SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 71-80

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 71

 

drinken

Wanneer vroeger het werkvolk tijdens de schafttijd even "een half maatje" (jenever) ging halen, kon het gebeuren, dat ze de kastelein vroegen: "Hedde (heb je) er ôk 'nen veldwachter bij?" In dit geval was een "veldwachter" een glaasje zonder voet. Deze benaming zou haar oorsprong vinden in het volgende: kasteleins waren niet erg gesteld op het bezoek van een veldwachter in hun zaak, ook niet al kwam hij er om zelf een borreltje te kopen. Men schonk hem in met tegenzin en gaf hem een glaasje, waaraan het voetje was afgebroken. Dit hield een stille wenk in, dat men verwachtte, dat hij het borreltje "staandebeens" diende achterover te slaan en er niet op zijn gemak bij behoorde te gaan zitten. Was er geen kapot glaasje voorhanden, dan zou zelfs de kastelein demonstratief de voet van het borreltje hebben afgeslagen. Dat lijkt ons nogal straf.

 

vol - presteren

In een café of op een uitvoering kon het wel eens "volle bak zijn." Dan was het er stampvol.

Werd er echter gezegd: "Het is allemaal halve bak, wat hij doet", dan betekent dit dat de persoon in kwestie zijn werk slecht placht uit te voeren. De laatste uitdrukking behoort tot de bakkersterminologie en betekent eigenlijk: half gebakken. Men hoort ook wel zeggen "halve baks gedaan".

 

profiteur

Sommige mensen doen zich graag te goed, wanneer het ten koste van andermans portemonnee gaat. Onze mensen plegen dat uit te drukken met: "As 't veur niks is... de bulten er op."

 

"varken en veertje"

Geruime tijd geleden hebben we hier een duivemelker opgevoerd, die zei dat hij "geen vèrke (varken)" thuis had. Nu komt er op ons bureau gedwarreld een duivemelker, die "geen vèrke (veertje) thuis heeft". Deze tweede uitdrukking lijkt ons heel wat logischer in een duivemelkersmond dan de eerste. We houden het daarbij dan maar op. Vooral geschreven in het dialect is het verschil tussen beide woorden miniem. Daar de eind-"n" praktisch niet wordt uitgesproken, houden we bij de uitspraak nog alleen het verschil tussen de "e" uit de eerste lettergreep over. Als wij een "varken" bedoelen, wordt de "è" alleen langer gerekt dan bij het "veertje".

 

geschikt

Handel in kerstbomen was vroeger niet in de huidige vorm bekend. Men trok meestal zelf de bossen in om er een te kappen, al was dit niet altijd en overal geoorloofd. Een inzender herinnert zich nog, dat zijn vader thuis kwam met een kerstboom en de toelichting: "Ik heb hem helemol aon Baksven gehaold, bij de Trappisten stonden er ook genog, mar er was ginnen éénen "rilleke" bij. Hij bedoelde: redelijke of voor het doel geschikte.

 

bed - terugtrekken, zich

Wanneer iemand "in z'nen ieper" of "iepert" of "upert" kruipt", gaat hij naar bed. De vreemde woorden komen van "uper" of "opper", dat "boven" betekent. Slapen deed men vaak boven. We kennen nog wel in de oude huizen de "opkamer", die steeds boven de kelder lag.

Er bestonden nog een paar andere uitdrukkingen voor naar bed gaan. Men "kroop in z'ne körf" of "ging naar z'nen toddenhoop". De körf (korf) was een bedstede met deurtjes of een kleine opening. Het misprijzende woord "toddenhoop" werd gebruikt voor een niet opgedekt bed of voor een bed, waarvan het dek bestond uit oude kleren of kapotte lakens of dekens.

Tenslotte heeft "in z'nen iepert kruipen" ook nog de figuurlijke betekenis van zich terugtrekken.

 

opperman

Het "uper" treffen we in ons dialect ook nog aan in het woord "uperman", die in het Algemeen Beschaafd Nederlands "opperman" heet. Hij was de man, die de stenen en de cement voor de metselaar naar boven bracht, een taak die thans ook sterk gemechaniseerd is. En misschien heet de oude opperman in onze geëmancipeerde tijd voortaan wel metselaarsbediende. Het klinkt in ieder geval niet slecht.

 

teleurstelling

"Wat trekt ge toch een gezicht van ouw lappen" kan iemand te horen krijgen wie de teleurstelling zó uit z'n gezicht spreekt, dat ge ze er wel "mee de schuup (schop) kunt afscheppen".

 

luid - praatziek

Van een nogal helder "getaalde" vrouw wordt gezegd: "D'r schuurdeur stao weer open, wè krokt (kraakt) ze toch!"

Een vrouw, die niet op haar mondje is gevallen en hele spraakwatervallen ten beste geeft, heeft "er een flinke snebbel (snavel) aan staan". Zo'n praterige vrouw wordt zelf ook wel "snebbel" genoemd.

 

verstaanbaarheid

Het Tilburgse taalgrapje, waarmee wij onze vorige aflevering sloten, is geradbraakt overgekomen, zodat het nog grotere geheimtaal werd dan het al was. In de hoop, dat het nu lukt, proberen wij het nog eens. We schreven: "Ulliede gullie den ulliën ook?" Dat betekent: Oliën jullie die van jullie ook?" (bv. de koffiemolen). Altijd wel gedacht, dat het Tilburgs de moeilijkste taal van de wereld is!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 72

 

tuchthuis - gevangenis

Een lezer herinnert zich, dat - wanneer hij als kind iets verkeerds had gedaan - hij van zijn moeder de bedreiging te horen kreeg: "De volgende keer gao-de naor 't spinhuis". Een "spinhuis" was aanvankelijk een tuchthuis voor vrouwen, waar de gedetineerden o.a. moesten spinnen. Later heeft het woord de meer algemene betekenis van gevangenis gekregen.

 

opschudding - duchtig - wrijven

"Hij hô (had) er weer goed tegenaongeröst", zei een stadgenoot van de oude stempel. Het gebruik van deze uitdrukking vertoont enige nuances. Onze zegsman verklaart bovenstaande met: "de boel op stelten zetten". Daar kunnen we mee akkoord gaan. Persoonlijk voelen we méér voor een iets bredere verklaring en dan denken we aan: "Van katoen geven".

Bijzonder interessant is ons specifiek gewestelijk werkwoord: "rössen", dat men tevergeefs in een Nederlands woordenboek zal zoeken. Iedere echte Tilburger weet echter, dat het "wrijven" betekent.

 

kinderen

Als een Tilburgse moeder zegt, dat ze vlug naar huis moet, omdat "de klein mannen alleen thuis zijn", bedoelt ze daarmee haar kinderen. En dat behoeven helemaal niet enkel jongetjes te zijn. Het slaat evengoed op meisjes.

