Nummer 51
doorzetten
In
ons "Taalplastiekje" nr. 48 schreven we over een
Tilburgse moeder, die op klachten van "Ik kan nie" of
"Dè kan nie" placht te antwoorden: "Dan moette de
KAN neerzetten en de PIN vatte". De betekenis van die
"pin" bleef toen in het duister gehuld. Een lezer heeft
ons inmiddels op weg geholpen. Er bestaat namelijk ook een
werkwoord "pinnen". Op de eerste plaats kan dit
betekenen: van pinnen voorzien. Het wordt echter ook gebruikt met
betrekking tot trekpaarden. Het betekent dan: op het voorste,
scherpe deel van het hoefijzer kracht zetten om te trekken.
Eigenlijk hebben we hier dus te maken met een "schrap
zetten", wat wel onderscheiden moet worden van het
"scherp zetten" van paarden, wanneer de wegen glad zijn.
Van Dale geeft een voorbeeld van Guido Gezelle, de Vlaamse
priester-dichter: "Vriezen mag het, zonnebranden, duister
zijn, of helder dag, pinnen zal me 't hingstdier moedig". Een
ander voorbeeld: "Ze mosten schrikkelijk pinnen (die twee
peerden) om d'n klem op te rebbelen". We zitten dus wel wat
aan de Vlaamse kant met onze "pin". Gezelle vertelt in
"Loquela", dat het niet alleen van paarden wordt gezegd,
maar "ook oneigentlijk" inhoudt "geweld doen in 't
algemeen, met den geest of anderszins". En nu zijn we dan wel
gearriveerd bij de duistere "pin" van die Tilburgse
moeder. "De PIN vatte(n)" betekent hier zich geestelijk
schrap zetten of doodgewoon: doorzetten of volhouden.
Blijft
over in de uitdrukking het geestige woordenspel van het contrast
tussen "kan" en "pin" en de overeenkomst van
beide woorden, doordat ze alle twee een persoonsvorm van een
werkwoord vormend als zelfstandig naamwoord gebruikt worden. Alles
bijeen genomen menen we hier met een bijzonder kunstige
uitdrukking te maken te hebben.
bezuren
- schuldig
"Hij
heej't (heeft het) moeten besnieten" zeggen ze. Dit betekent
zo ongeveer, dat de betrokkene het gelag heeft moeten betalen; dat
hem een zaak is ingepeperd of dat hij "er dóór
gehaald" is. Op de achtergrond speelt daarbij echter - in
tegenstelling tot "gelag betalen" - een gevoel van
meewarigheid mee.
We
menen ook wel eens de uitdrukking gehoord te hebben: "Hij kon
het nie besnieten". Dat betekende dan "kon het niet
gebeteren", kon er niets aan doen.
terechtwijzen
- bezuren
Wie
steeds maar voor alles wat hij doet of niet doet
"grommes" krijgt, moet het ook "aaltij(d)
besnieten". Dat "grommes" werd vroeger nogal veel
gebruikt, maar het schijnt in onze tijd uitgestorven. Het ziet er
wel echt gewestelijk uit, maar we hebben er toch niet het
monopolie van. Van Dale geeft het ook. Het betekent: standje of
berisping, in welke zin het ook bij ons leeft. "Grommes
krijgen" is derhalve: een standje krijgen. We kennen in
ditzelfde verband ook het werkwoord "grommen" dat dan
betekent: een standje geven. Zo kan men "op" iemand
grommen.
prijzen
"Het
kan geen stuiten lij-jen" (lijden) is weer wel sterk
gewestelijk en Zuid-Nederlands. Het betekent, dat iets niet van
dien aard is om er trots op te zijn of "hoog van op te
geven". In een modern cliché vertaald zouden we tegenwoordig
zeggen: het is niet "om over naar huis te schrijven".
Van Dale, die "stuiten" als Zuid-Nederlands en
gewestelijk kwalificeert, geeft als betekenis: pochen, bluffen,
opsnijden en snoeven. Dit is - althans voor het gebruik in onze
streek - wat te sterk uitgedrukt. Ons "stuiten" klinkt
iets milder en komt meer overeen met: lof zingen. Het mist
derhalve het denigrerende van Van Dale's voorbeelden.
Een
onderwijzer kan ook een leerling "bestuiten". Hij
betuigt er dan met enige nadruk en wat omhaal van woorden zijn
tevredenheid over. De leerling zelve wordt in zo'n geval "bestoten".
weg
"Ze
is den hort op" wordt gezegd van een vrouw, die er vandoor
gegaan is. Komt van het Middelnederlands: "hort (huert syn)",
dat "weg zijn" betekende.
leventje,
lekker
Een
veelgehoorde uitdrukking is: "Hij leeft als God in
Frankrijk". We hebben ook wel eens horen zeggen: "als
God de Vader". Hoewel wij ook hiervan niet het alleengebruik
bezitten - het gezegde geniet zelfs algemeen bekendheid tot in
Duitsland - is het wellicht niet onaardig daarover iets te
vertellen. De betekenis is: een gemakkelijk, onbezorgd leven
leiden - geen godsdienstplichten kennen.
Hoewel
Frankrijk genoemd wordt, kent men de uitdrukking in Frankrijk
juist niet. Men zegt daar: Vivre comme le roi d'Yvetot (leven als
koning Yvetot). De Duitsers kennen het gezegde daarentegen wèl.
Men spreekt van: Leben wie der liebe Gott in Frankreich. Zekerheid
over de herkomst bestaat er niet. Sommigen denken aan het feit,
dat gedurende het tijdvak 1792-1794 in Frankrijk de dienst van God
was afgeschaft en vervangen door die van de rede, zodat God als
het ware in Frankrijk niets meer te doen had. Beweerd wordt, dat
de Duitse dichter Heine de uitdrukking zou hebben uitgevonden.
Maar dit klopt niet. Ze is ouder. Heine werd geboren in 1797, doch
uit een brief van de Nederlandse schrijfster Betje Wolff d.d. 1771
blijkt, dat zij ze reeds kende. Daar moeten we het dan maar mee
doen.
TILBURGER
Nummer 52
bezoek
- kinderschaar - groep - hoeveelheid
"Ze
kwam mee d'r hele berzie overzetten", een uitdrukking, die
men niet meer zo vaak zal tegenkomen, omdat de "berzies"
niet meer zo dik gezaaid zijn als vroeger. Het wordt gezegd van
een moeder, die - in gezelschap van een uitgebreide kinderschaar -
op bezoek komt. Er klinkt vaak in door, dat men op dit bezoek -
vanwege de uitgebreidheid - niet zo bijzonder is gesteld. Men zou
het niet verwachten, maar dit woord "berzie" komt ook in
het Algemeen Beschaafd voor en heeft daar ook de betekenis van
"de hele bups of hele zooi". Wat ook al niet zo
vriendelijk klinkt. Het woord houdt wellicht verband met 't Franse
"barge", dat "schuit" betekent. Bij
"schuit" denken ook wij weer aan 'n groep. In Tilburg
leeft nog de herinnering aan "de Hasseltse Schuit",
terwijl we ook een Broekhovense schuit gekend hebben. Het betrof
hier groepen jongelui, die nogal baldadig plachten op te treden.
We praten hier ook van een "berzie brembezen" of "bezies"
en een "berzie erbezies", respectievelijk: een partij
braambessen en een partij aardbeien.
schuifdeuren
Een
van de mooiste Franse verbasteringen, die men in Tilburg gebruikt
is wel: pottefeseedeur. Een huis met pottefeseedeuren vormde
vroeger het ideaal van menige huisvrouw. Maar de tijden
veranderen: nu breekt men ze weer uit als men ze bezit. Het woord
is de naar de klank verbasterde Franse "porte brisée"
dat letterlijk "gebroken deur" betekent. Hiermede worden
dubbele schuifdeuren aangeduid, die twee kamers - gewoonlijk salon
en huiskamer - met elkaar verbinden.
verstandhouding
We
praten nog veel Frans in Tilburg zonder het te weten. Een echtpaar
dat niet "akkedeert", of kinderen, die niet goed "akkederen",
kunnen niet te best met elkaar overweg. We stuiten hier op het
Franse "accorder", dat overeenstemmen betekent.
beledigen
Hij
was er verschrikkelijk door "veraffronteerd", dat is:
beledigd. We vinden hier het Franse "affront" terug, dat
eigenlijk "klap in het gelaat" betekent.
verhouding,
in
"Alles
was er naovenaant" d.w.z.: naar verhouding. Een verbastering
van "à l'avenant", dat ook in het Frans: naar
verhouding betekent.
werkplaats
Tegenwoordig
wordt er in Tilburg van de Centrale Werkplaats (van de Ned.
