Nummer 111
risico
Een
Tilburger zag zich allerlei mooie beloften en voorspiegelingen
gedaan, waarin hij niet zoveel fiducie had. Hij dacht: "Ze
kunnen me nog veel meer vertellen, maar ik wil eerst wel eens iets
uit de bus zien komen alvorens ik het allemaal geloof". Aan
die gedachte gaf hij echter op een méér plastische manier
uitdrukking met: "Eerst het kiendje zien, dan pas
wiegen!"
vervelen
Daar
van het een het ander komt, schiet ons thans nog een ander
"kind" te binnen, dat nogal eens in de Tilburgse
volkstaal pleegt rond te dartelen. "Ge zoudt er een kiendje
van krijgen!" klinkt de "wanhopige" uitroep,
wanneer iets de keel begint uit te hangen. Dat kan bv. gebeuren
als iemand op een verschrikkelijke manier zit te vervelen.
beroerd
- gezicht - zaaks, niet veel
Wij
hanteren nogal graag het woord "belabberd". Van Dale
geeft dat als "gemeenzame" taal. Een situatie kan er
"belabberd" uitzien, maar de kwalificatie is even zeer
van toepassing op het uiterlijk van een mens - bv. "een
belabberd gezicht hebben" - als op zijn lichamelijke of
geestelijke gesteldheid. Het "labbert" op allerlei
manieren. Het best zouden we "belabberd", dachten we,
met beroerd kunnen vertalen. In zeemanstaal kennen we
"belabberd" weer. Dan waait de wind niet flink door maar
slechts bij vlagen. "Labberen" betekent dan ook
"zacht waaien". Het hangt samen met "laf"
(flauw) en is te vergelijken met het Griekse "laparos",
een woord met een sterk gevoelskarakter en samenhangend met
"lap" en "slap". Zo ziet men weer eens, dat
woorden niet zo maar in de lucht zweven.
We
denken ook nog aan "een gezicht van oude lappen" (een
"zuur" en ook wel "onvoordelig" gezicht).
De
uitdrukking "het is zo maar labberdekoekie" (het is niet
veel of het ziet er slecht uit) behoort ook in deze familie thuis.
kijken
Het
nu opgedoken "koekie" brengt ons bij
"koekeloeren". Men kan te horen krijgen: "Hij zit
maar de hele dag te koekeloeren". Dat betekent hier:
gedachteloos, zonder iets te doen, voor zich uit zitten staren.
Het werkwoord heeft ook nog de sterkere betekenis van: spiedend
kijken of gluren. Onze boeren en stropers in de grensstreek zeggen
dat ze hebben "zitten loeren". Hier heeft
"loeren" de specifieke betekenis van uit een verdekte
plaats met geladen geweer roerloos zitten spieden of er niet een
of ander stuk wild voor de loop komt. "Koekeloeren" is
eigenlijk een meer speelse variant op "loeren". Het
woord staat misschien onder invloed van het Nederduits "kucken"
en het Nieuwhoogduits "gucken", dat is: kijken.
afkijken
- contaminatie
In
Tilburg wordt ook gesproken van "iemand afloekiën" in
de betekenis van afkijken. Wellicht vinden we hier het
"loeren" terug, al denken we ook aan het Engelse
werkwoord "to look". Dit spreekt de Engelsman uit als
"loek" en het betekent: kijken. In ieder geval hebben we
bij "afloekiën" te maken met een contaminatie, dat is
een dooreenhalen van verschillende termen, waardoor een verkeerd
geheel ontstaat. Hier gaat het dan om "afkijken" en
"loeren" of "to look". Aan dat dooreenhalen
van twee woorden maken wij in Tilburg ons nogal graag schuldig.
Voorbeelden daarvan zijn: uitfotograferen (uitbeelden en
fotograferen), optelefoneren (opbellen en telefoneren), opnoteren
(optekenen en noteren) en verassureren (verzekeren en assureren).
