perd (paard) kapot dan een jong bedorven" houdt
een pleidooi in voor de jeugd, die de toekomst heeft. De
uitdrukking vertolkt de opvatting, dat aan de dood van een oude
mens niet zoveel verbeurd is, maar dat men zorgen moet dat een
kind niet wordt bedorven.
leeftijd
"Als
de vos oud wordt, dansen de kiepen (kippen) op z'nen rug".
Het betekent, dat een oude mens energie verliest en zodanig wordt
uitgerangeerd, dat zelfs degenen, die aanvankelijk als de dood
voor hem waren, hun angst verloren hebben en met hem doen wat ze
willen.
terechtwijzen
Wanneer
iemand "voor vijf cent zijn vet meekrijgt", dan hoort
hij zich geducht de waarheid vertellen." Het kan ook een
uitbrander zijn. Onze uitdrukking is wat mooier versierd dan de
soortgelijke van het Algemeen Beschaafd Nederlands: iemand zijn
vet meegeven.
feeks
- dom - lichaamsgebreken - scheel
Een
vrouw kan als "loeter" gekwalificeerd worden. In onze
jeugd hebben wij dit woord steeds ervaren als een afschuwelijk
scheldwoord, dat we nooit durfden te gebruiken. Het leek wel met
een vreselijke vloek gelijk te staan. We weten echter niet of het
voor iedereen zo zwaar was geladen. Als we het nu eens nader
bekijken, lijkt het niet meer zo verschrikkelijk. Het komt van het
Franse "l'outre", dat "de otter" betekent. Men
zegt dan ook wel - vooral in Vlaanderen - "Gij zijt 'nen
otter". Dat betekent: domoor. Daarnaast kan het ook slaan op
iemand, die scheel ziet. "Juffrouw Plus had tegen Vrouw
Struyck geroepen "ge zijt 'nen otter" (Bergmann).
"Otter" als scheldwoord kan blijkbaar zowel voor een man
als een vrouw gebruikt worden. "Loeter" daarentegen
hebben we steeds van een vrouw horen zeggen. En dat was minstens
een kreng van een vrouw, waarbij aan het zachtaardige
"domheid" niet eens werd gedacht.
etter
- vervelen
Nu
we dan toch aan het schelden zijn, kunnen we daar nog wel even mee
doorgaan. "Die vent is me toch 'nen etter!" klinkt ook
alles behalve complimenteus. Bij dit "etter" hebben we
te maken met de verbastering van het Franse zelfstandige naamwoord
"être", dat "wezen" betekent. Als zodanig is
het woord neutraal. Het wordt pas zwaar geladen in de
verbastering, waarin de betekenis uitbreiding ondergaat met het
begrip "treiterig vervelend" of
"onuitstaanbaar". Men is geneigd te denken, dat dit
"etter", wat dus niets te maken heeft met de afscheiding
uit zwerende wonden, wel specifiek gewestelijk zou zijn. Dit is
echter niet het geval. Van Dale kent het ook in de ons gegeven
betekenis. Wèl betwijfelen wij of het elders zoveel burgerrecht
geniet als bij ons.
Wij
hebben er ook nog een werkwoord van gemaakt: "Lig nie zo te
etteren." Dat brengt Van Dale niet.
TILBURGER
Nummer 74
duivel
- begerig - Vlug, Geertje de
Enige
tijd geleden gaven wij hier de uitdrukking: "Hij hee-g-'t er
op als d'n duvel op Girte". Men zegt echter ook: op Girtjes.
Een briefschrijver meent, dat dit laatste woord geen voornaam zou
zijn, maar gewoon een meervoud van een zelfstandig naamwoord:
girt-girtjes, wat dan "zieltjes" zou beduiden. Wij delen
die opvatting niet, al roept de uitdrukking in haar geheel wel de
associatie met zielen op. Liever houden wij het op één bepaalde
ziel en wel die van Geert. De vormen met "e" en
"es" achter een voornaam komen in ons dialect méér
voor. Bv. ik heb Jantjes niet gezien, en: zeg het maar tegen Piete.
Bij het lezen van het artikel in dit blad van 30 november ll.
getiteld: "In 1767 stond op de Heuvel een schavot"
kregen we plotseling een idee. We stuitten daar op de naam van een
beruchte bandiet, die vroeger o.a. in Tilburg opereerde. Dat was
Geertje de Vlug. Nu lijkt het voor de hand liggend, dat de duivel
zeer begerig is op een ziel, zó zwart van de misdaad, dat hij
bijna de duivel zelf evenaart. Kan de volksverbeelding dat zo niet
gezien hebben? Dan zou de uitdrukking dus slaan op de ziel van die
Geert of op Geerte of Girtjes. Mocht onze veronderstelling omtrent
onze Geert juist zijn, dan zou de uitdrukking uit de tijd van rond
1767 stammen.
lijken
- Rommelaar - zwijgen
Aan
een bepaalde persoon verbonden uitspraken hebben we op deze plaats
in het verleden meerdere kunnen brengen. Wij herinneren in dit
verband bv. aan "Hij beslècht Rommelère vink - die docht
d'r deuntje". Deze Rommelaar was een Tilburger, die in de
Laagstraat woonde.
bezig
zijn
"Een
vrouwehand en een paardetand mogen nooit stilstaan", luidt
een volksgezegde, waarmee de mening wordt vertolkt, dat men - als
goede huisvrouw - een vrouw graag bezig ziet. Er wordt hier een
aardig gevonden beeld gebruikt. Wie goed op een paard let, zal
immers bemerken, dat dit steeds met zijn gebit in beweging is.
praatziek
Een
opmerkingsgave van gelijke aard maar een tikkeltje venijnig,
vinden we in die andere wijsheid: "Een vrouwetong en een
geitestaart staan nooit stil". Een geitestaart kwispelt
inderdaad voortdurend. Tegenwoordig krijgt men in Tilburg niet zo
veel kans om dat waar te nemen, maar vroeger was dat anders. Bijna
iedere wever hield er een geit op na. Dat was immers zijn koe.