Spoorwegen) gesproken. Vroeger hoorde men evenwel van niet anders
dan "den atelier" praten, waarbij velen dan de laatste
lettergreep op z'n Nederlands - dus als de "ie" van
"bier" - uitspraken in de plaats van gesplitst zoals het
Frans dat eist. Onze "atelier" van weleer leeft nog
voort in een straatnaam. "Atelier" betekent letterlijk
eigenlijk: plaats, waar men in het gareel loopt... maar daarom
zijn we in Tilburg toch niet aan onze "atelier" gekomen.
Had in Tilburg dit woord een wel zeer specifieke - vooral tot de
Centrale Werkplaats beperkte betekenis - een meer algemene
betekenis was ook "werkplaats", hoewel men toch niet
iedere werkplaats als "atelier" kan betitelen.
arbeiders
- kiel
Tegenwoordig
praten we van werknemers, voorheen waren dat arbeiders en in een
nog minder geëmancipeerde tijd was het: Jan Boezeroen. Dit
laatste woord vormt de naam van de vooral door wevers gedragen
blauwe kiel. Vermoedelijk is het woord boezeroen afkomstig van het
Franse "bourgeron." Dat is kiel.
halsdoek
- hoofddoek
Tot
onze kledingstukken behoorde ook de "kazzinee", onder
welk woord het Franse "cachenez" verborgen zit.
Letterlijk betekent dat neusverberger. Voor ons was het een
bepaald soort halsdoek: "Hij had 'nen rooien kazzinee om
z'nen nek!"... Een omslagneusdoek droegen de vrouwen. Het was
een vaak over het hoofd gedragen doek.
frontje
- schoenen
Wie
zich 's zondags fraai uitdoste, droeg een wit "semiezetje"
(van het Franse chemisetje) dat o.a. hempje betekent. Voor onze
huisvaders was het een op de borst en in de hals vastgemaakt
frontje. Daar waren ze het heertje mee - vooral wanneer ze dan ook
nog hun "boetines" (Frans: boutines) aan de voeten
hadden. Het betrof hier schoenen zonder veters of knopen maar met
brede elastieken in de zijkanten. Men kon ze in een wip uit- of
aantrekken. En nu voorlopig weer Frans genoeg gehad!
haast
- kalm aan
Ooit
de uitdrukking gehoord: "Die hee aaltij vuur in z'n
broek"? Men zegt het van iemand, die steeds grote haast aan
de dag legt. Zo iemand kan wel eens te horen krijgen: "Doeget
(doe het) mar op staoi, aanders wordt 't oremus"... Kalmpjes
aan anders loopt het mis.
chef
Wanneer
een werknemer de capaciteiten van zijn chef niet hoog aanslaat, of
als hij opdrachten krijgt uit te voeren waarmee hij het helemaal
niet eens is, kan hij zijn ontevredenheid afreageren met het
sarcastisch-berustende: "Den baos is baos al is-ie van strooi
(ook wel: van hout)", wat aan duidelijkheid niets te wensen
overlaat.
kalm
aan
Dringt
iemand op een eigenlijk niet gemotiveerde haast aan, dan kan hij
wel eens te horen krijgen: "Nou, nou, oewe gang is ginnen
(gene) doktersgang", wat dan betekent: je hebt tijds genoeg
of wat kernachtiger en meer gewestelijker je hebt niets te
verletten.
TILBURGER
Nummer 53
indruk
In
onze streken heeft men met God en zijn heiligen altijd nogal op
vertrouwelijke voet geleefd. Zodanig soms, dat voor méér
calvinistisch georiënteerde gebieden van ons land die
gemoedelijkheid de rand van de profanatie naderde. Voor wie ons
volk kent, was natuurlijk niets minder waar; men onderging de
wijze van benaderen daarentegen als een vorm van bijzondere
intimiteit en verbonden zijn. In dit licht zien wij dan ook de
uitdrukking: "Het is net Onze Lieve Heer in burger". Het
wordt gezegd van iemand, die op een of andere wijze een speciale
indruk maakt, maar in welke richting die indruk nu precies gaat,
kunnen we niet vertellen.
lui
Wanneer
iemand "te lui is om Onze Lieve Heer gen'dag (goedendag) te
zeggen", hebben we wel met een aartsluiaard te maken.
zonderlingen
- bonnefooi
Dat
verder "Onze Lieve Heer rare kostgangers heeft" zult u
wel weten. Die "kostgangers" zijn dan u en ik en alles
wat er aan mens op dit ondermaanse leeft. Wie zal het ontkennen,
dat er onder ons "rare schutters" voorkomen. Onze Lieve
Heer "zit" daar maar mee te kijken... We doen echter
maar "op hoterdekoter aan". Dat is "op goed geluk
af".
afnemen
"Het
zakt as bruin bier" wordt gezegd in letterlijke en
figuurlijke zin van iets dat snel minder wordt. De vergelijking
zal wel stammen uit de tijd, dat er nog veel gerstebier gedronken
werd en slaat op het snel verdwijnen van de brede schuimrand in
het glas. Waarmee niet gezegd is, dat ons huidige "geel
bier" van dat "zakken" is uitgezonderd.
kaal
Het
kan soms niet krachtig genoeg gezegd worden. Dat was blijkbaar ook
onbewust het gevoelen van de man, die zei: "Hij heej 'nen
berrevoetse (blootvoetse) kop, dè de vliegen er de been op
breken!" Van taalplastiek van de Brabantse mens gesproken!
Ziet u die vlieg niet wanhopige schaatspogingen doen om overeind
te blijven op dat zeer kale hoofd? Dat het beeld van de
uitglijdende vlieg eigenlijk helemaal verkeerd gekozen is, daar
juist een vlieg zich op een glad oppervlak goed kan bewegen, nemen
we graag op de koop toe.
lomp
Iemand
kan "varkenslomp" zijn. Een Tilburger maakte er echter
méér woorden op vuil toen hij vertelde van iemand, die een
varkenslompe streek had uitgehaald. Hij zei: "Daorveur moete
(moet je) 'nen boer hebben mee 'n vat luizen op z'nen kop en een
paor korte èrem (armen), zodè-t-ie nie kan krabben."
liegen
Méér
krachtig dan parlementair klinkt de beschuldiging: "Die is
ook nie van z'n eerste leugen gebarsten", wat gezegd wordt
van iemand, die veel pleegt te liegen en te fantaseren.
voorzien
Heeft
iemand een nuttig voorwerp, dat hij niet missen kan, verloren, dan
is hij "er lelijk mee afgespannen". Dat wil zeggen
"ontriefd". Dit "afgespannen" is de
tegenhanger van "goed ingespannen". Men is "goed
ingespannen" als men van het nodige voorzien is, dus zijn
"gerief" heeft.
zoeken
We
noteerden ook een paar uitdrukkingen, die gebruikt worden wanneer
men naar iets overal zoekt, terwijl het tenslotte vlak in de buurt
of "onder de neus" blijkt te liggen. "Den boer
zocht naor z'n pèrd (paard) en zaat er op" is algemeen
bekend in onze omgangstaal. Méér origineel is het volgende dat
hetzelfde bedoelt uit te drukken. "Als het een mond had, dan
had-ie gebeten".