Verassureren heeft enige burgerrecht verworven. Van Dale kent het
als volkstaal. De andere zijn fout. Het gebruik ervan maakte een
stomme indruk. En dat wil toch immers niemand!
duivel
- dom - hopeloos
Is
het met iemands domheid heel erg gesteld, dan wordt hij
gekwalificeerd als: "Te dom om voor de duvel te dansen!"
Bij hem "is het eind verloren!", er valt eenvoudig niets
mee aan te vangen.
TILBURGER
Nummer 112
dutje
"Ik
ga efkes m'n ogen overschieten" zei onze Tilburgse man. Ra,
ra, wat gaat hij nu wel doen? Deze orakeltaal bleek te betekenen,
dat hij even met de ogen toe bv. op de divan ging liggen rusten,
zonder daarbij de bedoeling te hebben nu ook direct een dutje te
doen. In de praktijk een smoesje of een vorm van zelfbedrog, want
het gevolg blijkt meestal dat de "ruster" toch in slaap
valt.
bidden
Voor
nog zo'n "moeilijk" geval staan we met een "heilig
vat zonder bodem". De uitdrukking werd gebruikt in een
situatie, dat iemand aan tafel nadat er vóór het eten al gebeden
was, voor een tweede maal wilde gaan bidden, niet wetende dat deze
vrome bezigheid al vervuld was. Hij kreeg toen ten antwoord:
"Och, houd toch op, heilig vat zonder bodem!" Een vat
zonder bodem is een zinloos vat. Met overdrijving werd er dus
eigenlijk aangegeven, dat het tweede bidden geen zin had, althans
niet meer nodig was.
gezicht
- aardig
Een
dorpsfilosoof ventileerde de volgende wijsheid: "Vrouwen zijn
anders dan d'r gezicht. De lelijkste zijn de aardigste; het is het
enige wapen dat ze hebben"... Om het taalkundig wat zuiverder
te stellen: Dat "het" slaat natuurlijk niet op het
gezicht maar op het aardig zijn.
eten
"Ho
'ns, ho 'ns! Nie vlaggen!" zei de boerin tot haar jongen, die
probeerde de suiker van de gemeenschappelijke papschotel af te
scheppen. Een aardig gevonden beeld zit er in dit werkwoord, dat
niets te maken heeft met het uitsteken van de vlag. Men dient
hierbij te denken aan het steken van heiplaggen, welke vroeger
gebruikt werden in de koestal of als goedkope brandstof in het
open vuur. Die werden plat afgestoken.
overheerlijk
Verrukking
over de heerlijkheid van een gerecht hoorden wij op de volgende,
geestige manier gestalte geven: "Ge zoudt er oe ziel aan
versnoepen en veertien dagen zonder lopen!" Die toevoeging
doet wel de deur toe.
kleinzerig
- hypochondrie
Wie
in Berkel-Enschot kleinzerig is, zich gauw ziek waant "voelt
't in Den Bosch aankomen".
bedelen
De
wijsheid "Er gaan veel gegevens in 'nen zak" zal
menigeen zonder enige verklaring niet veel leren. Het betekent,
dat wie "van gegeven moet leven" - dus op aalmoezen is
aangewezen - al heel wat moet ontvangen om aan zijn trekken te
komen. Verrassend is hierbij het bedektelijke woordenspel op het
werkwoord "geven". Men fabriekt daaruit een zelfstandig
naamwoord met een zin, die het bestaande woord "gegeven"
in het gewone taalgebruik niet bezit.
ereplaats
Als
papa met zijn weekgeld thuiskomt of een kind met zijn eerste
zelfverdiende loon "moet de hond (ook wel de kat) uit de
stoel." Beiden hebben nu recht op de beste plaats. Met
"de stoel" placht gewoonlijk de gemakkelijkste stoel,
dat was de leuningstoel, bedoeld te worden. Die stond er maar
één in de woonkamer.