 

verbijstering

Kijkt iemand "alsof ze op hem geschoten hebben" dan trekt hij een verbouwereerd gezicht.

 

zeispreuken - helpen

"Alle bietjes helpen zei de mug en ze p..... in de zee". Wanneer men weet, dat die "bietjes" betekenen: "beetjes" of kleine hoeveelheden, is een verdere verklaring wel overbodig.

Het is één van de vele zeguitdrukkingen, die we in onze taal tegenkomen en waarvan de Engelse schrijver Charles Dickens ook nogal eens graag gebruik maakte om komisch effecten te bereiken, zoals bijv. in "Dat valt mee, zei de boer toen hij in zijn bed stapte en er doorzakte". Dickens doet hier echter tegelijkertijd een aardige vondst door de woordspeling.

 

horloge

Wanneer men te horen krijgt: "Dieje lozzie van jou loopt op èrpelschelle(n)" wordt het tijd, dat men zijn horloge eens naar de horlogemaker brengt, want hij loopt vóór of achter of staat een poosje stil om dan weer vanzelf te beginnen. Enfin, hij is volkomen onbetrouwbaar. Die verbastering van "horloge" tot "lozzie" is wel kostelijk.

 

gunst, in de

Heeft iemand ergens "zijn erwten uit", dan ligt hij er uit de gratie. In de diplomatie wordt men dan heel sjiek in het Latijn tot "persona non grata" verklaard. Stel je voor, dat men tot een ambassadeur zei: "U hebt hier uw erwten uit, zie maar dat je weg komt!"

 

wijsmaken

Wie zich geen "oren laat aanblaffen" laat zich niet bedriegen of iets wijs maken. Die oren zullen wel van de befaamde ezel afkomstig zijn.

 

baldadigheid

Van het "gereformeerd maken van een kar" hadden we nooit gehoord. Volgens ontvangen verklaring slaat dit op een bepaalde kwajongensstreek. De burries van een aardkar zaten met pinnen aan de kar bevestigd. Men kon ze daardoor vrij gemakkelijk verwijderen. Daarna stak men die burries van achter tussen de wielen door om ze opnieuw te bevestigen aan de voorkant bij het "hupbord" of "hoofdbord". Van rijden met zo'n kar was dan natuurlijk geen sprake. De kar was derhalve "hervormd". Dit is dan tevens de verklaring van de leuk gevonden woordspeling.

 

kleuterschool

Vierenzestig jaar geleden ging 'n lezer voor het eerst naar school en wel naar de "awe Haaikese school, waar later de nieuwbouw van de GGD kwam". Dat was derhalve in de huidige Schoolstraat. Die school werd de "kiepkesschool" genoemd. Nu 70 jaar oud - weet hij nog steeds niet wat dat betekent. Een "kiepkesschool" was weleer in de taal van de volksklasse de algemeen gangbare benaming voor "bewaarschool". Van de naam hebben we nooit een probleem gemaakt. "Kiepkes" zijn nu eenmaal jonge kippetjes of kuikentjes. In het bedrijvige gekrioel van driejarige kinderen onder het wakend oog van een breedgerokte zuster of toewijdingsvolle onderwijzeres hebben we altijd het beeld van een kloek met haar kuikens gezien. Of we de verklaring verder van huis moeten zoeken, weten we niet. Wel weten we dat die "kiepkesscholen" gemengd plachten te zijn in een tijd, dat co-educatie zo ongeveer een naaste gelegenheid tot zonde was. Op de "kiepkesschool" kon het echter nog geen kwaad...

 

kinderen - opschieten

Behalve "kiepkes" bleek iemand nog een ander soort kinderen te kennen. Hij zei: "Ik kwam jouw vrouw tegen mee "'nen kom-vort". Hiermee bleek bedoeld een kind, dat nog maar nauwelijks lopen kan en door een wat haastig aangelegde moeder aan één hand wordt meegetrokken. Dat "kom-vort" geeft uiting aan het ongeduld in de zin van: "Allé, schiet toch wat op" of "maak wat voort".

 

TILBURGER

 

 

Nummer 73

 

ongerust

"Nou, nou, ze zullen oe geen burgemeester maken" wordt gezegd als iemand huiverig is iets te doen. De uitdrukking houdt de geruststelling in, dat er geen erge consequenties aan de daad verbonden zijn.

 

verflauwen

Wanneer er in een zaak een overdreven ijver aan de dag wordt gelegd, bijvoorbeeld als nieuwe buren elkaar al direct overlopen, kan een wereldwijze Tilburger wel eens de opmerking plaatsen: "Dè zal wel koelen zonder blaozen."

 

aanpakken

"We zullen hem eens een hendje (handje) geven" zei een Tilburger, die van plan was eens geducht de handen uit de mouwen te gaan steken.

 

aanmerkingen

Als je "niet te fijn moet kijken" behoort men niet op ieder slakje zout te leggen. Beter is het zich rekenschap te geven van die andere Tilburgse wijsheid: "Ge vindt allicht een vlooi in een schooiershemd." Het betekent, dat men van te voren wel kan weten wat je te wachten staat en dat men daarom nadien geen aanmerkingen behoeft te maken.

 

profiteur

"Hij lust hem wel as-ie naor koper smokt (smaakt)" duidt op een man, die graag een borrel heeft, wanneer hij hem niet zelf behoeft te betalen. Mogelijk wordt letterlijk het metaal koper bedoeld, dat in de mond maar een "raar gevoel" geeft, zeker als het bedekt is met giftig kopergroen. Waarschijnlijker lijkt het ons echter, dat er hier sprake is van een woordspeling met "koper" en "kopen".

 

aanleggen

Tegenwoordig wordt er niet meer zo op de kleintjes gekeken als vroeger. Een veertig jaar geleden, toen we nog niet in de "welvaartsstaat" leefden, waren ouders meestal genoodzaakt met hun kroost te gaan wandelen zonder dat er daarbij onderweg in een café een glaasje limonade bij kon overschieten. Men zei dan, dat men "wandelbier" dronk. Wandelbier drinken betekent derhalve er voor ontspanning op uit trekken zonder onderweg iets te verteren.

 

lopen

Zulke tochten werden meestal gemaakt "met de benenwagen", dat is: te voet. Men kon ook gaan met "het paard van Sint Franciscus" of met "de schoenmakerstram" of met "de billenwagen". Ook die drie uitdrukkingen betekenden allemaal: te voet. Sint Franciscus beschikte namelijk niet over een paard en schoenmakers werden geacht geen geld te hebben om een tramritje (dacht men hierbij aan de Loonse tram?) te betalen.

 

leeftijd

"Beter 'n aaw (oud) perd (paard) kapot dan een jong bedorven" houdt een pleidooi in voor de jeugd, die de toekomst heeft. De uitdrukking vertolkt de opvatting, dat aan de dood van een oude mens niet zoveel verbeurd is, maar dat men zorgen moet dat een kind niet wordt bedorven.