verbazen
- achterom
We
hebben een lang overleden man gekend, die verbazing over het een
of ander op de volgende manier placht uit te drukken. "Wel,
wel, wel, een huis mee 'n bel en woont daar de dochter van ......
in!" In de plaats van de hier weggelaten naam werd dan de
bijnaam genoemd van een bekende plaatselijke figuur. De dochter
van de arme man in kwestie werd niet geacht te wonen in z'n deftig
huis. Want een "huis mee 'n bel" gold in die dagen al
als heel deftig. Die bel deed als statussymbool niet voor de
hedendaagse auto onder. Normaal was het destijds bij de gewone man
"achterom kermis". Vóór was het nogal eens
"ketting op de deur", vooral bij de boeren. Men kon dan
tenminste niet ineens met de deur in huis vallen.
ontslag
Echt
inheems in Tilburg is de uitdrukking: "z'ne jas vatten",
een handeling, die als symbool wordt gebruikt voor... het nemen
van ontslag. "As dè hier zó moet, vat ik m'nen jas"
pleegt een Tilburgse werknemer te zeggen en dat houdt een
dreigement van ontslagname in. Vertelt hij hoe hij zijn ontslag
gekregen heeft, dan ligt hem in de mond bestorven: "Nou, en
toen kon ik m'ne jas vatten" of "den baos zeej:
"vat oewe jas mar"... Het herinnert aan een tijd dat het
verlenen of het krijgen van ontslag weinig meer om het lijf had,
dan zijn jas van de spijker in de fabriek te nemen en te
vertrekken. Tegenwoordig komt er iets meer bij kijken.
vertrekken
Wanneer
men iemand "het gat van de deur wijst", nodigt men hem
op een niet direct vriendelijke manier uit te vertrekken. Nog
anders: "Ge kunt deur het raom of de deur naar buiten".
Dit geeft te verstaan: je gaat er in ieder geval uit - graag of
niet, vrijwillig of gedwongen.
verstaanbaarheid
Tot
slot nog het volgende aardigheidje: Twee meisjes liepen door de
Heuvelstraat. De een zei tot de ander toen ze een aardige jongen
gepasseerd waren: "Kekt 's of ie kekt en as-ie kekt nie kèke!"
(Kijk eens of hij kijkt en als hij kijkt niet kijken...)
TILBURGER
Nummer 54
De
rubriek Taalplastiek heeft klaarblijkelijk een tijdje stilgelegen.
Na enkele jaren wordt dan met nr. 54 de draad weer opgepakt. Nr.
54 begint met een ingekorte versie van de inleiding uit nr. 1.
Tilburgs
De
titel van deze rubriek zal velen nog wel vertrouwd in de oren
klinken. Enkele jaren geleden hebben wij ons in dit blad bezig
gehouden met typische uitdrukkingen, zoals die in onze stad
gangbaar zijn of waren. Een drieënvijftig artikelen blijken wij
er toen aan te hebben gewijd. Welnu, na de lange onderbreking
nemen wij de draad van ons verhaal weer op - naar we hopen
"tot lering en vermaak" van de lezer, maar
tegelijkertijd met de bedoeling materiaal te verzamelen voor de
mannen van wetenschap, die zich bezig houden met de studie van
onze gewesttaal.
Voor
de nieuwe introductie willen we herhalen wat we destijds bij de
start schreven, teneinde onze bedoelingen voor nieuwe lezers nog
eens in het licht te stellen. We schreven toen o.a. "Onze
gewesttaal zoals die werd en nog wordt gesproken door brede lagen
van de bevolking, heeft zich steeds gekenmerkt door een plastische
manier van zegging, waardoor vaak met een paar kernachtige woorden
de toehoorder een beeld wordt voorgeworpen met een abruptheid en
directheid, waarop het Algemeen Beschaafd Nederlands soms jaloers
mag zijn. Komt dit misschien, omdat wij zo dicht bij de grens
wonen aan de overkant waarvan onze Vlaamse stamverwanten ons in
smeuïgheid nog altijd de loef afsteken?"...
De
thans voor onze oren al wat archaïstisch geworden taal van het
Tilburg-van-weleer frappeert echter niet alleen door haar
beeldende kracht, maar ook door de levenswijsheid die zij
uitdrukt, door een goedmoedige, volkse humor en haar gebondenheid
aan een kleine levensgemeenschap, waarvan het cultureel niveau
zich manifesteert in een "forsheid" welke voor hen, die
er zich van bedienden, binnen het kader van de gewone omgangstaal
viel. Wat op de dag van vandaag zeker niet meer het geval is; een
reden waarom wij aan dit facet van onze gewesttaal grotendeels
voorbij zullen moeten gaan.
In
de loop der jaren hebben wij een aantal uitdrukkingen, waarover 't
hier gaat, verzameld. Vele daarvan leven nog bij de oudere en
oudste generaties, andere kan men ook vandaag nog horen. Maar ze
staan op het punt te verdwijnen. Want evengoed - misschien wel
sterker dan 't Algemeen Beschaafd Nederlands - leeft ook de
gewesttaal. Ook zij is voortdurend in beweging. Beide vernieuwen
doordat er afslijt en erbij komt. Voor onze opzet is het kort dag.
In
het verleden hebben wij bij onze arbeid veel medewerking van onze
lezers mogen ondervinden. Daar rekenen wij ook nu weer op. In de
geest van de tijd menen we echter ook aan schaalvergroting te
mogen doen - zeker nu de gedachte van "stadsgewest"
steeds meer gemeengoed wordt. Met andere woorden gezegd: minder
dan in het verleden zullen we ons tot de stad Tilburg beperken,
doch we rekenen ook op medewerking van lezers uit de dorpen rondom
onze stad. Schrijft alles op aan typisch Tilburgse en gewestelijke
uitdrukkingen, die u in gesprekken opvangt en stuurt ze aan de
redactie onder het motto: "Onze taal". Gaarne ontvangen
we de verklaring en betekenis der uitdrukking erbij, want we weten
ook niet alles.
Een
kleine waarschuwing lijkt ons verder niet misplaatst. Vele
uitdrukkingen hebben wij vroeger reeds gepubliceerd en behandeld.
Het ligt in de bedoeling niet in herhaling te vervallen. Dit
betekent dat wie materiaal inzendt er niet zeker van kan zijn, dat
het ook in deze rubriek in behandeling komt. Wanneer dit niet
geschiedt, vindt dit zijn oorzaak in het feit, dat de uitdrukking,
't gezegde of 't markante woord hier reeds vroeger in deze rubriek
is verschenen, of dat de stof niet beantwoordt aan onze opzet. Dit
mag echter de pret niet drukken. Wij schenken aan alles ernstige
aandacht. Aan u lezer en medewerker nu de taak de moed niet te
verliezen en... ook niet ongeduldig te worden als het eens lang
duurt eer u aan de beurt komt. Nooit denken: "Och, hij doet
er toch niks mee!"...
En
zo starten we dan nu. We nummeren de artikelen gewoon van de
vorige serie door en dus treft u hierboven nummer 54 aan. Daar
deze inleiding al een aanzienlijk deel van de beschikbare ruimte
heeft opgesoepeerd, moeten we het deze keer een beetje kort
houden. Daar gaan we!
spijt
"Hij
zal er z'n vingers nog ooit veur (ook wel: naar) afbijten".