Overigens lijkt het ons niet zo vleiend voor het zwakke geslacht
de tong op één lijn gesteld te zien met de staart van een geit.
onecht
kind
"Het
is een rapelangske" zei een moeder en ze doelde op een in het
gezin rondlopend kindje, dat erg jong was in verhouding tot de
andere kinderen. Men had hier toch niet te maken met een "nakomerke",
maar... met het kind van een ongetrouwde dochter. Het woord stamt
van "rapeling", dat Van Dale als Zuid-Nederlands
noteert. En dan betekent het: afgevallen en opgeraapte vrucht
(fruit). Een aardig voorbeeld, dat leert hoe scherpzinnig en
geestig de gewone man in zijn taal zijn beeld creëert.
lachen
Het
volgende is op dit gebied trouwens ook niet mis: "Als onze
buurvrouw lacht, moet ze haar oren verzetten". Met één slag
ziet iedereen hoe breed die buurvrouw lacht. Haar mond gaat
daarbij open tot aan de oren en zou zelfs nog breder worden, als
die oren maar niet in de weg stonden. Dat is taalplastiek van de
bovenste plank. De overdrijving zorgt daarbij nog voor komisch
effect.
sigaretten
- Lighallen
Plaats
van ontstaan en tijd verraadt het volgende Tilburgse gezegde:
"Bij die sigaretten moesten ze een briefke veur de Lighallen
geven". De Lighallen is een populaire benaming voor een
herstellingsoord voor jeugdige t.b.-patiëntjes aan de Dongenseweg.
Nadat door de vooruitgang van medische wetenschap, hygiëne,
betere woon- en levensomstandigheden de t.b. geheel was
teruggedrongen, kregen de Lighallen een andere bestemming. Zij
vormen nu Charlotte-oord voor gehandicapte kinderen. De spreker,
die de Lighallen als beeld aanvoerde, bedoelde eens kernachtig te
zeggen, dat de sigaretten in kwestie zó slecht waren, dat je er
t.b. van kreeg.
kietelen
- vrijen
"Het
was er van Jan kom kietel me 's aovonds" suggereert op z'n
minst een frivole situatie tussen leden van beiderlei kunnen.
Daarom kende de volksmond ook "kieteltuinen". Dat waren
tuinen bij meestal wat afgelegen cafés met bankjes in prieeltjes,
waar het onder het lover zoet minnekozen was. Tegenwoordig doen we
dat voortaan vanaf de Heuvelstraat tot alle Tilburgse straten...
TILBURGER
Nummer 75
gevangenis
- strafkolonie - De Schans
"Momenteel
zijn er honderden Heikantbewoners, op z'n zachtst uitgedrukt,
ontevreden over het besluit van B en W met ingang van 1 juli 1969
een straatnaam te veranderen", zo begint een brief, die wij
van een lezer van onze rubriek ontvangen. Het blijkt hier te gaan
over "de aloude uitvalsweg naar Udenhout, de Rugdijk".
Het voorste gedeelte daarvan zal "Schans" gaan heten en
het achterste Quirijn Stokstraat - aldus de briefschrijver. Men
praat op de Heikant al minachtend over "'t Schaanske",
want die naam zou iets te maken hebben met het huis van bewaring
of gevangenis, meent men. Daar zijn die Heikanters helemaal niet
op gesteld.
De
vraag is nu: Waar komt die naam "'t Schaanske" vandaan?
Met "Taalplastiek" hebben we hier niet te maken. We gaan
echter wat dit betreft in deze rubriek wel eens méér buiten ons
boekje. Dus... Trouwens in ons nr. 64 hebben we ook al over "schaans"
gesproken. We zeiden toen, in verband met de uitdrukking "in
de schaans zitten", dat het woord betrekking had op een
strafkolonie en dat het stamde van Ommerschans, waar een
strafkolonie gevestigd was en wellicht nog is. In meer brede zin
duidde men er later gewoon de gevangenis mee aan.
Nu
lijkt het, dat men op de Heikant volop gelijk heeft met zijn
afkeer van de straatbenaming. Wij menen dat dit toch eigenlijk
niet het geval is. "Schans" is in het betreffende
Tilburgse gebied een oude streeknaam. Op de landkaart van de
heerlijkheid Tilburg en Goirle van 1760 van Diederik Zijnen wordt
hij weliswaar niet vermeld, ook niet op de kaart van Verhees (rond
1790), maar wel op een in 1890 uitgegeven naamloze kaart.