 

leeftijd

"Als de vos oud wordt, dansen de kiepen (kippen) op z'nen rug". Het betekent, dat een oude mens energie verliest en zodanig wordt uitgerangeerd, dat zelfs degenen, die aanvankelijk als de dood voor hem waren, hun angst verloren hebben en met hem doen wat ze willen.

 

terechtwijzen

Wanneer iemand "voor vijf cent zijn vet meekrijgt", dan hoort hij zich geducht de waarheid vertellen." Het kan ook een uitbrander zijn. Onze uitdrukking is wat mooier versierd dan de soortgelijke van het Algemeen Beschaafd Nederlands: iemand zijn vet meegeven.

 

feeks - dom - lichaamsgebreken - scheel

Een vrouw kan als "loeter" gekwalificeerd worden. In onze jeugd hebben wij dit woord steeds ervaren als een afschuwelijk scheldwoord, dat we nooit durfden te gebruiken. Het leek wel met een vreselijke vloek gelijk te staan. We weten echter niet of het voor iedereen zo zwaar was geladen. Als we het nu eens nader bekijken, lijkt het niet meer zo verschrikkelijk. Het komt van het Franse "l'outre", dat "de otter" betekent. Men zegt dan ook wel - vooral in Vlaanderen - "Gij zijt 'nen otter". Dat betekent: domoor. Daarnaast kan het ook slaan op iemand, die scheel ziet. "Juffrouw Plus had tegen Vrouw Struyck geroepen "ge zijt 'nen otter" (Bergmann). "Otter" als scheldwoord kan blijkbaar zowel voor een man als een vrouw gebruikt worden. "Loeter" daarentegen hebben we steeds van een vrouw horen zeggen. En dat was minstens een kreng van een vrouw, waarbij aan het zachtaardige "domheid" niet eens werd gedacht.

 

etter - vervelen

Nu we dan toch aan het schelden zijn, kunnen we daar nog wel even mee doorgaan. "Die vent is me toch 'nen etter!" klinkt ook alles behalve complimenteus. Bij dit "etter" hebben we te maken met de verbastering van het Franse zelfstandige naamwoord "être", dat "wezen" betekent. Als zodanig is het woord neutraal. Het wordt pas zwaar geladen in de verbastering, waarin de betekenis uitbreiding ondergaat met het begrip "treiterig vervelend" of "onuitstaanbaar". Men is geneigd te denken, dat dit "etter", wat dus niets te maken heeft met de afscheiding uit zwerende wonden, wel specifiek gewestelijk zou zijn. Dit is echter niet het geval. Van Dale kent het ook in de ons gegeven betekenis. Wèl betwijfelen wij of het elders zoveel burgerrecht geniet als bij ons.

Wij hebben er ook nog een werkwoord van gemaakt: "Lig nie zo te etteren." Dat brengt Van Dale niet.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 74

 

duivel - begerig - Vlug, Geertje de

Enige tijd geleden gaven wij hier de uitdrukking: "Hij hee-g-'t er op als d'n duvel op Girte". Men zegt echter ook: op Girtjes. Een briefschrijver meent, dat dit laatste woord geen voornaam zou zijn, maar gewoon een meervoud van een zelfstandig naamwoord: girt-girtjes, wat dan "zieltjes" zou beduiden. Wij delen die opvatting niet, al roept de uitdrukking in haar geheel wel de associatie met zielen op. Liever houden wij het op één bepaalde ziel en wel die van Geert. De vormen met "e" en "es" achter een voornaam komen in ons dialect méér voor. Bv. ik heb Jantjes niet gezien, en: zeg het maar tegen Piete. Bij het lezen van het artikel in dit blad van 30 november ll. getiteld: "In 1767 stond op de Heuvel een schavot" kregen we plotseling een idee. We stuitten daar op de naam van een beruchte bandiet, die vroeger o.a. in Tilburg opereerde. Dat was Geertje de Vlug. Nu lijkt het voor de hand liggend, dat de duivel zeer begerig is op een ziel, zó zwart van de misdaad, dat hij bijna de duivel zelf evenaart. Kan de volksverbeelding dat zo niet gezien hebben? Dan zou de uitdrukking dus slaan op de ziel van die Geert of op Geerte of Girtjes. Mocht onze veronderstelling omtrent onze Geert juist zijn, dan zou de uitdrukking uit de tijd van rond 1767 stammen.

 

lijken - Rommelaar - zwijgen

Aan een bepaalde persoon verbonden uitspraken hebben we op deze plaats in het verleden meerdere kunnen brengen. Wij herinneren in dit verband bv. aan "Hij beslècht Rommelère vink - die docht d'r deuntje". Deze Rommelaar was een Tilburger, die in de Laagstraat woonde.

 

bezig zijn

"Een vrouwehand en een paardetand mogen nooit stilstaan", luidt een volksgezegde, waarmee de mening wordt vertolkt, dat men - als goede huisvrouw - een vrouw graag bezig ziet. Er wordt hier een aardig gevonden beeld gebruikt. Wie goed op een paard let, zal immers bemerken, dat dit steeds met zijn gebit in beweging is.

 

praatziek

Een opmerkingsgave van gelijke aard maar een tikkeltje venijnig, vinden we in die andere wijsheid: "Een vrouwetong en een geitestaart staan nooit stil". Een geitestaart kwispelt inderdaad voortdurend. Tegenwoordig krijgt men in Tilburg niet zo veel kans om dat waar te nemen, maar vroeger was dat anders. Bijna iedere wever hield er een geit op na. Dat was immers zijn koe. Overigens lijkt het ons niet zo vleiend voor het zwakke geslacht de tong op één lijn gesteld te zien met de staart van een geit.

 

onecht kind

"Het is een rapelangske" zei een moeder en ze doelde op een in het gezin rondlopend kindje, dat erg jong was in verhouding tot de andere kinderen. Men had hier toch niet te maken met een "nakomerke", maar... met het kind van een ongetrouwde dochter. Het woord stamt van "rapeling", dat Van Dale als Zuid-Nederlands noteert. En dan betekent het: afgevallen en opgeraapte vrucht (fruit). Een aardig voorbeeld, dat leert hoe scherpzinnig en geestig de gewone man in zijn taal zijn beeld creëert.

 

lachen

Het volgende is op dit gebied trouwens ook niet mis: "Als onze buurvrouw lacht, moet ze haar oren verzetten". Met één slag ziet iedereen hoe breed die buurvrouw lacht. Haar mond gaat daarbij open tot aan de oren en zou zelfs nog breder worden, als die oren maar niet in de weg stonden. Dat is taalplastiek van de bovenste plank. De overdrijving zorgt daarbij nog voor komisch effect.