Dit wordt gezegd van iemand, die iets goeds niet waardeert. Een
moeder zal dit zeggen tot 'n kind, dat bijvoorbeeld zegt: "Ik
lust geen rijstepap... ik lust geen boterham mee gerukt (gerookt)
vlees...."
uithouden
"Hij
zal daor ginne (geen) zak zout opeten" is onze meer
plastische manier van zeggen om uit te drukken, dat iemand het in
een betrekking niet lang zal uithouden. "Hij zal er nie
langer werken dan een Antwerps jaor" betekent hetzelfde. En
een "Antwerps jaar" is maar drie maanden. Wie weet hoe
men aan die drie maanden komt? Wij in ieder geval niet.
rijk
Deze
uitdrukking roept ons meteen iets specifieks Tilburgs in
herinnering, waarvan onze huidige generaties weinig of niets meer
schijnen te weten. Naast dat Antwerpse jaar kennen wij "een
Tilburgse ton" en die was dan geen honderdduizend gulden,
maar slechts dertig duizend gulden groot. De achtergrond van dit
gezegde is dat wanneer vroeger een Tilburger zei, dat hij
"een ton" rijk was, men dit met een korreltje zout moest
nemen, omdat er vermoedelijk met spek werd geschoten. Met dertig
duizend was hij dan wel zwaar genoeg getaxeerd... Zal wel
kwaadsprekerij van jaloerse mensen geweest zijn, daar we nooit
hebben gehoord, dat Tilburgers uitmunten door een bijzondere zucht
tot opscheppen. Of stamt het toch van:... "de schonste stad
van 't laand en onze vadder is fabrikaant"?
lomp
Je
kunt iemand voor lomperd uitmaken. Wil je dat eens lekker
kernachtig zeggen - zo van dik hout zaagt men planken - dan klinkt
het: "Er stao 'nen kop op, mar aanders hôn ze (hadden ze) er
net zo goed 'n knol op kunnen zetten!"
aandikken
"Hij
heet-er (heeft er) 'nen eike bijgeslaon (geslagen)" betekent
in brede zin iets op een forse manier onderstrepen, aandikken of
verstevigen. Het lijkt niet uitgesloten, dat we bij de herkomst
naar deze uitdrukking mogen denken aan de boer, die de omheining
of de toegang tot zijn weiland verstevigt door er een eiken paal
bij te slaan.
capaciteiten
"Hij
heej heel wè in z'ne rosdoek" zal men ook tevergeefs in
"de dikke Van Dale" zoeken. Het betekent: Hij heeft heel
wat in zijn mars. Maar waar komt dat voor nagenoeg iedereen
onbekende woord "rosdoek" vandaan? Het was de zak, die
boeren en vooral voerlui vroeger onder hun kar of wagen hadden
hangen en waarin zij hooi, haver of brood voor het paard hadden
liggen.
En
dit is het dan voor vandaag. Een volgende keer meer. Vol spanning
wachten wij op uw medewerking om deze rubriek een lang leven te
bezorgen. Bij voorbaat dank.
TILBURGER
Nummer 55
dialect
Uit
de volksmond noteerden wij een tweetal vergelijkingen, die ons
troffen door hun originaliteit. Het zal misschien geen algemeen
gangbare spreektaal zijn, maar eer iets van persoonlijke vinding,
doch er moet toch ergens een begin zijn. "Hij praat zo plat
als een dubbeltje" werd gezegd van iemand, die zijn dialect
voor de volle honderd procent in de praktijk toepast.
laag
- dialect
De
andere vondst hield ook met de taal verband, al ging het om het
creëren van een plastisch beeld om kleine huisjes voor ogen te
stellen. Ze luidde: "Dat zijn daar zo'n lége (lage) huiskes,
dè ge wel plat mot praote aanders kunde nie binnen".
achteruitgaan
"Die
zaak loopt achteruit as 'n pèrd (paard) trekt" betekent, dat
een zaak zienderogen achteruitloopt.
schelden
"Ge
zijt 'nen zak" klinkt niet als een compliment, want
"zak" betekent in dit verband "sufferd". Een
diplomaat in den dop drukte hetzelfde met de volgende omhaal van
woorden uit: "Als ik 'n wagen mee aardappels voorbij zie
komen, moet ik aan jou denken". Gedacht wordt hier aan een
wagen, die aardappels in zakken vervoert. De betrokkene denkt dan
aan de zakken en daarmee aan de "sufferd" die voor hem
staat. Overigens is het niet allemaal zo snijdend bedoeld als het
klinkt. Men moet er meer een vorm van volkse ironie in zien.
verward
- kluts
"Hij
is hillegaor de kluts kwijt" mag voor ieder verstaanbaar
worden geacht. Al weet wel niet iedereen, dat de kluts eigenlijk
de prop vlas is op een spinnewiel. Als die kwijt is, valt er
natuurlijk niets meer te spinnen en verkeert men niet in de
situatie, waarin men zou behoren te zijn. Een verrassende
ontdekking deden we - tussen haakjes gezegd - dezer dagen toen we
een oud spinnewiel zagen, dat was uitgerust met twee klutsen.
huilen
"Hij
jankt snot en kwel" wordt gezegd van iemand, die erbarmelijk
snikt en schreit. Dat "kwel" slaat ook op het eerste
zelfstandige naamwoord. Het duidt een bepaalde hoeveelheid van het
neusvocht aan. In dit verband schiet ons ook het werkwoord
"snotteren" te binnen, dat ook weer hevig schreien
betekent. "Lig toch nie zo te snotteren" zou een weinig
teergevoelige moeder tegen haar kind kunnen zeggen.
handig
- profiteur - pastoor - herhalen
Van
volkse wijsheid en ervaring getuigt: "Hoe meer kunstjes een
aap kent, hoe meer hij er moet maken." De betekenis daarvan
is, dat op iemand, die over veel vaardigheden beschikt - die dus
van alle markten thuis is - nogal eens vaak een beroep wordt
gedaan. Er zit echter toch nog een achtergrond achter de
uitdrukking. En deze is, dat zo'n beroep op iemands vaardigheid te
veel als de gewoonste zaak van de wereld wordt beschouwd en dat
men te vaak uit het oog verliest, dat er voor zo'n extra
vaardigheid misschien ook wel eens iets kon worden betaald. De
pastoor doet per saldo ook geen twee missen voor één geld en
voor niks gaat de zon op...
bemoeien
"Ge
moet tussen de boom en de bast uitblijven" - men lette op de
alliteratie. Onze briefschrijver geeft als "vertaling":
Er zijn neus niet tussen steken. Ja, dat zit er ook wel in, doch
we vinden dit wat aan de brede kant gehouden. Wij zouden liever
zeggen: zorgen dat men niet in de knel geraakt of zorgen dat men
niet tussen twee vuren komt te zitten. Om eens een voorbeeld te
noemen: als man en vrouw ruzie maken, kan men daar beter tussenuit
blijven.
verkwisten
"Garen
vernaaid en tijd verkwist" zei een vrouwtje om aan te geven,
dat er nutteloze arbeid was verricht.
delen
- zwijgen
"Ieder
het zène (zijne) en de kaoie er van delen. Dit gebruikt men als
er van delen sprake is. Aan duidelijkheid laat dit niet te wensen
over. Het wordt echter meestal als een wat langademige stoplap
gebruikt.
In
Brabant praten we nu eenmaal liever een beetje te veel als te
weinig, terwijl een verstandig mens toch wel weet, dat ge
"aaltij nog kunt bijpraoten". Deze wijsheid houdt in,
dat het goed is niet te vlug of niet te veel te praten. Meent men
later te weinig gezegd te hebben, dan kan men er altijd nog wel
iets aan toevoegen. Heeft men echter te veel gezegd of zijn mond
voorbijgepraat, dan is het vaak moeilijk en ook wel eens pijnlijk
het teveel terug te nemen.
langstlevende
"Wie
het langst lèèft heej alles!" wil zeggen, dat de
langstlevende de hele erfenis binnenhaalt. Wie de uitdrukking
gebruikt, denkt daarbij echter toch niet direct aan een erfenis.