In
de krijgskunde is een "schans" een in het veld
opgeworpen versterkingswerk, meestal in de gedaante van een vier-,
vijf- of zeshoek. Het kan ook een wal of dijk zijn. Bestaat er nu
enige grond om aan te nemen, dat daar bij de Rugdijk vroeger een
omwalling heeft gelegen? Mr. H. Hardenberg meent van wel in
"Van Heidorp tot Industriestad". In zijn studie over
"Het ontstaan van de vrijheid Tilburg" zegt hij daar
iets over. De schrijver wijst op de merkwaardige oude ridderhof
van Enschot. In de 15de en 16de eeuwse Brabantse leenacten komt
deze ridderhof, die tot het eind van de 18de eeuw een Enschotse
enclave in het gebied van de heerlijkheid Tilburg vormde, voor als
hof ten Dyck. Deze naam kan men terugvinden tot in het begin van
de 14de eeuw. De schrijver verwijst naar een reeds in 1244
bestaande hoeve Dijck te Duffel in België. Volgens een
omschrijving van een acte uit 1625 was deze hoeve gelegen binnen
een omwalling, genaamd de "Stormschans". Ook hier dus
een schans.
In
verband met de naam Rugdijk wordt er op gewezen, dat men bij het
Middelnederlandse woord "dijk" niet uitsluitend aan een
dijk in moderne zin, dus weg of waterkering, behoeft te denken.
Men kan dit zien in een dichtwerk van Jacob van Maerlant. In het
vierde boek van diens "Alexanders Geesten" wordt gezegd,
dat Alexander zijn leger met een dijk, d.w.z. met een schans of
omwalling, omgaf. Vermoedelijk houden zowel de naam
"Schans" als "Rugdijk" verband met een
omwalling. In ieder geval behoeft men niet aan een strafkolonie of
iets van dien aard te denken. Met "Schans" wordt hier
zelfs een interessante historische naam in herinnering gehouden,
wat toejuiching verdient. De Heikanters kunnen dus gerust zijn.
huwelijk
- wittebroodsweken
Nu
wordt het tijd weer eens terug te keren naar onze eigenlijke
"Taalplastiek". Weet u wat er gaande is, als er gezegd
wordt: "De spulvogel (speelvogel) zit nog op 't dak"?
Het slaat op jonggehuwden. Als we het eens in keurig
ABN-Nederlands wilden uitdrukken, zouden we moeten zeggen:
"Ze zijn nog in de wittebroodsweken". Ook een mooie
vondst voor wie dat voor de eerste keer gebruikte. Onze
"spulvogel" mag er echter eveneens zijn. Hij kan best
concurreren! Hij is zelfs wat directer in zijn suggestie dan dat
wittebrood. Iemand die pas getrouwd is, wordt verondersteld veel
tijd aan zijn vrouwtje te moeten besteden. Zo kan men dan te horen
krijgen: "O, den dieje, die heej vur niks aanders tèd, daor
zit de spulvogel nog op 't dak!" Als de "spultijd"
voorbij is en de jonggehuwden aan het bruin brood gearriveerd
zijn, zegt men: "Jao, de spulvogel is daor vort wel van 't
dak".
verkering
- trouwen - winnen
Nu
we dan toch aan het trouwen zijn: Als een trouwziek meisje
eindelijk een man definitief aan de haak geslagen heeft, wordt er
wel gezegd: "Nou ze dan zo wijd is, meent ze desse (dat ze)
de vogel af heej".
In
het algemeen betekent "de vogel af hebben" iets gewonnen
of bereikt hebben. Het gezegde vindt zijn oorsprong bij de
schuttersgilden. Daar deed en doet men immers aan het
"vogelschieten". Het gaat er daarbij om een op een
schutsboom geplaatste houten vogel naar beneden te schieten.
Gewoonlijk komt die vogel in stukken en brokken naar beneden. Wie
het laatste stuk afschiet, wordt tot koning uitgeroepen.
ervaring
- puberteit
Wanneer
van iemand gezegd wordt: "Hij is de rui wel door" heeft
hij een begintijd met gebrek aan ervaring achter de rug.
Het
geldt ook voor een jongeman. Het is bijvoorbeeld van toepassing op
een jongeman, die zijn vlegeltijd uitgegroeid is. In letterlijke
zin betekent - zoals bekend - ruien: op regelmatige tijden de oude
veren of haren verliezen en nieuwe krijgen.
Dat
was het dan weer voor vandaag!
TILBURGER
Nummer 76
opvoeding
- eggen
"Haoken
krommen al vruug" (Haken krommen al vroeg) zei de man. Als we
de betekenis niet uit het zinsverband, waar het gebruikt werd, op
hadden kunnen maken, zouden we over de zin toch wel eens even
hebben moeten peinzen. De betekenis er van is, dat men een mens
jong moet leiden. Dan valt er nog wat mee te beginnen, op latere
leeftijd lukt dat niet meer. De uitdrukking gaat ongetwijfeld
terug tot het Middelnederlands: "het cromt vroegh dat te hake
sal". Het werkwoord "haken" betekent krom worden
tot een haakvorm. Een oude benaming voor een scheur in een kleed,
een winkelhaak, is "hackel". Men vindt "haken"
ook terug in een kinderraadsel, dat al lang uit de tijd is, maar
dat we ons toch nog wel herinneren: "Hakkerdentakker liep
over den akker, Hoe harder hakkerdentakker liep, Hoe harder die
hakkentakker z'n gat stiet". Nooit gehoord? Nu zijn we
natuurlijk ook verplicht het antwoord van het raadsel te geven.