 

sigaretten - Lighallen

Plaats van ontstaan en tijd verraadt het volgende Tilburgse gezegde: "Bij die sigaretten moesten ze een briefke veur de Lighallen geven". De Lighallen is een populaire benaming voor een herstellingsoord voor jeugdige t.b.-patiëntjes aan de Dongenseweg. Nadat door de vooruitgang van medische wetenschap, hygiëne, betere woon- en levensomstandigheden de t.b. geheel was teruggedrongen, kregen de Lighallen een andere bestemming. Zij vormen nu Charlotte-oord voor gehandicapte kinderen. De spreker, die de Lighallen als beeld aanvoerde, bedoelde eens kernachtig te zeggen, dat de sigaretten in kwestie zó slecht waren, dat je er t.b. van kreeg.

 

kietelen - vrijen

"Het was er van Jan kom kietel me 's aovonds" suggereert op z'n minst een frivole situatie tussen leden van beiderlei kunnen. Daarom kende de volksmond ook "kieteltuinen". Dat waren tuinen bij meestal wat afgelegen cafés met bankjes in prieeltjes, waar het onder het lover zoet minnekozen was. Tegenwoordig doen we dat voortaan vanaf de Heuvelstraat tot alle Tilburgse straten...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 75

 

gevangenis - strafkolonie - De Schans

"Momenteel zijn er honderden Heikantbewoners, op z'n zachtst uitgedrukt, ontevreden over het besluit van B en W met ingang van 1 juli 1969 een straatnaam te veranderen", zo begint een brief, die wij van een lezer van onze rubriek ontvangen. Het blijkt hier te gaan over "de aloude uitvalsweg naar Udenhout, de Rugdijk". Het voorste gedeelte daarvan zal "Schans" gaan heten en het achterste Quirijn Stokstraat - aldus de briefschrijver. Men praat op de Heikant al minachtend over "'t Schaanske", want die naam zou iets te maken hebben met het huis van bewaring of gevangenis, meent men. Daar zijn die Heikanters helemaal niet op gesteld.

De vraag is nu: Waar komt die naam "'t Schaanske" vandaan? Met "Taalplastiek" hebben we hier niet te maken. We gaan echter wat dit betreft in deze rubriek wel eens méér buiten ons boekje. Dus... Trouwens in ons nr. 64 hebben we ook al over "schaans" gesproken. We zeiden toen, in verband met de uitdrukking "in de schaans zitten", dat het woord betrekking had op een strafkolonie en dat het stamde van Ommerschans, waar een strafkolonie gevestigd was en wellicht nog is. In meer brede zin duidde men er later gewoon de gevangenis mee aan.

Nu lijkt het, dat men op de Heikant volop gelijk heeft met zijn afkeer van de straatbenaming. Wij menen dat dit toch eigenlijk niet het geval is. "Schans" is in het betreffende Tilburgse gebied een oude streeknaam. Op de landkaart van de heerlijkheid Tilburg en Goirle van 1760 van Diederik Zijnen wordt hij weliswaar niet vermeld, ook niet op de kaart van Verhees (rond 1790), maar wel op een in 1890 uitgegeven naamloze kaart.

In de krijgskunde is een "schans" een in het veld opgeworpen versterkingswerk, meestal in de gedaante van een vier-, vijf- of zeshoek. Het kan ook een wal of dijk zijn. Bestaat er nu enige grond om aan te nemen, dat daar bij de Rugdijk vroeger een omwalling heeft gelegen? Mr. H. Hardenberg meent van wel in "Van Heidorp tot Industriestad". In zijn studie over "Het ontstaan van de vrijheid Tilburg" zegt hij daar iets over. De schrijver wijst op de merkwaardige oude ridderhof van Enschot. In de 15de en 16de eeuwse Brabantse leenacten komt deze ridderhof, die tot het eind van de 18de eeuw een Enschotse enclave in het gebied van de heerlijkheid Tilburg vormde, voor als hof ten Dyck. Deze naam kan men terugvinden tot in het begin van de 14de eeuw. De schrijver verwijst naar een reeds in 1244 bestaande hoeve Dijck te Duffel in België. Volgens een omschrijving van een acte uit 1625 was deze hoeve gelegen binnen een omwalling, genaamd de "Stormschans". Ook hier dus een schans.

In verband met de naam Rugdijk wordt er op gewezen, dat men bij het Middelnederlandse woord "dijk" niet uitsluitend aan een dijk in moderne zin, dus weg of waterkering, behoeft te denken. Men kan dit zien in een dichtwerk van Jacob van Maerlant. In het vierde boek van diens "Alexanders Geesten" wordt gezegd, dat Alexander zijn leger met een dijk, d.w.z. met een schans of omwalling, omgaf. Vermoedelijk houden zowel de naam "Schans" als "Rugdijk" verband met een omwalling. In ieder geval behoeft men niet aan een strafkolonie of iets van dien aard te denken. Met "Schans" wordt hier zelfs een interessante historische naam in herinnering gehouden, wat toejuiching verdient. De Heikanters kunnen dus gerust zijn.

 

huwelijk - wittebroodsweken

Nu wordt het tijd weer eens terug te keren naar onze eigenlijke "Taalplastiek". Weet u wat er gaande is, als er gezegd wordt: "De spulvogel (speelvogel) zit nog op 't dak"? Het slaat op jonggehuwden. Als we het eens in keurig ABN-Nederlands wilden uitdrukken, zouden we moeten zeggen: "Ze zijn nog in de wittebroodsweken". Ook een mooie vondst voor wie dat voor de eerste keer gebruikte. Onze "spulvogel" mag er echter eveneens zijn. Hij kan best concurreren! Hij is zelfs wat directer in zijn suggestie dan dat wittebrood. Iemand die pas getrouwd is, wordt verondersteld veel tijd aan zijn vrouwtje te moeten besteden. Zo kan men dan te horen krijgen: "O, den dieje, die heej vur niks aanders tèd, daor zit de spulvogel nog op 't dak!" Als de "spultijd" voorbij is en de jonggehuwden aan het bruin brood gearriveerd zijn, zegt men: "Jao, de spulvogel is daor vort wel van 't dak".

 

verkering - trouwen - winnen

Nu we dan toch aan het trouwen zijn: Als een trouwziek meisje eindelijk een man definitief aan de haak geslagen heeft, wordt er wel gezegd: "Nou ze dan zo wijd is, meent ze desse (dat ze) de vogel af heej".

In het algemeen betekent "de vogel af hebben" iets gewonnen of bereikt hebben. Het gezegde vindt zijn oorsprong bij de schuttersgilden. Daar deed en doet men immers aan het "vogelschieten". Het gaat er daarbij om een op een schutsboom geplaatste houten vogel naar beneden te schieten. Gewoonlijk komt die vogel in stukken en brokken naar beneden. Wie het laatste stuk afschiet, wordt tot koning uitgeroepen.