Het is eigenlijk ook weer een soort stoplap, waaruit een zekere
berusting spreekt en die gebruikt wordt op een luchtige toon in
gevallen, waarvan ons niet zo gauw een voorbeeld te binnenschiet.
poeslief
"Als
het maar niet tegen den (men hoort ook 'n) erger is", komt
enigszins overeen met stilte voor de storm. Wanneer iemand van wie
men dat niet gewend is poeslief optreedt, kan men het gezegde wel
gebruiken. Het brengt dan de vage vrees tot uitdrukking, dat er nu
wel spoedig iets voor de dag zal komen wat helemaal niet zo lief
of leuk is.
vinnig
"Dè
is me toch 'n nèèg menneke!" Van Dale kent "nijg"
als Zuid-Nederlands in de betekenis van "hard" en ook
van "slim". Bij ons heeft "nijg" echter vooral
en eigenlijk volgens ons gevoel wel uitsluitend de betekenis van
"vinnig" en dan niet zo eens een keer in een bepaalde
situatie maar als permanente karaktertrek.
buitenbeentje
Met
een ander soort mens of kind hebben we te maken als er wordt
gezegd: "Dè is er ene, die bij het bakken uit de pan is
gesprongen". Hiermede wordt een "buitenbeentje"
bedoeld en wel in die zin, dat hij helemaal niet de aard heeft van
de familie.
leegloper
"Gullie
kunt niks as leppe(n) en leutere(n)" zei iemand tot een stel
over wier gedrag hij allerminst te spreken was. Het betekent:
Jullie kunnen niets dan drinken en plassen. Men lette er op hoe
bij onze "vertaling" de alliteratie al verloren gaat. Zo
worden "vertalers" tot verraders.
plassen
- kletsen - koffiedrinken
"Hij
heeft in z'n broek geleuterd" kan men ook horen. Leuteren in
onze betekenis vonden we niet bij Van Dale. Hij geeft het woord
voor kletsen, zeuren, zaniken en babbelen als hoedanig het bij ons
ook voorkomt. Verder kent hij als volkstaal een bakske
"leut", waarmee ook wij een kop koffie bedoelen.
kalm
aan
"Hangen
heej gin host." Hangen heeft geen haast. Vaak gaat er nog een
"Nou, nou" aan vooraf. De volksmond bedoelt hiermee, dat
men voor het doen van iets onaangenaams niet zo hard behoeft te
lopen. Opgehangen worden is zo'n onaangename zaak en daarvoor is
het altijd nog tijd genoeg.
En
dat was het dan voor vandaag. Als u iets in deze geest weet, stuur
het dan s.v.p. onder het motto: "Onze taal" aan de
redactie van dit blad.
TILBURGER
Nummer 56
uitzoeken
"Hij
heej weer iets uitgevunderd" kan men oude mensen nog wel eens
horen zeggen. De betekenis daarvan is, dat iemand iets heeft
uitgeplozen, uitgedokterd, of aan de hand van proeven heeft
ontdekt. Het dialectische werkwoord "vunderen" komt van
het Middelnederlandse "vonderen". Dit betekende
eigenlijk: door een scheidsgerecht laten uitmaken. Men kende dan
ook het zelfstandige naamwoord "vonder", waarmede een
scheidsrechter werd bedoeld.
versleten
"Hij
ziet er zo mar kedukelijk uit!" Men kan ook horen: "Hij
loopt vort (voortaan) heel kedukelijk" en "Ze is 'n
kedukelijk meens aon 't worre(n) (worden)." Het vreemde woord
is gemakkelijk terug te voeren tot het Algemeen Beschaafd
Nederlands "kaduuk", dat bouwvallig, versleten,
afgeleefd, oud en versleten betekent. We zullen dat woord wel van
de Fransen hebben gekregen, die "caduce" kennen voor
"bouwvallig". Maar het is ook weer geen Franse
uitvinding want het Latijn kent "caducus".
nu
of nooit
"As
ie 't na (nu) nie doet, doet-ie 't noot (nooit) meer" wordt
gebruikt als een vorm van uitdaging. Iemand heeft bv. aan een
motor zitten prutsen, die niet wilde lopen. Hij heeft van alles
tevergeefs geprobeerd. Er is nog één mogelijkheid voor waar de
fout zit overgebleven. Als men ook die onder handen heeft genomen
en men gaat dan hoopvol starten, kan de uitdrukking gebezigd
worden.
zeuren
Als
een Tilburger tot zijn vrouw zegt: "Meens, lig toch nie zo te
maawe(n)!" getuigt dat niet van heel veel hartelijkheid.
"Maawen" op zich heeft al een onvriendelijke klank en
als er nog dat befaamde "liggen" bij gebruikt wordt,
zoals we in onze streek graag doen, spreekt daaruit dat het de
spreker de keel uithangt. "Maawen" betekent namelijk
"zeuren" en is wel typisch gewestelijk. Van Dale kent
zelfs niet eens een werkwoord "mouwen", dat men
gewestelijk wel tot "maawen" zou maken. De kat "maauwt"
bij ons ook. Dit heeft ook wel iets met onze "maawende"
vrouw te maken. Ze kunnen alle twee vervelend worden.
koppig
"Ze
zetten de kont tegen de krib" betekent "niet in het tuig
willen" of ergens dwars tegenin gaan. Men kan het o.a. horen
als een paartje tegen de zin van de ouders gaat trouwen, niet naar
goedbedoelde raad wil luisteren, maar daarentegen steeds
weerbarstiger wordt. Het gezegde vindt zijn oorsprong in de wereld
van de boer. Wanneer het paard doet wat normaal is, dan staat het
met de kop (paardeliefhebbers van het sjieke genre praten van
"hoofd") naar de krib. Dat is: naar de voederbak. Gaat
het dier echter omgekeerd staan, dan handelt het "tegen 't
rigeur in". Voor wat de laatste uitdrukking betreft, kan men
ook "regeur" horen zeggen. Dit laatste is een
verbastering van het "rigueur", dat te maken heeft met
het stipt in acht nemen van voorgeschreven regels. Ook het in het
Algemeen Beschaafd gebruikelijk "rigoureus" komt hier
vandaan.
bemoeien
"Daar
hoeft nie iedereen zijn neus over te snutten(snuiten)", zegt
men in Tilburg als men bedoelt, dat met een bepaalde zaak niet
iedereen zich heeft te bemoeien of er "zijn neus tussen te
steken". Dat "snutten" is wel een typisch werkwoord
van onze streek.
taai
Een
aardige, originele vergelijking gebruikte de man, die zei:
"Hij is zo taai as 'nen haaiwortel (heiwortel)". De
vergelijking zal zeker niet in het polderland worden gebruikt,
want daar kent men de kwaliteit van een heiwortel niet. Daarvoor
moet men in onze streken zijn bij de mensen, die met hei vertrouwd
zijn.
klaarspelen
- uithouden
"We
zullen het wel rooien" en "Hij kan het er niet
rooien" wordt in onze streek graag gebruikt, zoals blijkt uit
inzendingen van onze belangstellende lezers. Het ziet er dan ook
nogal gewestelijk uit en wij betwijfelen of de uitdrukking in
"Holland" wordt gebruikt. Niettemin behoort ze tot het
Algemeen Beschaafd. De eerste betekent: "We zullen het wel
klaarspelen". De tweede wordt exacter weergegeven met
"Hij kan het er niet uithouden".
haast
"Al
te vlug vangt niet goed" heeft dezelfde betekenis als:
Haastige spoed is zelden goed.
spreken
Van
iemand, die goed van de tongriem is gesneden, geen moeite heeft om
uit zijn woorden te komen, kan men horen zeggen, dat hij
"goed mondfiat" is. In het "Nederlands" zeggen
we - al Frans sprekende - voor radheid van tong wel: "flux de
bouche". "Mondfiat" lijkt ons een merkwaardige
koppeling van Nederlands met het Latijnse "fiat", dat
betekent: het zij zo. Het betekent ook goedkeuring. Zo kan men
spreken van "zijn fiat geven". De gedachte aan
"goed" domineert dus en zo zouden we kunnen zeggen, dat
iemand, die "mondfiat" is, goed van of met de mond mag
heten. Verder is "fiat" nog boeventaal. Dan betekent het
"vertrouwd".
bidden
Wanneer
naar de volksmond iemand "Onze Lieve Heer van het kruis
bidt" spreekt daaruit, dat men het met die vroomheid niet
helemaal eens is, maar dat er met het bidden wel wat wordt
overdreven.
kerkdienst
"Met
het kruiske weglopen" is nog steeds gangbare taal al is de
kwade gewoonte wel nagenoeg uitgestorven. In 't verleden bleek het
voor sommige kerkgangers een door geen preken en vermanen uit te
roeien euvel, dat men voordat de Mis geëindigd was, nl. bij het
zgn. "kruiske", dat was na het "Ite missa est"
(Gaat, de mis is geëindigd) de kerk uitliep, wat niet de
bedoeling was. Het leek of men dan plotseling uitstekend Latijn
verstond.
sterven
Tot
slot nog iets specifieks Tilburgs of eigenlijk specifiek Heikants.