Hier komt het dan: Hakkerdentakker is een eg, het werktuig waarmee
de boer, als het land geploegd is, de grote kluiten verbrijzelt om
de aarde mooi glad te maken. De eg wordt ook gebruikt om het
uitgestrooide zaad onder te eggen. Men lette er op hoe in "hakkerdentakker"
de stotende beweging van de over het veld dansende eg tot
uitdrukking wordt gebracht. Het woord werd samengesteld uit
"hack" en "tack", wat respectievelijk
"haak" en "scherpe punt" betekent.
nieuwsgierig
- bemoeien
Wordt
er van iemand gezegd, dat hij "overal met z'ne grijze bij
is", dan heeft men te maken met een mens, die zich niets laat
ontgaan in die zin, dat hij steeds present is, zodra er iets te
zien of te beleven valt. Hij staat dan "in de voorste
(eerste) rij". Het woord "grijze" in de hier
gebruikte betekenis heeft bij ons van oudsher associaties met
"hoofd" of "gezicht" opgeroepen. De betrokkene
laat "overal zijn gezicht zien", misschien wel een
grijzend gezicht, want in Zuid-Nederland wordt "grijzen"
wel voor "grijnzen" gebruikt. In "overal met z'ne
grijze bij zijn" klinkt een tikkeltje, ironisch misprijzen
door. Zo van: bemoeial.
neus
"Wie,
toen de neuzen werden uitgedeeld, in de eerste rij heeft
gestaan" of "het eerst zijn hand heeft uitgestoken"
blijkt te zijn gezegend met "'nen flinke vóórgevel"
oftewel doodgewoon: neus. Geen reden daarover te treuren, want de
Fransman zegt: "Jamais grand nez n'a gaté jolie visage",
letterlijk vertaald: Nooit heeft een grote neus het aardige
gezicht bedorven. In zijn idioom zegt de Nederlander: Een flinke
gevel versiert het huis. Laten de neuzen blij zijn en zich
verheugen!...
zingen
In
ons dialect openbaart zich voortdurend een voorliefde voor
overdrijving. Men stuit daarbij vaak op de meest originele
beelden, waarbij men zich afvraagt: Waar halen die mensen het toch
vandaan! Een zanger met een bewonderswaardige diepe basstem
hoorden wij op de volgende wijze plastisch voor ogen stellen:
"Dè was 'nen bas, die haolt 't wit zaand uit de grond!"
Nu weet u toch wel hoe diep die zingt, niet waar? Aardig hierbij
is ook dat het in de eerste zin figuurlijk gebruikte bijvoeglijke
naamwoord "diep" zijn versterking krijgt door een
slechts gesuggereerd "diep" in letterlijke zin. Voor ons
wel een van de mooiste voorbeelden van Tilburgse taalplastiek, die
we ooit zijn tegengekomen: sterk beeldend en geestig tegelijk en
dat eigenlijk allemaal in één adem...
spotten
"Dè
zijn meleuren - daor motte (moet je) veur bidden!" kan
iemand, wie iets onaangenaams overkomen is, waarover hij klaagt,
zich horen toevoegen. Bij "meleuren" hebben we te maken
met een verbasterde meervoudsvorm van het Franse woord
"malheur", dat ongeluk of ramp betekent. Het
bovenvermelde zinnetje moet nooit ernstig worden genomen. Het
bezit niet de waarde van troost bij een ongeluk. Daar zou het
zelfs geheel misplaatst zijn, omdat er lichte ironie doorheen
speelt. Het best op zijn plaats is het tegenover iemand, die over
iets klaagt, wat in andermans oog eigenlijk de moeite van het
klagen niet waard is. Met die "meleuren" en dat bidden
neemt men hem dan een beetje "op den hak".
voortreffelijk
- Frans
Een
leuke verbastering ontmoeten we in: "Den dieje, dè is er
êne van diekomsa!" De spelling, waarin dit laatste woord op
ons bureau dwarrelt, verraadt al, dat men er niet de flauwste
notie van heeft, dat we hier weer eens op onze manier "Frans
met haar" aan het praten zijn. "Diekomsa" komt van:
"comme ci, comme ça", dat onder andere "zo"
of "zo, zo" betekent. Een mens van "diekomsa"
kan iemand zijn van alle markten thuis of van prima gehalte: een
mens: Zó!!!... Gezegd met nadruk, de duim omhoog, met bijpassende
trek van de mond, drie uitroeptekens en puntjes...
TILBURGER
Nummer 77
namen
- duivel
Wanneer
er een nieuwe wereldburger wordt verwacht, hebben de aanstaande
vader en moeder vaak nog heel wat "te stellen" met
geschikte namen voor het boorlingske. Ze kunnen daarmee niet zo
maar hun gang gaan, daar er altijd wel familieleden bestaan, die
in dit opzicht op traditionele rechten staan, nl. dat de kleine
naar hem of haar wordt genoemd. Pas op, als daar niet de hand aan
wordt gehouden. Daar kan gewoon familieruzie uit ontstaan met al
de nadelige gevolgen van dien als er een suikeroom of soortgelijke
tante bij betrokken is. Vandaar die altijd weer dezelfde in hele
generaties terugkerende doopnamen. In onze huidige tijd speelt het
probleem niet meer zo sterk als in het verleden. Ook op dit gebied
hebben de jonge ouders nieuwe vrijheid veroverd. Uit de oude
traditie stamt het van ontstemming getuigende gezegde: "Er is
ginnen duvel, die zo hiet." Men kon dat naar het hoofd
geslingerd krijgen, als een kind een niet op de familie afgestemde
naam te dragen kreeg en ook wel als de naam moeilijkheden gaf bij
de uitspraak.