 

ervaring - puberteit

Wanneer van iemand gezegd wordt: "Hij is de rui wel door" heeft hij een begintijd met gebrek aan ervaring achter de rug.

Het geldt ook voor een jongeman. Het is bijvoorbeeld van toepassing op een jongeman, die zijn vlegeltijd uitgegroeid is. In letterlijke zin betekent - zoals bekend - ruien: op regelmatige tijden de oude veren of haren verliezen en nieuwe krijgen.

 

Dat was het dan weer voor vandaag!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 76

 

opvoeding - eggen

"Haoken krommen al vruug" (Haken krommen al vroeg) zei de man. Als we de betekenis niet uit het zinsverband, waar het gebruikt werd, op hadden kunnen maken, zouden we over de zin toch wel eens even hebben moeten peinzen. De betekenis er van is, dat men een mens jong moet leiden. Dan valt er nog wat mee te beginnen, op latere leeftijd lukt dat niet meer. De uitdrukking gaat ongetwijfeld terug tot het Middelnederlands: "het cromt vroegh dat te hake sal". Het werkwoord "haken" betekent krom worden tot een haakvorm. Een oude benaming voor een scheur in een kleed, een winkelhaak, is "hackel". Men vindt "haken" ook terug in een kinderraadsel, dat al lang uit de tijd is, maar dat we ons toch nog wel herinneren: "Hakkerdentakker liep over den akker, Hoe harder hakkerdentakker liep, Hoe harder die hakkentakker z'n gat stiet". Nooit gehoord? Nu zijn we natuurlijk ook verplicht het antwoord van het raadsel te geven. Hier komt het dan: Hakkerdentakker is een eg, het werktuig waarmee de boer, als het land geploegd is, de grote kluiten verbrijzelt om de aarde mooi glad te maken. De eg wordt ook gebruikt om het uitgestrooide zaad onder te eggen. Men lette er op hoe in "hakkerdentakker" de stotende beweging van de over het veld dansende eg tot uitdrukking wordt gebracht. Het woord werd samengesteld uit "hack" en "tack", wat respectievelijk "haak" en "scherpe punt" betekent.

 

nieuwsgierig - bemoeien

Wordt er van iemand gezegd, dat hij "overal met z'ne grijze bij is", dan heeft men te maken met een mens, die zich niets laat ontgaan in die zin, dat hij steeds present is, zodra er iets te zien of te beleven valt. Hij staat dan "in de voorste (eerste) rij". Het woord "grijze" in de hier gebruikte betekenis heeft bij ons van oudsher associaties met "hoofd" of "gezicht" opgeroepen. De betrokkene laat "overal zijn gezicht zien", misschien wel een grijzend gezicht, want in Zuid-Nederland wordt "grijzen" wel voor "grijnzen" gebruikt. In "overal met z'ne grijze bij zijn" klinkt een tikkeltje, ironisch misprijzen door. Zo van: bemoeial.

 

neus

"Wie, toen de neuzen werden uitgedeeld, in de eerste rij heeft gestaan" of "het eerst zijn hand heeft uitgestoken" blijkt te zijn gezegend met "'nen flinke vóórgevel" oftewel doodgewoon: neus. Geen reden daarover te treuren, want de Fransman zegt: "Jamais grand nez n'a gaté jolie visage", letterlijk vertaald: Nooit heeft een grote neus het aardige gezicht bedorven. In zijn idioom zegt de Nederlander: Een flinke gevel versiert het huis. Laten de neuzen blij zijn en zich verheugen!...

 

zingen

In ons dialect openbaart zich voortdurend een voorliefde voor overdrijving. Men stuit daarbij vaak op de meest originele beelden, waarbij men zich afvraagt: Waar halen die mensen het toch vandaan! Een zanger met een bewonderswaardige diepe basstem hoorden wij op de volgende wijze plastisch voor ogen stellen: "Dè was 'nen bas, die haolt 't wit zaand uit de grond!" Nu weet u toch wel hoe diep die zingt, niet waar? Aardig hierbij is ook dat het in de eerste zin figuurlijk gebruikte bijvoeglijke naamwoord "diep" zijn versterking krijgt door een slechts gesuggereerd "diep" in letterlijke zin. Voor ons wel een van de mooiste voorbeelden van Tilburgse taalplastiek, die we ooit zijn tegengekomen: sterk beeldend en geestig tegelijk en dat eigenlijk allemaal in één adem...

 

spotten

"Dè zijn meleuren - daor motte (moet je) veur bidden!" kan iemand, wie iets onaangenaams overkomen is, waarover hij klaagt, zich horen toevoegen. Bij "meleuren" hebben we te maken met een verbasterde meervoudsvorm van het Franse woord "malheur", dat ongeluk of ramp betekent. Het bovenvermelde zinnetje moet nooit ernstig worden genomen. Het bezit niet de waarde van troost bij een ongeluk. Daar zou het zelfs geheel misplaatst zijn, omdat er lichte ironie doorheen speelt. Het best op zijn plaats is het tegenover iemand, die over iets klaagt, wat in andermans oog eigenlijk de moeite van het klagen niet waard is. Met die "meleuren" en dat bidden neemt men hem dan een beetje "op den hak".

 

voortreffelijk - Frans

Een leuke verbastering ontmoeten we in: "Den dieje, dè is er êne van diekomsa!" De spelling, waarin dit laatste woord op ons bureau dwarrelt, verraadt al, dat men er niet de flauwste notie van heeft, dat we hier weer eens op onze manier "Frans met haar" aan het praten zijn. "Diekomsa" komt van: "comme ci, comme ça", dat onder andere "zo" of "zo, zo" betekent. Een mens van "diekomsa" kan iemand zijn van alle markten thuis of van prima gehalte: een mens: Zó!!!... Gezegd met nadruk, de duim omhoog, met bijpassende trek van de mond, drie uitroeptekens en puntjes...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 77

 

namen - duivel

Wanneer er een nieuwe wereldburger wordt verwacht, hebben de aanstaande vader en moeder vaak nog heel wat "te stellen" met geschikte namen voor het boorlingske. Ze kunnen daarmee niet zo maar hun gang gaan, daar er altijd wel familieleden bestaan, die in dit opzicht op traditionele rechten staan, nl. dat de kleine naar hem of haar wordt genoemd. Pas op, als daar niet de hand aan wordt gehouden. Daar kan gewoon familieruzie uit ontstaan met al de nadelige gevolgen van dien als er een suikeroom of soortgelijke tante bij betrokken is. Vandaar die altijd weer dezelfde in hele generaties terugkerende doopnamen. In onze huidige tijd speelt het probleem niet meer zo sterk als in het verleden. Ook op dit gebied hebben de jonge ouders nieuwe vrijheid veroverd. Uit de oude traditie stamt het van ontstemming getuigende gezegde: "Er is ginnen duvel, die zo hiet." Men kon dat naar het hoofd geslingerd krijgen, als een kind een niet op de familie afgestemde naam te dragen kreeg en ook wel als de naam moeilijkheden gaf bij de uitspraak.