"Hij ligt aachter Jan Hensen" wil zeggen, dat iemand
dood en begraven is. Het Heikantse kerkhof ligt namelijk achter de
boerderij van Jan Hensen.
TILBURGER
Nummer 57
schoonmaak
Op
ons bureau komt de uitdrukking "Zède (ben je) den baan aon
't doen, Jaanske?" Volgens bijgevoegde verklaring betekent
"den baan doen" het wekelijks in orde maken van het huis
tegen de zondag. Het gaat derhalve niet om de gewone
huishoudelijke bezigheden van iedere dag, maar de wekelijkse beurt
van de woning zelf. Dus ramen wassen, vloer dweilen, straat
schrobben, erf opharken enz. Met de verklaring zijn we het wel
eens, echter niet met het woord "baan". Wij hebben wel
gehoord "den baaw doen", wat dan voor onze oren en ook
ons begrip de dialectische uitspraak van "bouw" was. Zo
zegt men immers van een bouwvakker, dat hij "op den baaw"
is of werkt. Het woord "bouw" heeft wel iets met werken
te maken. "Den bouw doen" hoorden we verschillende keren
in Tilburg. "Den baan" komt ons ook daarom wat vreemd
voor, daar het woord "baan" vrouwelijk is en onze
inzender als lidwoord in de vierde naamval "den"
gebruikt. Dit "den" wordt in ons dialect - we kunnen wel
zeggen - nooit voor 'n vrouwelijk woord gebruikt.
woordgeslacht
- gek
Het
gevoel voor het woordgeslacht is in ons gewest van nature zeer
sterk ontwikkeld. Dit integendeel tot het westen van het land,
waar men de gekste zaken, ook in de verbuiging kan te horen
krijgen. Dit zuidelijk gevoel voor het woordgeslacht zit vooral
bij de oudere generaties. Bij de jongeren is het danig afgezwakt
als gevolg van de spellingwijzigingen, waartoe de afschaffing van
de vierde naamvals-n behoorde. Dat diende wèl tot
vereenvoudiging, maar betekende 'n geestelijke verarming.
Toch
vergist men zich ook in ons gewest wel eens een enkele keer in het
geslacht. Het woord "vink" voelt men hier abusievelijk
als vrouwelijk aan: "Ze zingt mooi". Het woord
"neus", dat mannelijk is, maken wij vrouwelijk: "Ze
bloeit" (bloedt), en "fabriek" maken we zelfs
onzijdig terwijl het vrouwelijk is. In de verbuiging blijft men
consequent aan zijn verkeerd uitgangspunt. Sprekende over
"neus" zullen we derhalve "de die" zeggen en
nooit "den dieje", zoals we dat bij de mannelijke
woorden doen. Kijk maar: "Den dieje is abbetjoek". Dat
wil zeggen: Die man daar is gek. Een inzender schreef 't vreemde
woord als: "appetjoek".
bijpraten
"Ik
zal oe wel eens evetjes bijlichten" betekent: Ik zal je wel
eens even op de hoogte brengen, dus: uit de duisternis halen.
Meestal wordt het op een iets nijdige of venijnige toon gebruikt.
jeuk
- pijn
"Jeuk
is erger dan pent (pijn)" lijkt ons de bedoeling te hebben op
kernachtige wijze aan te geven, dat een kwelling, die op het
eerste gezicht niet zo veel om het lijf heeft, wel eens
onaangenamer kan zijn dan iets wat direct als een duidelijke
kwelling wordt gezien.
treuzelen
"Lig
toch niet zo te semmelen". Het laatste werkwoord geeft
treuzelen aan. Een "semmelaar" is een man die treuzelt,
maar van een "semmelster" als vrouwelijke tegenhanger
hebben we nooit horen spreken. Zo'n vrouw is bij ons een "semmeltrien".
vervelen
"Lig
toch niet te èntelen". De nadruk van het tweede werkwoord
ligt op de eerste lettergreep. Het woord beduidt dreinen of iemand
vervelen.
"Lig
niet zo te donderjaoge(n)". Dit laatste woord kent men ook in
het Algemeen Beschaafd Nederlands. Het betekent last verkopen en
wie dat doet kan zich niet alleen "donderjaoger" maar
evengoed "donderstéén" horen noemen.
"Lig
nie zo te ettere(n)" - óók klemtoon op eerste lettergreep!
Weer een ander werkwoord voor "vervelen" en wel op een
nogal treiterige manier. Van Dale geeft het niet als werkwoord.
Wel kent hij evenals wij het zelfstandige naamwoord
"etter" in de betekenis van een vervelend iemand, die
anderen sart of kwelt: een etter van een vent! Het woord staat
onder invloed van "etter" in de betekenis van
vochtafscheiding bij sommige ontstekingen. "Etter" wordt
in het algemeen als onaangenaam tot walgelijk ondervonden. Dit
walgelijke wil men dan overdragen aan de persoon, die "een
etter" wordt genoemd. "Etter" is eigenlijk een
verbastering van het Frans "être", dat ondermeer
"wezen of schepsel" beduidt.
"liggen"
Hierboven
hebben we vier maal een zinnetje gegeven, dat met een
werkwoordvorm van "liggen" begint. We deden dit om de
aandacht te vestigen op het bijzondere gebruik in onze gewesttaal.
Dat woord heeft hier nooit de betekenis van letterlijk
"liggen". Het heeft een geheel eigen functie, want het
dient om ontevredenheid en afkeuring al tot uitdrukking te
brengen, voordat men nog heeft uitgesproken wat men zeggen wil.
Men zou het eigenlijk als een soort waarschuwingsteken kunnen
zien. Wij vinden het een fraaie, gewestelijke stijlfiguur en een
rijk bezit van ons dialect.
armoede
De
uitdrukking "'t Is muizen melis", die ons wordt
toegezonden, hebben we nooit eerder gehoord. Volgens onze zegsman
betekent ze, dat er armoe heerst: "Erremoei is troef".
Muizen treden daarbij wel op, want we zeggen in zo'n geval, dat
"de muizen dóód vur de kast ligge(n)". Nou dan is het
wel erg. Maar we overdrijven nogal graag. In het Bargoens
(dieventaal) betekent "melis" zak of buik. Verder werd
er vroeger een mindere kwaliteit broodsuiker mee aangeduid. Heeft
iemand de uitdrukking "muizen melis" meer gehoord of
hebben we met gezinstaal te maken?
TILBURGER
Nummer 58
bezoek
- kinderschaar - groep
"Ze
heej heel de reutemeteut meegebrocht" hoorden we iemand
zeggen toen er een moeder met een groep kinderen op visite
verscheen. Het is een onder het volk van de oudere generaties nog
wel gangbare uitdrukking. Men kan ook horen zeggen: "We gaan
er met heel de reutemeteut hene." "Reut" betekent:
de hele boel of de hele troep. Meut is eigenlijk
"oproerkraaier" of "herrieschopper." In
letterlijke zin zou in Tilburg "reutemeteut" derhalve
een troep herriemakers betekenen, maar zo letterlijk wordt het
eigenlijk niet genomen, hoewel de gedachte aan herrie en drukte
toch wel meespeelt. Wij vinden het een curieus woord - ook al door
klank en ritme - dat niet zo gek is als het er uitziet. Van Dale
kent namelijk "Heutemeteut", wat dus alleen in zijn
beginletter verschilt. De betekenis is bij Van Dale echter heel
anders dan ons "Reutemeteut." Hij omschrijft het als
"onhandig persoon."
deur
- open - dicht
Van
iemand, die de onhebbelijke gewoonte heeft steeds de deur achter
zich open te laten staan, kan men horen zeggen: "Hij is zeker
in de kerk geboren." Denkt men hierbij wellicht aan de grote
deuren van een kerk, die in het verleden vaak de hele dag open
stonden?
lichaamsgebreken
- hoofd
Volkomen
nieuw voor ons is: "Kijk eens wat een Bolsward", wat
gezegd zou worden van een "verzadigd groot hoofd", aldus
de gegeven toelichting. Het lijkt ons geen algemeen gangbare
uitdrukking, maar meer een privé-bezit van een eenling.