Rommelaar
- zwijgen - Donders, Jan - vogelvangst
We
hebben hier al eens de vink ten tonele gevoerd van zekere
Rommelaar uit de Laagstraat te Tilburg, die "niet zong maar
haar deuntje dacht". Een soortgelijke uitdrukking blijkt nu
ook in Goirle gangbaar. Daar zegt men: "Hij doeget krek as
Jan Donders vink: die sloeg nie maar die docht (dacht) d'r
deuntje". In verband met "denkende vinken" vernamen
we iets van een vogelkenner. Deze zegt, dat de vinken in de
broedtijd een eigen gebied afbakenen, waarbinnen geen rivalen
geduld worden. Heeft een indringer het ongeluk in het afgepaalde
gebied aan het zingen te slaan, dan wordt hij met geweld
verdreven, wat in een strijd op leven en dood kan ontaarden. Zo'n
verdreven vink komt echter toch wel in het verboden gebied om
voedsel te zoeken, maar houdt dan voortaan wijselijk haar
snaveltje. Zij speelt voor "luistervink" en denkt haar
deuntje...
De
hier vermelde "zeden" van de vinkenwereld buit de
clandestiene vanger uit om zijn "meivinken" te pakken te
krijgen. Hoort hij in de broedtijd een vink in een boom zingen,
dan plaatst hij onder de boom een "lokvink" aan een
touwtje, dat met een spijker of houtje in de grond wordt
vastgestoken. Daar omheen zet hij lijmstokjes. Ontdekt de vink in
de boom de indringer in haar gebied, dan stort zij er zich
onmiddellijk op om hem te verdrijven. Met als resultaat, dat ze
zelf in de lijmstokjes verward raakt. Onnodig te zeggen, dat een
dergelijke manier van vangen bij de wet verboden is, zoals
trouwens een totaalverbod voor het vangen van wildzangvogels
geldt. Niettemin leek het ons interessant eens te vertellen hoe de
vogelaar vroeger opereerde.
Een
of andere lezer zal misschien opveren, omdat wij in dit verhaaltje
onze vink het vrouwelijk geslacht geven. En 't gaat zelfs nog wel
om een mannetjesvink! Ook geheel los hiervan is "vink"
in het ABN mannelijk. We staan hier echter voor een van de weinige
gevallen, dat in Tilburg en omgeving, waar het gevoel voor het
woordgeslacht van nature zo sterk leeft, een vergissing wordt
gemaakt. Onze oren staan helemaal niet naar "hij" als
het over een vink gaat. Die oren worden trouwens door radio en tv
al genoeg gemarteld met afgrijselijkheden van verkeerd
woordgeslacht. En alsof het nog niet erg genoeg was, worden we in
de publiciteitsmedia ook vergast op verkeerd gelegde klemtonen in
samengestelde woorden. Dit lijkt wel tot een mode-rage uit te
groeien!
bijkomstig
Om
aan te geven dat iets weinig ter zake doend is of ondergeschikt
aan iets belangrijkers, kan men in Tilburg te horen krijgen:
"Dè rokt (raakt) de baoker nie as 't kiendje mar gezond
is"...
moment,
het juiste
"Alles
op z'n tijd en boontjes in augustus" laat aan duidelijkheid
niets te wensen over. Augustus is immers de tijd voor het plukken
van boontjes. We stuiten bij dit gezegde weer eens op de typisch
gewestelijke behoefte liever véél dan weinig woorden te
gebruiken. Helemaal praatzucht is dat toch vast niet. Met de
vergelijking er bij krijgt de uitspraak heel wat méér kleur en
warmte. Bovendien speelt er nog een net aan te voelen vleugje
humor in door.
duur
Van
hetzelfde genre getuigt: "Alles wordt duur, behalve de
perziken want die zijn er in de winter nie". Ons eerste
voorbeeld is echter heel wat beter geslaagd.
verbazen
We
hebben een oude man gekend, die er een gewoonte van maakte met een
omhaal van woorden voor de dag te komen en daar zelf niet weinig
trots op was. Om uiting aan verbazing te geven had hij het
volgende bij elkaar gecomponeerd: "Sapper de Jennemie, mee
d'r klumpkes (klompjes) aon potverdrie, wè gao de wèreld toch
vooruit!" Twee "vloeken" in één adem, rijmen en
dan nog die klompjes als franje!
Klessens,
slager
Op
de Koningshoeven heeft ooit een slager gewoond, die vermoedelijk
wel Klessens zal geheten hebben. Zijn herinnering leeft er voort
dank zij een gevleugeld woord: "'t Is zogezeed (zogezegd)
tut-tut, gij weet 't, zeej de Kles!"
Dat
was het dan voor vandaag!
TILBURGER
Nummer 78
rillingen
Wat
gebeurt er als "de griebels over de grabbels gaan"?