 

Rommelaar - zwijgen - Donders, Jan - vogelvangst

We hebben hier al eens de vink ten tonele gevoerd van zekere Rommelaar uit de Laagstraat te Tilburg, die "niet zong maar haar deuntje dacht". Een soortgelijke uitdrukking blijkt nu ook in Goirle gangbaar. Daar zegt men: "Hij doeget krek as Jan Donders vink: die sloeg nie maar die docht (dacht) d'r deuntje". In verband met "denkende vinken" vernamen we iets van een vogelkenner. Deze zegt, dat de vinken in de broedtijd een eigen gebied afbakenen, waarbinnen geen rivalen geduld worden. Heeft een indringer het ongeluk in het afgepaalde gebied aan het zingen te slaan, dan wordt hij met geweld verdreven, wat in een strijd op leven en dood kan ontaarden. Zo'n verdreven vink komt echter toch wel in het verboden gebied om voedsel te zoeken, maar houdt dan voortaan wijselijk haar snaveltje. Zij speelt voor "luistervink" en denkt haar deuntje...

De hier vermelde "zeden" van de vinkenwereld buit de clandestiene vanger uit om zijn "meivinken" te pakken te krijgen. Hoort hij in de broedtijd een vink in een boom zingen, dan plaatst hij onder de boom een "lokvink" aan een touwtje, dat met een spijker of houtje in de grond wordt vastgestoken. Daar omheen zet hij lijmstokjes. Ontdekt de vink in de boom de indringer in haar gebied, dan stort zij er zich onmiddellijk op om hem te verdrijven. Met als resultaat, dat ze zelf in de lijmstokjes verward raakt. Onnodig te zeggen, dat een dergelijke manier van vangen bij de wet verboden is, zoals trouwens een totaalverbod voor het vangen van wildzangvogels geldt. Niettemin leek het ons interessant eens te vertellen hoe de vogelaar vroeger opereerde.

 

woordgeslacht - klemtoon

Een of andere lezer zal misschien opveren, omdat wij in dit verhaaltje onze vink het vrouwelijk geslacht geven. En 't gaat zelfs nog wel om een mannetjesvink! Ook geheel los hiervan is "vink" in het ABN mannelijk. We staan hier echter voor een van de weinige gevallen, dat in Tilburg en omgeving, waar het gevoel voor het woordgeslacht van nature zo sterk leeft, een vergissing wordt gemaakt. Onze oren staan helemaal niet naar "hij" als het over een vink gaat. Die oren worden trouwens door radio en tv al genoeg gemarteld met afgrijselijkheden van verkeerd woordgeslacht. En alsof het nog niet erg genoeg was, worden we in de publiciteitsmedia ook vergast op verkeerd gelegde klemtonen in samengestelde woorden. Dit lijkt wel tot een mode-rage uit te groeien!

 

bijkomstig

Om aan te geven dat iets weinig ter zake doend is of ondergeschikt aan iets belangrijkers, kan men in Tilburg te horen krijgen: "Dè rokt (raakt) de baoker nie as 't kiendje mar gezond is"...

 

moment, het juiste

"Alles op z'n tijd en boontjes in augustus" laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Augustus is immers de tijd voor het plukken van boontjes. We stuiten bij dit gezegde weer eens op de typisch gewestelijke behoefte liever véél dan weinig woorden te gebruiken. Helemaal praatzucht is dat toch vast niet. Met de vergelijking er bij krijgt de uitspraak heel wat méér kleur en warmte. Bovendien speelt er nog een net aan te voelen vleugje humor in door.

 

duur

Van hetzelfde genre getuigt: "Alles wordt duur, behalve de perziken want die zijn er in de winter nie". Ons eerste voorbeeld is echter heel wat beter geslaagd.

 

verbazen

We hebben een oude man gekend, die er een gewoonte van maakte met een omhaal van woorden voor de dag te komen en daar zelf niet weinig trots op was. Om uiting aan verbazing te geven had hij het volgende bij elkaar gecomponeerd: "Sapper de Jennemie, mee d'r klumpkes (klompjes) aon potverdrie, wè gao de wèreld toch vooruit!" Twee "vloeken" in één adem, rijmen en dan nog die klompjes als franje!

 

Klessens, slager

Op de Koningshoeven heeft ooit een slager gewoond, die vermoedelijk wel Klessens zal geheten hebben. Zijn herinnering leeft er voort dank zij een gevleugeld woord: "'t Is zogezeed (zogezegd) tut-tut, gij weet 't, zeej de Kles!"

 

Dat was het dan voor vandaag!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 78

 

rillingen

Wat gebeurt er als "de griebels over de grabbels gaan"? Laten we dat, ter verduidelijking maar eens zetten in de context, waarin wij het noteerden. Een Tilburger zei: "Wè hè'k 'ne kawe rug. De griebels gon over de grabbels, 't lekt wel un waasbord. Ik dènk dè we sneuw krijge". (Wat heb ik een koude rug. De griebels gaan over de grabbels, het lijkt wel een wasbord. Ik denk dat we sneeuw krijgen.) Met die twee vreemde woorden weten we niet goed weg. Van Dale vermeldt als gewestelijke taal "griebels", dat fratsen, kunsten, grimassen betekent. Hij geeft als voorbeeld: maakt toch zulke malle griebels niet. Ook vinden we als gewestelijke uitdrukking "op de gribbelgrabbel", wat "te grabbel" betekent. Helemaal in de lucht, als een uitdrukking van eigen vinding van één persoon, zweeft dus wat die Tilburger zei niet. De dubbele "b", die we ons evengoed bij "griebels" kunnen voorstellen als ze in "grabbels" voorkomt, duidt er wel op, dat we hier te maken hebben met affectieve woorden. Dat zijn woorden, die de bedoeling hebben tot het gevoel of het gemoed te spreken. Wij menen, dat de Tilburgse uitdrukking dit in ieder geval wel doet. Voor ons suggereert ze koude rillingen.

 

kijken - zien

Wanneer iemand kijkt "met heel zijn verstand", zou dit moeten betekenen, dat de betrokkene nauwkeurig waarneemt. Toch zouden we de uitdrukking met die verklaring alleen in een verkeerd licht stellen. Er zit méér achter. Er klinkt ironie en enige verbazing door ten koste van die kijker, die zijn zien demonstreert. Wie "kijkt met heel zijn verstand" ziet eigenlijk iets zonder er veel van te snappen, omdat hij daar te stom voor is. Verder proeven wij enige humor in de combinatie van "kijken" en "verstand". Het is natuurlijk wèl zó, dat bij kijken het verstand te pas komt, wanneer er tenminste al kijkende ook daadwerkelijk iets wordt waargenomen en daardoor tot geestelijk bezit wordt. Wat bij ieder kijken helaas niet steeds het geval is. Men kan immers "kijken" zonder te "zien". De man van het volk breekt zich echter niet het hoofd over een beschouwing als deze. Voor hem wordt er helemaal niet met het verstand gekeken, maar met de ogen zonder meer. En daarom juist achten wij de in de gegeven uitdrukking spontaan gelegde combinatie tussen "kijken" en "verstand" zo fijntjes. Een heerlijk voorbeeld van volks idioom. Dat "heel" staat er bovendien ook niet voor spek en bonen bij. Het vervult wel degelijk een functie!