bezig
zijn
"Wat
doe je toch geëffereerd", zei een Tilburgse vrouw. Het bleek
te slaan op de bedrijvigheid, die iemand demonstreerde. We hebben
hier te maken met "geaffaireerd", dat u zelfs als ABN in
Van Dale kunt vinden met de betekenis van bedrijvig. De Franse
komaf is onmiskenbaar. Denk maar aan "affaire", dat druk
(bezig) of bedrijvig betekent.
schrikken
- ontroering
De
man die "er helemaal veraltereerd van was", gebruikte
ook import uit het land van Marianne, al hebben we
"altereren" dan ook tot ABN-Nederlands verklaard, zij
het met de kwalificatie van volkstaal. "Gealtereerd"
betekent geschrokken of ontroerd. De Fransman zegt daarvoor:
"altéré".
verstaanbaarheid
Tot
slot nog een Tilburgs dialectaardigheidje: "Zit nie aon oe
bölleke te pölleke(n)". Een lekker zinnetje! Vanwege zijn
ritme, herhaling van lettergrepen en klank. Bovendien is het
verschil in beide woorden eigenlijk slechts één letter. Dus veel
fraais in kort bestek. Voor de niet-autochtonen, die met de
vertaling niet klaar mochten komen, hier staat: "Zit niet aan
je bolletje (hoofdje) te pulken". Maar nu is alle moois
ineens geëlimineerd. Waaruit men weer eens ziet hoe vertalers
verraders kunnen zijn...
TILBURGER
Nummer 113
wijsmaken
- verwensen
"Zeg,
maok 't nou efkus!" (Zeg, maak het nu even!) zei onze
Tilburger toen hij van oordeel was, dat een verteller het te bont
maakte. Als hij minder Tilburgs had gesproken, zou hij zijn
scepticisme onder woorden hebben gebracht met: "Je kunt me
nog méér vertellen!" De Tilburger kan in de plaats daarvan
zeggen: "Ge kunt de pot op!" en - als hij het heel mooi
wil maken - voegt hij daar nog aan toe: "Mee 'n wollen deken
om!"
toilet
Al
zijn de bruiloften niet uit de tijd, wèl is dit het geval met de
uitdrukking, waarin eens in Tilburg de "bruiloft" als
beeld fungeerde. We doelen op: "Daar hebben ze
bruiloft". Ra, ra, in welke richting wijst dat? Toen in onze
stad de wc's nog niet waren aangesloten, beschikten de huizen over
een beerput. Deze behoorde van tijd tot tijd "geruimd",
dat was: leeggehaald, te worden. Volgens politieverordening mocht
dit alleen des avonds na tien uur geschieden of in de heel vroege
ochtenduren. Deze taak werd toevertrouwd aan een of andere boer,
die daarvoor nog geld toegaf, want het kunstmest had zijn
triomftocht nog niet aangevangen. Helaas beschikten niet alle
woningen over een poortje. Het ruimen van de put geschiedde dan
met emmers dwars door de gang of de woning heen. Zo'n plezierige
vertoning betekende dat niet. Voorbijgangers, die getuige waren
van de "tragiek" zeiden dan: "Kèk, daor hebbe ze
bruiloft!" En daarmee verrieden zij dan hun gevoel voor
humor.
lachen
"Hou
toch op mee oe gegieber" is een aanmaning om te stoppen met
half ingehouden, meisjesachtig lachen, dat door haar nervositeit
op de zenuwen van anderen werkt. Wij gebruiken het werkwoord
"gieberen". Van Dale kent het echter alleen als
"giebelen". Het is synoniem met giechelen.
"aan"
Een
vreemde vraag, welke men nog wel eens uit de mond van oude mensen
te horen krijgt is: "Hoe laat is het aan de tijd?" Het
lijkt dat men wel kon volstaan met: "Hoe laat is het?"