Laten we dat, ter verduidelijking maar eens zetten in de context,
waarin wij het noteerden. Een Tilburger zei: "Wè hè'k 'ne
kawe rug. De griebels gon over de grabbels, 't lekt wel un
waasbord. Ik dènk dè we sneuw krijge". (Wat heb ik een
koude rug. De griebels gaan over de grabbels, het lijkt wel een
wasbord. Ik denk dat we sneeuw krijgen.) Met die twee vreemde
woorden weten we niet goed weg. Van Dale vermeldt als gewestelijke
taal "griebels", dat fratsen, kunsten, grimassen
betekent. Hij geeft als voorbeeld: maakt toch zulke malle griebels
niet. Ook vinden we als gewestelijke uitdrukking "op de
gribbelgrabbel", wat "te grabbel" betekent.
Helemaal in de lucht, als een uitdrukking van eigen vinding van
één persoon, zweeft dus wat die Tilburger zei niet. De dubbele
"b", die we ons evengoed bij "griebels" kunnen
voorstellen als ze in "grabbels" voorkomt, duidt er wel
op, dat we hier te maken hebben met affectieve woorden. Dat zijn
woorden, die de bedoeling hebben tot het gevoel of het gemoed te
spreken. Wij menen, dat de Tilburgse uitdrukking dit in ieder
geval wel doet. Voor ons suggereert ze koude rillingen.
kijken
- zien
Wanneer
iemand kijkt "met heel zijn verstand", zou dit moeten
betekenen, dat de betrokkene nauwkeurig waarneemt. Toch zouden we
de uitdrukking met die verklaring alleen in een verkeerd licht
stellen. Er zit méér achter. Er klinkt ironie en enige verbazing
door ten koste van die kijker, die zijn zien demonstreert. Wie
"kijkt met heel zijn verstand" ziet eigenlijk iets
zonder er veel van te snappen, omdat hij daar te stom voor is.
Verder proeven wij enige humor in de combinatie van
"kijken" en "verstand". Het is natuurlijk wèl
zó, dat bij kijken het verstand te pas komt, wanneer er tenminste
al kijkende ook daadwerkelijk iets wordt waargenomen en daardoor
tot geestelijk bezit wordt. Wat bij ieder kijken helaas niet
steeds het geval is. Men kan immers "kijken" zonder te
"zien". De man van het volk breekt zich echter niet het
hoofd over een beschouwing als deze. Voor hem wordt er helemaal
niet met het verstand gekeken, maar met de ogen zonder meer. En
daarom juist achten wij de in de gegeven uitdrukking spontaan
gelegde combinatie tussen "kijken" en
"verstand" zo fijntjes. Een heerlijk voorbeeld van volks
idioom. Dat "heel" staat er bovendien ook niet voor spek
en bonen bij. Het vervult wel degelijk een functie!
inhalig
We
hebben een moeder gekend, die - als haar kinderen bij het eten of
onder andere omstandigheden om "veel" vroegen - uit de
hoek kwam met: "Veul, dè laoide op 'n kèr!" (Veel dat
laadt men op een kar.) Dit was haar methode de kinderen fatsoen
bij te brengen en op de ondeugd van begerigheid te wijzen. Dit
alles zonder diepzinnig gepedagoochel.
zuinig
Aan
de vaderlandse wijsheid: "Zuinigheid met vlijt bouwt huizen
als kastelen" hebben onze mensen, in hun neiging tot
breedsprakerigheid en lust tot grapjasserij, niet genoeg. Daarom
voegen zij er nog aan toe:... "en as g'oe eigen nie
verschoont, krijgde luizen as kamelen!"
lopen
- nieuwsgierig
Loopt
iemand in draf over de straat, dan kan hij zich horen toeroepen:
"Hé, ze hebben 'm al" of: "Zitten z'oe aachternao?"
Beide uitroepen associeert men met een vluchtende dief. Ook kan
men de hardloper naschreeuwen: "Waor is den braand?" In
alle drie de exclamaties beoogt men soms het harde lopen te
bagatelliseren. Er kan echter ook wel nieuwsgierigheid achter
zitten. Met vermijding van de directe vraag: Waar ga je naar toe?
hoopt men dan op indirecte wijze op die brandende vraag een
antwoord te krijgen...
ploeteren
"Die
buurvrouw van ons is de hele dag in bezoenie en ze weet van geen
uitschaaien!" dwarrelt er vanaf de Koningshoeven op ons
bureau. Alleen dat "bezoenie" laat aan duidelijkheid te
wensen over. We zullen hier wel te maken hebben met een
verbastering van het Franse woord "besogne", dat werk of
bezigheid betekent. Voor ons "ploeteren" gebruikt de
Fransman "besogner". En ploeteren doet die van geen
ophouden wetende Tilburgse buurvrouw wel. We menen ook eens de
uitdrukking gehoord te hebben: "Het is een hele bezoelie".
Hier is de letter "n" dus door een "l"
vervangen. Veel zegt dit niet, want van vreemd in de oren
klinkende woorden maakt de één dit en de andere dat. Een visueel
beeld krijgt men er nooit van, omdat ze nergens worden
neergeschreven. Behalve dan in onze Taalplastiek! Ook dat "bezoelie"
willen we door "besogne" vertalen.
ophouden
"Ik
veeg m'n schoep aaf" zei de grondwerker. Hij had ook kunnen
zeggen: "Ik leg er de pannen op." Zowel het één als
het ander betekent: ophouden met werken. Wanneer een boer of
grondwerker zijn taak klaar had, placht hij met een steentje de
aanklevende grond van zijn schop te vegen.
smeden
Van
een schop gesproken: Heel lang geleden kwam een boer bij een smid
om een nieuwe schop te laten smeden. Dat gebeurde in die tijd wel.