Tilburgers
"Goei
volk, goei zatlappen" zou een kwalificatie in vroegere tijden
voor de Tilburgse bevolking zijn geweest. Wat er ook van zij, wel
geestig gevonden door de abrupte tegenstelling.
verkwisten
Wanneer
van een vrouw wordt gezegd, dat ze "een gat in haar hand
heeft" betekent dit, dat deze vrouw geen maat weet te houden
bij het uitgeven van geld. Het geld brandt haar in de vingers en
het moet worden uitgegeven.
zorgeloos
Of
ze dan zal kunnen blijven "leven uit een körf zonder zörg"
valt te betwijfelen. Met onze "körf" is hier vast een
hoorn van overvloed bedoeld. We gebruiken in Tilburg de
uitdrukking om aan te geven, dat iemand leeft alsof hem nooit iets
kan overkomen. Hij laat Gods water maar over Gods land lopen.
armoede
Toen
we een Tilburger hoorden zeggen: "Onze Lieve Vrouw stao in
het donker" wisten we werkelijk niet waar hij heen wilde.
Volgens zijn verklaring betekende het: "Er krap bij
zitten", dus over weinig geld beschikken.
gespuis
Iemand,
die omgaat "met Jan Rap en zijn moer" onderhoudt relatie
met ordinair volk. "Moer" is een plat woord voor
"moeder". De uitdrukking ontmoeten we ook in het
Algemeen Beschaafd Nederlands, maar dan treft men voor
"moer" het woord "maat" aan.
thee
Onze
vraag naar "kant mee puntjes" is onbeantwoord gebleven.
Wel is er "thee mee puntjes" voor de dag gekomen.
Daarmee wordt erg slappe thee bedoeld. Dit wordt of werd inderdaad
in onze streek gezegd.
De
vraag naar "kant mee puntjes" is in geen van de
voorgaande nummers gesteld.
op
stap
"Ze
is weer op d're sjanternel geweest" wordt gezegd van een
vrouw, die "op stap is geweest". Sommige vrouwen zijn
"altijd op sjanternel". De uitdrukking heeft een
misprijzende betekenis, die vroeger vermoedelijk sterker geweest
is dan te huidigen dage. Ze wordt gebruikt voor een vrouw, die
weinig thuis is en het er op aan legt zoveel mogelijk het
huishouden in de steek te laten, al of niet gemotiveerd. Het lijkt
mogelijk dat we hier te maken hebben met een verbastering van het
Franse woord "sentinelle", dat "schildwacht"
betekent. We denken dan aan 'n vrouw die in de Franse tijd een
"potje" met de "schildwacht" ging vrijen,
waarvoor ze dan ook wel motieven zal gezocht hebben. Een
verklaring voor de ongunstige betekenis, die we nog voelen, is
daarmee dan ook meteen gevonden. We voelen echter toch meer voor
een verbastering van een ander Frans woord, nl. "chanternelle",
dat "lokvogel" betekent. Een "op sjanternel"
zijnde vrouw zou dan een vrouw of meisje zijn, die "als
lokvogel" de straat optrekken, wat uiteraard oneerbaar is.
Zó ongunstig klinkt de uitdrukking zoals wij ze thans in Tilburg
gebruiken echter lang niet meer, maar een denigrerende bijgedachte
speelt er op de achtergrond toch nog wel altijd in mee.
op
stap
Een
belangstellende lezer bezorgde ons ook het gezegde: "Hij is
op z'ne toerlezjoer". De betekenis is wel enigszins verwant
aan de zo juist behandelde. Wordt deze laatste voor een vrouw
gebruikt, "toerlezjour" combineert men meestal met een
man. Er zit ook iets minder gunstigs in. Ze betekent "op pad
zijn" op een enigszins frivole manier, waaraan bezoek van het
ene café na het andere niet vreemd is. We hebben hier ook weer
duidelijk met verbasterd Frans te maken. Het origineel zal wel
"tour de jour" zijn, wat we door "dagronde"
kunnen vertalen. Iemand, die op "toerlezjoer" is, zou
derhalve een ronde langs cafés maken, waarbij hij de hele dag
niet boven water komt. De frivoliteit spreekt ook uit een gezongen
rijmpje uit onze kinderjaren. Het luidde: "Jan Toerlezjoer,
De benen, de benen... Jan Toerlezjoer, De benen van de
vloer"...
TILBURGER
Nummer 59
afkomst
"Ook
mee klompen aon kunde wèd (ver) komen, maar dan meuder (mag je
er) nie mee klossebakken" is een kernachtige uitdrukking van
de man uit het volk, die daarmee wil aangeven, dat iemands komaf
niet steeds aan zijn uiterlijk valt af te leiden. Men zou het ook
zo kunnen vertalen, dat iemand van gewone komaf het ver kan
brengen, als hij zijn lagere herkomst maar niet al te nadrukkelijk
laat blijken.
koppig
- verstandhouding
Van
een eigengereid iemand, waarmee niet te praten valt, kan men horen
zeggen: "Dat is zo'nen aachtkaantige, daor valt niks mee te
verakkerdéren." Het laatste woord is een verbastering van
het Franse "accorder", dat onder andere "tot
overeenstemming brengen" betekent. We zeggen ook nog, dat met
zo iemand "geen rechte voor valt te ploegen", een
uitdrukking, die kennelijk uit het boerenleven stamt, dat ons
overigens zoveel zegswijzen heeft opgeleverd, die nog steeds
gangbaar zijn.
ziek
Twee
vrouwen stonden op den Heuvel te keuvelen. In het voorbijgaan
hoorden wij zeggen: "Onzen ome Jaonus leej (ligt) ok wir,
war". Als we geen Tilburger waren geweest, zouden we
vermoedelijk niet zo direct begrepen hebben, dat "hulliën
ome Jaonus" voor de zoveelste keer ziek was en te bed lag.
"war"
Dat
"war" is een gewestelijk stopwoord, dat - naar ons
gevoel - in Tilburg steeds meer in onbruik aan het raken is. Het
Baroniese stopwoord "eh" lijkt nog wat feller te leven.
sterven
- verdienen
We
kregen ook nog het raadseltje op te lossen van "de
mollenwinkel bedissen", een uitdrukking, die we nog nooit
gehoord hadden. Geen wonder, want het moet Bargoens, dat is
dieventaal, zijn, waar we ons niet mee bezighouden, al stuiten we
er dan ook wel eens een keer op. De uitdrukking betekent: sterven,
doodgaan. "Mol" is dood en daarnaast hebben we als
werkwoord "mollen", dat "doodmaken" of
"vermoorden" betekent. Wel bekend uit 't toneelstuk
"Pygmalion", waar de hoofdpersoon, die al wat was
opgevoed in beschaafd spreken, de woorden laat vallen: "Mijn
vader, ze hebben hem gemold"...
"Bedissen"
betekent in het Bargoens onder andere "verdienen".
verzieken
- vernielen
Mogelijk
schuilt in het volgende ook nog wat Bargoens: We hoorden iemand
zeggen: "Hij heeft heel de boel vermollepikt", wat moet
betekenen, dat hij alles heeft bedorven, naar de bliksem geholpen.