Wij hebben vaak de indruk gehad, dat men bedoelde te vragen hoe
laat het "op de klok" was, maar we kunnen ons daarbij
wel vergissen.
verouderd
- sterven
"Uit
de tijd zijn" betekent normaal verouderd zijn, niet meer in
de mode. Wij gebruiken de uitdrukking echter ook als eufemisme
(verzachtende omschrijving) voor: dood zijn. Als "onze pa
allang öt de tèèd is", dan is hij dus lange tijd
overleden.
tijd
hebben - opwinden
Men
kan ook "de tijd aan z'n eige hebben". Wie dit zegt
beschikt over overvloed van tijd en kan die zelf indelen zoals hij
verkiest. Wat voor sommige mensen een groot geluk betekent, zeker
als ze "d'r eige nergens dik (dat is: druk) over behoeven te
maken".
commanderen
Wordt
iemand naar zijn zin te veel gecommandeerd, dan kan hij zijn
wrevel daarover kenbaar maken met de uitval: "Als ge me
vandaag huurt, ben ik oew dienstmeid." Wat de
"commandant" dan in zijn zak kan steken!
ophouden
Wie
ergens "een potje van maakt" legt geen spaarzaamheid aan
de dag zoals men zou kunnen denken, doch maakt het eenvoudig te
bont. Het duidt op een telkens weerkerende herhaling, die begint
te vervelen. Als bijvoorbeeld een kind telkens opnieuw om een
koekje komt vragen, nadat het dit al een paar keer gekregen heeft,
kan de moeder zeggen: "Nou maak je er een potje van". De
gedachte aan het opsparen van de koekjes is daaraan vreemd.
haast
Men
kan ergens "hul over trul", dat is hals over kop of
ijlings, naar toe lopen. Het eindrijm doet het hier wel aardig.
Maar hoe komt men aan die twee nogal vreemde woorden? "Trul"
komen we niet in het ABN tegen. Wèl in ons dialect. Het betekent
daar een wat sullig openhangende mond, bijvoorbeeld: "Hij
stond met open trul te kijken". "Hul" kan muts
betekenen. Zouden we hier aan een - door de haast - scheef over
het hoofd getrokken muts mogen denken?
sloom
Is
sloomheid iemands kenmerkende eigenschap, dan zegt men dat hij
"met z'n hielen aan de voorkant is geboren". Ook wordt
hij "rèttereur" genoemd, waarin we het Franse "retarder"
(vertragen) terugvinden.
verstaanbaarheid
- hurken
Tot
slot een echt dialectzinnetje: "Hij zaat op z'n hukkus vur de
knorriekooi". Die man zit op zijn hurken voor de kanariekooi.
Dit voor de niet-inboorlingen!
TILBURGER
Nummer 114
doel
- kerkweg
"Alle
wegen zijn geen kerkwegen" zei onze man langs zijn neus weg.
Hij bedoelde daarmee, figuurlijk gesproken, dat niet iedere weg
rechtstreeks tot het doel leidt. Aan het beeld ligt een
letterlijke situatie ten grondslag. De wegen die naar de kerk
leidden, werden vroeger altijd zo recht mogelijk gehouden en het
best begaanbaar gemaakt. Naar oud gebruik mocht een kerkweg nooit
verlegd of omgelegd worden. Bij zandwegen geschiedde dat weleer
vaak, bijvoorbeeld wanneer zo'n weg tengevolge van het slechte
weer onbegaanbaar was geworden. Zo ontstonden er veel verleggingen
en krommingen. Kerkstraten echter richtten zich recht op de kerk.
Zij vormden steeds de kortste verbinding tussen de hoofdwijk en de
kerk. Dit kan men nu nog constateren bij plaatsen, die vroeger als
kerkdorp bij een andere plaats behoord hebben.
toedracht
"De
weg loopt er ook langs de deur" kan men te horen krijgen,
wanneer de oorzaak van een of ander gebeuren in het duister
blijft. Brandt er een huis onder dergelijke omstandigheden af en
gaan de vermoedens uit naar brandstichting door de bewoner, dan
ironiseert men het niet te bewijzen vermoeden met deze
uitdrukking. Omdat de weg nu eenmaal langs de deur loopt, kan wel
iedereen de brand gesticht hebben.
onecht
kind - risico
Dezelfde
uitspraak wordt ook gehanteerd om zich te onttrekken aan een
antwoord dat men niet kent, of als men het wél kent toch niet
graag openlijk ten beste geeft. Het krijgt dan soms een
insinuerende betekenis. Zo is het dienstig als antwoord op de
vraag wie de vader van een bepaald kind is. Onderhoudt een
getrouwde man een verdachte relatie met een andere vrouw, ook dan
kan het antwoord zijn aan iemand, die het naadje van de kous
tracht te weten te komen: "De weg loopt er óók langs de
deur".