De boer wilde wachten tot ze klaar was. "Dat kan niet,"
zei de smid "want 't wordt misschien 'nen haomer!"...
TILBURGER
Nummer 79
sterven
"Denk
er aan, als ge dood gaat, gaode in 't paopekuiltje" placht
een moeder tegen haar kinderen te zeggen. Hoewel "paap"
o.a. verband houdt met grondwerk en ook met de lakenweverij, zien
we die relatie hier toch niet. Wellicht wordt hier gewoon een graf
op het kerkhof bedoeld. Het kerkhof is dan gezien als eigendom van
de pastoor. Of is "Paopekuiltje" soms de naam van een of
andere poel? Heeft iemand ooit daarvan gehoord?
kaartspel
Een
kaartspeler, die bij het rikken "acht slagen deed" zei:
"Hier, sopt hier oewen erpel (aardappel) maar 'ns in!"
Het klonk als een uitdaging, die suggereerde, dat de tegenpartij
hard zou moeten spartelen om hem "er in te speulen."
element,
in zijn
Wie
"zijn draai niet gevonden kan krijgen" slaagt er niet in
in zijn element te komen. De uitdrukking is nogal breed van
betekenis. Die kan variëren van: er niet in slagen een passende
betrekking te vinden tot gemakkelijk zitten of liggen. Zij is
derhalve niet hetzelfde als het ABN: "Hij heeft zijn draai
genomen", dat o.a. betekent: plotseling tot een andere
zienswijze overgaan.
losbandig
Wanneer
iemand wordt verweten, dat hij "de bonte boer gerejen (van:
rijden) heeft" betekent dit op zijn mildst, dat hij de boel
behoorlijk op stelten heeft gezet. Het kan echter ook slaan op het
maken van grote verteringen en het vertonen van een losbandig
gedrag. In het ABN kennen wij: Het al te bont maken. Ons
gewestelijk gezegde is echter sterker en kernachtiger. Wisten we
nu ook nog maar eens waar die "bonte boer" vandaan komt!
Dan was dat "rijden" wellicht ook meteen duidelijker.
verwensen
De
verwensing: "Krijg de klere" is een Tilburgse
verbastering van "kolere" (nadruk op middelste
lettergreep) of "koleire". Dit woord is op zijn beurt
weer afkomstig van het Franse "colère", dat
"woede" of "toorn" beduidt. Onze verwensing
betekent zoveel als: "Loop naar maan!"
rijk
- verdragen
"Den
dieje?... Die krabde (krab je) nie blôôt!" Wanneer er met
deze woorden over iemand geoordeeld wordt, dan heeft die de
reputatie er warmpjes bij te zitten, zodat hij niet gemakkelijk in
financiële moeilijkheden zal geraken. "Hij kan een stootje
velen". Het werkwoord "velen" in de betekenis van
"kunnen verdragen" wordt in onze streken nogal vaak
gebruikt. Het klinkt erg gewestelijk, maar blijkt toch tot het
Algemeen Beschaafd Nederlands te behoren. Het lijkt ons echter
twijfelachtig, dat het in het westen van het land nog in even
sterke mate in zwang is.
maken,
mee te - toenadering
Als
een Tilburger zegt: "Daor heb ik gin (geen) avaans mee"
heeft hij er niets mee te maken en hij spreekt alweer een woordje
Frans zonder zich daarvan bewust te zijn. Wanneer het alleen om de
uitspraak gaat, durven we het zelfs deze keer niet eens als
verbastering te kwalificeren, want het Franse "avance"
klinkt nagenoeg net zo als het onze Tilburger gebruikt.
"Avance" dat eigenlijk voordeel of winst betekent,
ontmoeten we ook in de uitdrukking: "Avances doen". Dat
betekent: toenadering zoeken om tot een overeenkomst te komen of
betrekkingen aan te knopen.
delen
"Gij
hebt oew gezodje al gehad". Er wordt ook gesproken van "gezaoi".
De zin betekent, dat de toegesprokene zijn deel heeft gekregen. We
hebben hier te maken met "gezaai(sel)" en een
verkleinwoord daar van. Dit is datgene wat iemand heeft gezaaid.
En wat men gezaaid heeft, mag men ook oogsten! "Gezaaisel"
staat als verouderd Nederlands te boek. In gewestelijke taal
betekent "gezaai" o.a. ook: zo veel bouwland als men met
een zekere hoeveelheid graan bezaait. Gezaai(sel) en een
verkleinwoord daarvan hebben wij alleen nog maar door oude,
dialect sprekende mensen horen gebruiken.