Een zelfde betekenis hebben: "Hij helpt alles naar de
Philistijnen" en "hij helpt alles naar zijn moer."
slet
Een
boze moeder uit een al ver verleden die tegen haar dochter
uitpakte, riep roodaangelopen van woede: "Lelijke slavoen dè
ge zijt!" In Van Dale vinden we alleen het woord "slavodder"
en dat betekent dan "slet". Dat kan die moeder best
bedoeld hebben...
geboorte
Een
Alphense boer vertelde ons over de verovering van Alphen tijdens
de laatste oorlog. In het heetst van het gevecht bij zijn huis
tussen de Duitsers en de Polen begon zijn vrouw te "kraoken."
Uit het verhaal konden we afleiden, dat hij bedoelde, dat de
barensweeën in letterlijke zin waren begonnen.
kwik
- wegen
"Laat
mij eens kwikken hoe zwaar het weegt". Het werkwoord
"kwikken" hoort men in onze streek nogal eens door
oudere mensen gebruiken. Wij voelen dit als nogal typisch
gewestelijk aan, maar tot onze verrassing komt het ook in Van Dale
voor. Het betekent: "met of op de hand wegen". Het stamt
van het Middelnederlandse "quicken", dat "heen en
weer bewegen" betekende. Nu is het typische van het met de
hand wegen, dat de hand daarbij nooit stilgehouden maar in
verticale richting een beetje heen en weer bewogen wordt. Die oude
betekenis zit dus nog volledig in ons "kwikken".
kwik
- koket - beweeglijk
Het
Algemeen Beschaafd Nederlands kent nog verschillende woorden,
waarin de lettergreep "kwik" een rol speelt en al deze
woorden sluiten de gedachte aan bewegen in. Hier zijn er enige:
In
verouderd Zuid-Nederlands kende men 'n "kwikje", dat een
koket jong meisje of pronkstertje was. Met 't eveneens verouderde
"kwikkebil" werd een vrouw of meisje aangeduid, die of
dat niet veel van zitten hield. "Kwikkelen" betekent:
wiebelen, schommelen of zwaaien en dan hebben we ook nog een
kwikstaart. Dat is een vogeltje, dat bij het vliegen en lopen een
snukkerige beweging met de staart maakt. Het metaal, dat we onder
de naam "kwik" kennen, kenmerkt zich eveneens door zijn
beweeglijkheid.
kwik
- kinderspelletje
Ook
herinneren we ons een kinderspelletje, dat de naam
"boterkwikken" droeg. De kinderen gingen daarbij
ruggelings tegen elkaar staan, sloegen in deze stand elkaars armen
in elkaar en bogen dan om beurten sterk voorover, wat tot gevolg
had dat de twee deelnemers om beurten met beide benen in de lucht
kwamen te zweven. Dus ook hier het typische heen en weer gaan van
het aloude "quicken".
TILBURGER
Nummer 60
kaartspel
Wanneer
iemand bij het kaartspelen geen enkel "prentje" in zijn
handen heeft, wordt er wel eens gezegd: "Het ziet er zo leeg
uit als in de Hapertse kerk." Kaarten zonder prentjes worden
ook "léége kaarten" genoemd. Zeker omdat er naar de
smaak van de speler niet voldoende waarde in zit of veel tekening,
zoals dat met "prentjes" het geval is. Het kan dat men
het woord "léége" als "laag" dient te zien.
In de vergelijking kan men ook in de plaats van de Hapertse kerk
"de Stiphoutse kerk" ontmoeten. De voormalige 18de
eeuwse schuilkerk van Hapert bezat geen enkel beeld. Ook de kerk
van Stiphout was vroeger zó armoedig, dat er geen beelden in
voorkwamen.
engel
"Hij
is nog een engel Gabriël vergeleken bij ......" Hier kan dan
van alles wat men wenst worden ingevuld, zoals bijvoorbeeld zijn
broer, zijn buurman enz... Onder 'n "engel Gabriël"
wordt in het algemeen een nogal braaf en "uitgestreken"
persoon verstaan. Wanneer men de vergelijking toepast, speelt
daarin enige ironie mee. Het slaat op iemand, die men als niet zo
braaf kwalificeert, maar die men tegelijkertijd weer enigszins
verdedigt of in bescherming neemt door duidelijk te maken, dat het
toch nog wel 'n heel stuk erger gekund had.
huichelaar
- vogelvangst
Als
iemand voor "huiperd" wordt uitgemaakt, heeft men te
doen met een man, die als huichelaar, strooplikker of farizeeër
beschouwd wordt. We weten niet of het er iets mee te maken heeft,
maar we willen er toch aan herinneren, dat we wel eens van een
"hopke" hebben horen spreken. Hiermede was dan geen
Hubertusbrood bedoeld, dat bij ons ook die naam draagt, maar een
klein uiltje, dat werd afgericht om vogels te vangen onder heggen.
Men "ging met het hopke". Een vogelkenner vertelde ons,
dat - zoals alle uilen - ook die kleine uiltjes alleen des nachts
jagen. Overdag zitten ze zo maar wat te soezen. Andere vogeltjes,
die zouden weten, dat dit uiltje overdag niets doet en
vermoedelijk ook niet goed ziet, komen het beestje dan
"plagen". Dit betekent dus dat het uiltje kleine
vogeltjes aantrekt. De slimme vogelaar maakt hiervan gebruik om
bij het uiltje lijmstokjes te plaatsen. Iets van misleiding en
valse schijn zit er wel in bij dit verhaaltje. Het lijkt ons
allemaal nogal omslachtig, maar de vogelaars van vroeger zullen
wel veel tijd en geduld gehad hebben. Waar haal je nu in 's
hemelsnaam zo'n uiltje vandaan? Ze lijken in onze streek niet zo
dicht gezaaid.
volle
laag - volle pond
In
gesprekken horen wij nogal eens de uitdrukking "volle
roefel" vallen. Men kan iemand de "volle roefel"
geven. Men kan ook "de volle roefel" krijgen of "de
volle roefel" moeten betalen. "Volle roefel" heeft
de betekenis van "de volle laag" of "het volle
pond" en dat kan dan op verschillende manieren gebeuren. Het
kan een pak slaag betekenen, maar evengoed dat men veel moet
betalen of dat men ruimschoots zijn deel krijgt.
Een
van de betekenissen van het Algemeen Beschaafd Nederlandse woord
"laag" - hoewel in onze streken nauwelijks of niet
bekend - is een scheepsterm. Men duidt daarmee aan de gezamenlijke
stukken geschut op hetzelfde verdek van een oorlogsschip. In
letterlijke zin betekent "de volle laag geven" al de
stukken die zich aan één kant van het schip bevinden tegelijk
lossen. In Zuid-Nederland wordt ook het woord "roffel"
voor pak slaag gebruikt en dat zal dan wel hetzelfde als onze
"roefel" zijn.
wasbord
In
onze streken kenden we vroeger ook het woord "roefel"
voor wasbord, een uit hout en zink bestaand instrument, waarop in
de waskuip de was werd schoongewreven. Daar het zink regelmatig
"geplooid" op het hout was bevestigd, gaf het heen en
weer wrijven van het wasgoed door de nijvere huisvrouw een
dof-roffelend geluid.
slordig
Als
het er ergens uitziet "alsof de kat er gejongd heej" is
het er een smerige rommelboel. Een uitdrukking, waarmee de kat
toch wel een beetje onrecht wordt aangedaan, al is het ook niet zo
leuk als ze in je pet jongt, daar dit toch wel enige sporen
nalaat.
Mokerhei
- sterven
Maar
altijd nog beter dan er iemand aan toe is, die "op de
Mokerhei mee z'n beentjes ligt te rammelen." Zo'n iemand is
dood, "effenaaf" dood. Op de heide bij Mook werd ooit
een veldslag geleverd.
Mokerhei
- verwensen
Ze
geldt voorts als het prototype van onvruchtbaar en woest land.
Vandaar dat wanneer er tot iemand gezegd wordt: "Loop naar de
Mokerhei", hij zich weinig goeds ziet toegewenst. De laatste
uitdrukking is Algemeen Beschaafd Nederlands.
TILBURGER
|