Tenslotte
zijn de woorden in 't algemeen nog van toepassing op een
gebeurtenis, waaraan iedereen bloot staat en die dus de beste
overkomen kan.
stad
- dorp - standsverschil
Waar
veel mensen wonen kan uiteraard veel gebeuren. We drukken dat wat
kernachtiger uit met: "Er gebeurt in 'n stad méér dan in
zeven dorpen". Er zou ook achter kunnen zitten de gedachte
waarin "de stad" wordt gezien als "poel des
verderfs", in tegenstelling tot de "onschuld" van
het platteland.
Nog
méér symbolisch kan men de uitspraak overbrengen op "de
grote" en de "kleine man" van wie zich dan de
eerste het meeste permitteert.
weduwnaar
Een
man wiens vrouw onlangs was gestorven, kwalificeerde zichzelf
meewarig als "een paard zonder voerman". Duidelijk
genoeg: bij paarden zonder voerman ontbreekt de nodige leiding.
geld
- armoede - verliezen
"Ge
leert de waarde van een vijftiger (rijksdaalder) pas kennen, als
ge er ene moet gaan lenen." Een pittige waarheid, die niet
nalaat een milde glimlach op te roepen. Er wordt in uitgedrukt hoe
moeilijk het is aan geld te komen wanneer men in nood zit. Er is
nog een andere verklaring mogelijk, bijvoorbeeld men waardeert
geld pas als men het verloren heeft. Nog iets breder: men
waardeert iets eerst als men het niet meer bezit. De Italianen
zeggen daarvoor, dat de ezel zijn staart pas kent als hij hem
verloren heeft.
kwaliteit
- standsverschil
Een
mens behoeft niet steeds het duurste of het beste van het beste te
bezitten om uit de voeten te kunnen. Dat vertalen onze Brabantse
mensen met een onbewust, sterk gevoel voor de beeldende kracht van
hun taal heel origineel met: "Krom hout brandt even goed als
recht". Daar valt zelfs geen speld tussen te krijgen. Het is
eigenlijk fantastisch hoe hier in een simpel, kort zinnetje het
bijkomstige de hoofdrol toebedeeld krijgt!
De
uitdrukking bezit nog een tweede betekenis: Men behoeft het niet
steeds in hoge rang of stand te zoeken, ook omgang met mensen van
zogenaamde "lagere stand" kan even waardevol zijn.
lichaamsgebreken
- scheel
We
brachten in het verleden hier al eens enige uitdrukkingen, die het
scheel kijken op de korrel namen. Er kwamen nog twee nieuwe op ons
bureau gedwarreld. De ene: "Hij kijkt in de andere
week!" De andere legt er bij de overdrijving nog een schepje
op met: "Hij kijkt zo scheel, dat-ie het zweet kruislings
over zijn rug ziet lopen!" En daarmee weet iedereen subiet
hoe verschrikkelijk scheel dat wel moet zijn. We kunnen er iets
van maken!
TILBURGER
Nummer 115
NS-jargon
Een
spoorman te Tilburg, die zelf niet van Tilburgse origine is, zendt
ons enige uitdrukkingen, die - volgens hem - specifiek in Tilburg
werden gebruikt en nog wel gebruikt worden door het personeel van
het station en van de vroegere seinhuizen. We hebben hier te maken
met een voor de buitenstaander duistere beroepstaal, zoals men die
in verschillende beroepen aan kan treffen. Als we hier over
taalplastiek praten, bedoelen we die taal eigenlijk niet, wat niet
wegneemt dat ook deze soms zeer plastisch kan zijn. Alleen valt
dit voor de buitenstaander vaak moeilijk te beoordelen. Voor de
spoormannen in Tilburg willen we toch doorgeven, wat er op onze
schrijftafel kwam gedwarreld.