 

inhalig

We hebben een moeder gekend, die - als haar kinderen bij het eten of onder andere omstandigheden om "veel" vroegen - uit de hoek kwam met: "Veul, dè laoide op 'n kèr!" (Veel dat laadt men op een kar.) Dit was haar methode de kinderen fatsoen bij te brengen en op de ondeugd van begerigheid te wijzen. Dit alles zonder diepzinnig gepedagoochel.

 

zuinig

Aan de vaderlandse wijsheid: "Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen" hebben onze mensen, in hun neiging tot breedsprakerigheid en lust tot grapjasserij, niet genoeg. Daarom voegen zij er nog aan toe:... "en as g'oe eigen nie verschoont, krijgde luizen as kamelen!"

 

lopen - nieuwsgierig

Loopt iemand in draf over de straat, dan kan hij zich horen toeroepen: "Hé, ze hebben 'm al" of: "Zitten z'oe aachternao?" Beide uitroepen associeert men met een vluchtende dief. Ook kan men de hardloper naschreeuwen: "Waor is den braand?" In alle drie de exclamaties beoogt men soms het harde lopen te bagatelliseren. Er kan echter ook wel nieuwsgierigheid achter zitten. Met vermijding van de directe vraag: Waar ga je naar toe? hoopt men dan op indirecte wijze op die brandende vraag een antwoord te krijgen...

 

ploeteren

"Die buurvrouw van ons is de hele dag in bezoenie en ze weet van geen uitschaaien!" dwarrelt er vanaf de Koningshoeven op ons bureau. Alleen dat "bezoenie" laat aan duidelijkheid te wensen over. We zullen hier wel te maken hebben met een verbastering van het Franse woord "besogne", dat werk of bezigheid betekent. Voor ons "ploeteren" gebruikt de Fransman "besogner". En ploeteren doet die van geen ophouden wetende Tilburgse buurvrouw wel. We menen ook eens de uitdrukking gehoord te hebben: "Het is een hele bezoelie". Hier is de letter "n" dus door een "l" vervangen. Veel zegt dit niet, want van vreemd in de oren klinkende woorden maakt de één dit en de andere dat. Een visueel beeld krijgt men er nooit van, omdat ze nergens worden neergeschreven. Behalve dan in onze Taalplastiek! Ook dat "bezoelie" willen we door "besogne" vertalen.

 

ophouden

"Ik veeg m'n schoep aaf" zei de grondwerker. Hij had ook kunnen zeggen: "Ik leg er de pannen op." Zowel het één als het ander betekent: ophouden met werken. Wanneer een boer of grondwerker zijn taak klaar had, placht hij met een steentje de aanklevende grond van zijn schop te vegen.

 

smeden

Van een schop gesproken: Heel lang geleden kwam een boer bij een smid om een nieuwe schop te laten smeden. Dat gebeurde in die tijd wel. De boer wilde wachten tot ze klaar was. "Dat kan niet," zei de smid "want 't wordt misschien 'nen haomer!"...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 79

 

sterven

"Denk er aan, als ge dood gaat, gaode in 't paopekuiltje" placht een moeder tegen haar kinderen te zeggen. Hoewel "paap" o.a. verband houdt met grondwerk en ook met de lakenweverij, zien we die relatie hier toch niet. Wellicht wordt hier gewoon een graf op het kerkhof bedoeld. Het kerkhof is dan gezien als eigendom van de pastoor. Of is "Paopekuiltje" soms de naam van een of andere poel? Heeft iemand ooit daarvan gehoord?

 

kaartspel

Een kaartspeler, die bij het rikken "acht slagen deed" zei: "Hier, sopt hier oewen erpel (aardappel) maar 'ns in!" Het klonk als een uitdaging, die suggereerde, dat de tegenpartij hard zou moeten spartelen om hem "er in te speulen."

 

element, in zijn

Wie "zijn draai niet gevonden kan krijgen" slaagt er niet in in zijn element te komen. De uitdrukking is nogal breed van betekenis. Die kan variëren van: er niet in slagen een passende betrekking te vinden tot gemakkelijk zitten of liggen. Zij is derhalve niet hetzelfde als het ABN: "Hij heeft zijn draai genomen", dat o.a. betekent: plotseling tot een andere zienswijze overgaan.

 

losbandig

Wanneer iemand wordt verweten, dat hij "de bonte boer gerejen (van: rijden) heeft" betekent dit op zijn mildst, dat hij de boel behoorlijk op stelten heeft gezet. Het kan echter ook slaan op het maken van grote verteringen en het vertonen van een losbandig gedrag. In het ABN kennen wij: Het al te bont maken. Ons gewestelijk gezegde is echter sterker en kernachtiger. Wisten we nu ook nog maar eens waar die "bonte boer" vandaan komt! Dan was dat "rijden" wellicht ook meteen duidelijker.

 

verwensen

De verwensing: "Krijg de klere" is een Tilburgse verbastering van "kolere" (nadruk op middelste lettergreep) of "koleire". Dit woord is op zijn beurt weer afkomstig van het Franse "colère", dat "woede" of "toorn" beduidt. Onze verwensing betekent zoveel als: "Loop naar maan!"

 

rijk - verdragen

"Den dieje?... Die krabde (krab je) nie blôôt!" Wanneer er met deze woorden over iemand geoordeeld wordt, dan heeft die de reputatie er warmpjes bij te zitten, zodat hij niet gemakkelijk in financiële moeilijkheden zal geraken. "Hij kan een stootje velen". Het werkwoord "velen" in de betekenis van "kunnen verdragen" wordt in onze streken nogal vaak gebruikt. Het klinkt erg gewestelijk, maar blijkt toch tot het Algemeen Beschaafd Nederlands te behoren. Het lijkt ons echter twijfelachtig, dat het in het westen van het land nog in even sterke mate in zwang is.

 

maken, mee te - toenadering

Als een Tilburger zegt: "Daor heb ik gin (geen) avaans mee" heeft hij er niets mee te maken en hij spreekt alweer een woordje Frans zonder zich daarvan bewust te zijn. Wanneer het alleen om de uitspraak gaat, durven we het zelfs deze keer niet eens als verbastering te kwalificeren, want het Franse "avance" klinkt nagenoeg net zo als het onze Tilburger gebruikt. "Avance" dat eigenlijk voordeel of winst betekent, ontmoeten we ook in de uitdrukking: "Avances doen". Dat betekent: toenadering zoeken om tot een overeenkomst te komen of betrekkingen aan te knopen.