TILBURGER
Nummer 80
kaartspel
"Ge
hebt nog een kans als er goei op de lummel liggen" wordt
gezegd om aan te geven, dat er nog wel een mogelijkheid tot succes
bestaat, als Fortuna tenminste een handje meehelpt. De uitdrukking
stamt uit de wereld van het kaartspel. In onze stad en omgeving
worden verschillende spelen met de kaart gedaan, zoals bijv.
smousjassen, hoogjassen, pandoeren en nog wel andere, waarin de
"lummel" een rol speelt. Die "lummel" bestaat
uit een aantal kaarten, die de spelers in eerste instantie niet in
handen krijgen, maar welke voorlopig na iedere "gift" op
tafel blijven liggen. Er bestaat daarbij de mogelijkheid, dat een
bepaalde speler zijn kaarten voor "de lummel" ruilt in
de hoop, dat deze beter zijn dan die welke hij in de hand heeft.
duivel
- huwelijk - ruzie
Als
men de waarschuwing krijgt zich in acht te nemen, want "daar
loopt het duveltje rond het huis", betekent dit dat er in het
huis in kwestie spanningen heersen en dat er bijna voortdurend
herrie is.
losbandig
- slordig
Een
zonderling fabrieksel lijkt ons: "Hij flodderiedost er mar
tegen aon", dat ook op ons bureau verzeild geraakt is. We
hebben het nooit gehoord, al voelt men uit de hele opbouw van het
zinnetje direct welke richting het uitgaat. De inzender geeft als
verklaring: hij maakt het nogal bont. Misschien is de uitdrukking
ook wel verwant aan: slordig te werk gaan, daar men er het
werkwoord flodderen in onderkent.
maken,
mee te
Heel
vaak kan men uit een Tilburgse volksmond te horen krijgen:
"Daar heb ik niks mee te schaften!", wat dan betekent:
"Daar heb ik niets mee te maken!" We stuiten hier op een
verouderd, Zuid-Nederlands werkwoord "schaffen", waar
men in Tilburg de tweede "f" dus in een "t"
veranderd heeft. "Mee te schaffen hebben" betekent
inderdaad "niets mee te maken of niets mee uit te staan
hebben".
knutselen
En
hebt u wel eens iemand "alles bij elkaar zien friemelefratsen"?
Het is gemakkelijker de waarde van dit bij de heer Van Dale
onbekende werkwoord aan te voelen dan nauwkeurig te omschrijven.
In elkaar friemelen kennen we wel. Het komt overeen met
"frommelen", maar niet zozeer van papier alswel van
draden, touwtjes, lapjes enz. In ons voorbeeld wordt dit versterkt
door "frats", wat op grilligheid duidt. De combinatie
van deze begrippen en die overgoten met een licht denigrerend
sausje van prullerige onbeduidendheid vinden we in "friemelefratsen",
dat tegelijkertijd nog een beeld van wriemelende vingers oproept.
plagen
"Ons
Lieve Heerke laten zien" is nu wel totaal uit de mode
geraakt. Zo'n zestig jaar geleden betrof het een plagerij, die
volwassenen nogal eens graag op kleinere kinderen toepasten. Op de
vraag: "Wilde ons Lieve Heerke eens zien?" antwoordde
natuurlijk ieder kind, dat het foefje nog niet kende, volmondig:
ja! Maar dat bekwam hem dan niet zo best. Het kind kreeg twee
grote handen om de kaken geklemd en werd dan met het hoofd in de
handen hangend van de grond opgeheven. Een valse plagerij, niet
vrij van enige sadistische inslag. Wie dan ook éénmaal op deze
manier "Ons Lieve Heerke had gezien" liep er voor de
tweede keer niet meer in.
eed
Als
we dan toch ineens in de kinderwereld zitten van een goede halve
eeuw terug, kunnen we hier ook nog wel even vertellen welke zware
"eed" kinderen onder elkaar plachten te zweren. Deze
luidde: "Kruiske sterven en honderdduizend ijzeren
boterhammen opeten!" Een plechtigere verklaring dat men de
waarheid sprak, was niet denkbaar en ze werd door de jeugd dan ook
op de waarde van een echte eed gewaardeerd.
flappen,
eruit
Wie
"er alles uitflapt" zegt maar wat hem voor de mond komt
zonder op zijn woorden te letten. Dit komt derhalve overeen met
het ABN "er uit flappen".
kletsen
Men
kan ook "alles uitbrebbelen". Dit vertoont een
opmerkelijk nuanceverschil met het voorgaande. Het betekent
voortdurend alles vertellen wat men weet zonder dat daarbij nu
woorden te pas komen, die aanstoot zouden kunnen geven. Bij "brebbelen"
denken wij aan een steeds in beweging zijnd mondje, dat aan een
vrouw - hoogstens ook aan een kind - behoort. We kunnen ons
evenwel niet voorstellen, dat "brebbelen" ooit met
betrekking tot een man wordt gebruikt.
licht
- luchtig - lucht
Wanneer
een boer zijn akker "lochtjesweg ploegt" gaat er de
ploeg maar ondiep doorheen. "Locht" heeft de betekenis
van "licht" en "luchtig". In sommige streken
van Brabant spreekt men trouwens wel van "locht" als men
de lucht in de zin van uitspansel bedoelt. Bijv.: De locht zat vol
witte wolken.
terloops
"Lochtig"
krijgt soms ook een enigszins figuurlijke waarde, bijv.: Staande
aan het buffet sloeg hij zo lochjesweg in een kwartier tijd zes
borrels naar binnen". Het neigt dan al naar
"terloops" zoals we dat aantreffen in: "Ik heb hem
lochjesweg de waarheid gezegd".
sterven
Een
bejaarde vrouw, die op een bovenverdieping op de dorpel aan de
buitenkant ramen zat te zemen, kreeg van een bezorgde buurvrouw te
horen: "Zie maar da ge d'r nie uitvalt!" Het antwoord
luidde prompt: "Niks aon verbeurd - 'nen hoop trubbel in een
klein kuiltje!" Aardig gevonden, die gedachtensprong naar het
begraven zijn.
TILBURGER