NS-jargon
"Laot
'm bij jou mar efkes vur de pin staon". (Laat hem bij jou
maar even voor de pin staan.) Daarmee bedoelde men, dat de
seinhuiswachter een trein voor de seinpaal moest laten wachten.
NS-jargon
Men
kon ook te horen krijgen: "Laot 'm bij jou mar efkes van de
pin ruken" (ruiken). Dit betekende, dat een seinhuiswachter
een trein het gele vóórsein moest laten zien. Op dit sein remde
de machinist af en reed dan langzaam op tot het inrijsein. Daar
kon hij dan meestal doorrijden, nadat een andere trein die
voorrang had, bijv. een personentrein met een goederentrein, met
hem gekruist had. Dit kwam vroeger veelvuldig voor bij het
Longa-terrein. Toen er maar drie "overspannen bruggen"
over het kanaal lagen, moesten hier zware kolentreinen uit het
zuiden kruisen met treinen uit richting Den Bosch. Dan kreeg de
seinhuiswachter bij post Tba opdracht een goederentrein uit het
zuiden "aan de pin te laten ruken".
NS-jargon
Een
nog veel gebruikte uitdrukking van rangeerpersoneel was: "D'n
platluis zit op z'n k...". Daarmee werd bedoeld, dat het
kleine rangeerlocomotiefje, dat de goederensporen moest
uitrangeren langs de sporen aan de Spoorlaan, deze wagons niet kon
trekken omdat het er te veel waren. De wielen van het locomotiefje
sloegen dan door (tolden) en daar zat "de platluis" dan!
Inzender meent, dat deze laatste uitdrukking echter ook wel op
andere plaatsen in Brabant in zwang was. Hiermee stappen we van
het spoor af.
verwaarlozen
- contaminatie
Wanneer
iemand de "hele boel laat verslabakken" verwaarloost hij
de zaak. We hebben hier te maken met een contaminatie van
"slabakken" en "verwaarlozen", zoals we die
ook aantreffen bij optelefoneren (telefoneren en opbellen),
uitfotograferen (fotograferen en uitbeelden), verassureren
(assureren en verzekeren). Van Dale noemt slabakken
Zuid-Nederlands en het betekent dan bij hem: niet meer flink
aanpakken, slecht gaan, kwijnen. Dit slabakken is vermoedelijk
weer een verlengde van "slakken", wellicht door
contaminatie met "slabben", dat slobberen of kwijlen
beduidt.
helemaal
- heel
Volkomen
nieuw was voor ons de uitdrukking: "Ik heb het olling
gedaan", wat betekenen moet: "Ik heb het helemaal
gedaan". Dit is geen Tilburgs. Het moet uit de Kempen
stammen, waar men ook schijnt te spreken van "een ollinge
appel", wat hele appel zou zijn.
weven
Nu
weer wat dichter bij huis met: "Onze vadder is zijn krukken
aan het uitzetten". Ook hier is van geen taalplastiek sprake,
tenzij de uitdrukking een bredere betekenis zou hebben dan de
letterlijke. Wat we niet aannemen. Omdat het echter gaat om een
oude specifiek Tilburgse term, waarvan nog maar weinigen de
betekenis kennen, willen wij hem toch voor het nageslacht
vastleggen. De hier bedoelde "krukken" waren een soort
ruimgetande, houten vorken, die de voormalige huiswever bij zijn
woning uitzette voor het drogen van de gelijmde ketting voor zijn
weefgetouw. Met een ijzeren pin werden voor het uitzetten van die
krukken eerst gaten in de grond gestoken. Volgens een mededeling
in de NTC van 14 september 1929 is destijds een dergelijke pin
"aan het museum" afgestaan.