 

delen

"Gij hebt oew gezodje al gehad". Er wordt ook gesproken van "gezaoi". De zin betekent, dat de toegesprokene zijn deel heeft gekregen. We hebben hier te maken met "gezaai(sel)" en een verkleinwoord daar van. Dit is datgene wat iemand heeft gezaaid. En wat men gezaaid heeft, mag men ook oogsten! "Gezaaisel" staat als verouderd Nederlands te boek. In gewestelijke taal betekent "gezaai" o.a. ook: zo veel bouwland als men met een zekere hoeveelheid graan bezaait. Gezaai(sel) en een verkleinwoord daarvan hebben wij alleen nog maar door oude, dialect sprekende mensen horen gebruiken.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 80

 

kaartspel

"Ge hebt nog een kans als er goei op de lummel liggen" wordt gezegd om aan te geven, dat er nog wel een mogelijkheid tot succes bestaat, als Fortuna tenminste een handje meehelpt. De uitdrukking stamt uit de wereld van het kaartspel. In onze stad en omgeving worden verschillende spelen met de kaart gedaan, zoals bijv. smousjassen, hoogjassen, pandoeren en nog wel andere, waarin de "lummel" een rol speelt. Die "lummel" bestaat uit een aantal kaarten, die de spelers in eerste instantie niet in handen krijgen, maar welke voorlopig na iedere "gift" op tafel blijven liggen. Er bestaat daarbij de mogelijkheid, dat een bepaalde speler zijn kaarten voor "de lummel" ruilt in de hoop, dat deze beter zijn dan die welke hij in de hand heeft.

 

duivel - huwelijk - ruzie

Als men de waarschuwing krijgt zich in acht te nemen, want "daar loopt het duveltje rond het huis", betekent dit dat er in het huis in kwestie spanningen heersen en dat er bijna voortdurend herrie is.

 

losbandig - slordig

Een zonderling fabrieksel lijkt ons: "Hij flodderiedost er mar tegen aon", dat ook op ons bureau verzeild geraakt is. We hebben het nooit gehoord, al voelt men uit de hele opbouw van het zinnetje direct welke richting het uitgaat. De inzender geeft als verklaring: hij maakt het nogal bont. Misschien is de uitdrukking ook wel verwant aan: slordig te werk gaan, daar men er het werkwoord flodderen in onderkent.

 

maken, mee te

Heel vaak kan men uit een Tilburgse volksmond te horen krijgen: "Daar heb ik niks mee te schaften!", wat dan betekent: "Daar heb ik niets mee te maken!" We stuiten hier op een verouderd, Zuid-Nederlands werkwoord "schaffen", waar men in Tilburg de tweede "f" dus in een "t" veranderd heeft. "Mee te schaffen hebben" betekent inderdaad "niets mee te maken of niets mee uit te staan hebben".

 

knutselen

En hebt u wel eens iemand "alles bij elkaar zien friemelefratsen"? Het is gemakkelijker de waarde van dit bij de heer Van Dale onbekende werkwoord aan te voelen dan nauwkeurig te omschrijven. In elkaar friemelen kennen we wel. Het komt overeen met "frommelen", maar niet zozeer van papier alswel van draden, touwtjes, lapjes enz. In ons voorbeeld wordt dit versterkt door "frats", wat op grilligheid duidt. De combinatie van deze begrippen en die overgoten met een licht denigrerend sausje van prullerige onbeduidendheid vinden we in "friemelefratsen", dat tegelijkertijd nog een beeld van wriemelende vingers oproept.

 

plagen

"Ons Lieve Heerke laten zien" is nu wel totaal uit de mode geraakt. Zo'n zestig jaar geleden betrof het een plagerij, die volwassenen nogal eens graag op kleinere kinderen toepasten. Op de vraag: "Wilde ons Lieve Heerke eens zien?" antwoordde natuurlijk ieder kind, dat het foefje nog niet kende, volmondig: ja! Maar dat bekwam hem dan niet zo best. Het kind kreeg twee grote handen om de kaken geklemd en werd dan met het hoofd in de handen hangend van de grond opgeheven. Een valse plagerij, niet vrij van enige sadistische inslag. Wie dan ook éénmaal op deze manier "Ons Lieve Heerke had gezien" liep er voor de tweede keer niet meer in.

 

eed

Als we dan toch ineens in de kinderwereld zitten van een goede halve eeuw terug, kunnen we hier ook nog wel even vertellen welke zware "eed" kinderen onder elkaar plachten te zweren. Deze luidde: "Kruiske sterven en honderdduizend ijzeren boterhammen opeten!" Een plechtigere verklaring dat men de waarheid sprak, was niet denkbaar en ze werd door de jeugd dan ook op de waarde van een echte eed gewaardeerd.

 

flappen, eruit

Wie "er alles uitflapt" zegt maar wat hem voor de mond komt zonder op zijn woorden te letten. Dit komt derhalve overeen met het ABN "er uit flappen".

 

kletsen

Men kan ook "alles uitbrebbelen". Dit vertoont een opmerkelijk nuanceverschil met het voorgaande. Het betekent voortdurend alles vertellen wat men weet zonder dat daarbij nu woorden te pas komen, die aanstoot zouden kunnen geven. Bij "brebbelen" denken wij aan een steeds in beweging zijnd mondje, dat aan een vrouw - hoogstens ook aan een kind - behoort. We kunnen ons evenwel niet voorstellen, dat "brebbelen" ooit met betrekking tot een man wordt gebruikt.

 

licht - luchtig - lucht

Wanneer een boer zijn akker "lochtjesweg ploegt" gaat er de ploeg maar ondiep doorheen. "Locht" heeft de betekenis van "licht" en "luchtig". In sommige streken van Brabant spreekt men trouwens wel van "locht" als men de lucht in de zin van uitspansel bedoelt. Bijv.: De locht zat vol witte wolken.

 

terloops

"Lochtig" krijgt soms ook een enigszins figuurlijke waarde, bijv.: Staande aan het buffet sloeg hij zo lochjesweg in een kwartier tijd zes borrels naar binnen". Het neigt dan al naar "terloops" zoals we dat aantreffen in: "Ik heb hem lochjesweg de waarheid gezegd".

 

sterven

Een bejaarde vrouw, die op een bovenverdieping op de dorpel aan de buitenkant ramen zat te zemen, kreeg van een bezorgde buurvrouw te horen: "Zie maar da ge d'r nie uitvalt!" Het antwoord luidde prompt: "Niks aon verbeurd - 'nen hoop trubbel in een klein kuiltje!" Aardig gevonden, die gedachtensprong naar het begraven zijn.

 

TILBURGER