treuzelen
Een
vrouw, die "aan de lèter blijft" is een vrouw, die
alsmaar treuzelt. We kennen ook het werkwoord "lèteren"
in de betekenis van "treuzelen". In plaats van
"treuzelen" gebruiken wij ook "melken". Nu
luidt dat in het Frans: tirer le lait. Zou hier dat "lèteren"
soms vandaan komen?
drinken
"Stoot
nog maar eens tegen de wieg" zei een Tilburger toen hij
bedoelde: Schenk nog maar eens een borreltje in.
duivel
- geschil
Bij
een niet opgelost geschil placht men te zeggen: "God zal oe
mikken (???) maar de duvel zal oe pikken".
sterven
- afzetten
Een
dode wordt "afgelegd" en dan komt hij met een "hemd
zonder zakken" in de kist. Men kan in Tilburg echter ook op
een minder definitieve manier "afgelegd worden" en dan
wordt men "afgezet" of bedrogen of "in het pak
gedaan".
TILBURGER
Nummer 116
belendend
We
wisten waarlijk niet wat er bedoeld werd, toen een Tilburger in
een gesprek zei: "Hij is mijn galander". Nu zijn wij er
achter gekomen, dat hij "gelande" bedoelde. Een
"gelande" is een belendende eigenaar, speciaal van
grond. Van Dale geeft het woord als ABN en acht het blijkbaar niet
eens verouderd, al lijkt het ons weinig gebruikelijk. "De
naaste gelanden" zijn de eigenaars van de naastbij gelegen
landerijen. Geen wonder dat het wat verbasterde woord uit de mond
van een boer viel. Men vindt het ook nog terug in
"ingelanden", waarmee de eigenaars van land in een
gedijkt gebied, bijvoorbeeld van een waterschap of polder, worden
aangeduid.
vrijgevig
"Een
echte Tilburger kijkt niet op een bos peejen als-ie het loof maar
krijgt voor de konijnen". "Niet op een bos peejen
kijken" heeft de waarde van niet krenterig zijn. De
toevoeging lijkt ons weer een symptoom van de lust tot humor en
breedsprakerigheid.
verkwisten
In
"dat zijn allemaal kosten op het sterfhuis" ontmoeten
wij een in onze streken zeer gangbare uitdrukking. Men bedoelt:
allemaal weggegooid geld, dus geld waarvan men geen profijt heeft.
We kunnen met deze uitdrukking echter geen aanspraak maken op
gewesttaal. Ze blijkt tot het Algemeen Beschaafd Nederlands te
horen.
vriendschap
- overlopen
Van
levenswijsheid getuigt: "Houd je buurman in ere, maar doe
nooit je heg uit". Ze spreekt zich uit voor goede
nabuurschap, doch waarschuwt er tegelijkertijd voor, dat men
elkaar niet dient te "overlopen". Enige
"privacy", zoals we dat tegenwoordig graag in ons nieuwe
"Nederlands" noemen, moet er bewaard blijven om te
voorkomen, dat het op een kwade dag misgaat. De toevoeging, waarop
men eigenlijk na de eerste raadgeving helemaal niet berekend is,
zorgt door haar abruptheid voor een geestig effect. Ze roept een
milde glimlach op. Wel fijne humor!
vogelpoep
Aardig
uit de hoek ook kwam de Tilburger, die onverwacht van een
overvliegend vogeltje een "ridderorde" kreeg. Zij
bedierf zijn goed humeur echter niet, want zijn reactie luidde:
"De natuur is mooi, maar niet op een blauw pak!"
overbekend
Iets
kan zó doodeenvoudig of algemeen bekend zijn, dat onze mensen dit
menen te moeten onderstrepen met: "Dat weet een boer met een
vat luis".
moe
- "liggen en leggen"
Die
uitspraak is zeker niet van toepassing op de volgende wens:
"Ik wou dat ik een aai (ei) was, dan kon ik ook geleej
(gelegd) worden". Dit wordt gezegd door iemand, die moe is en
lust heeft om te gaan liggen rusten.
De
geestigheid schuilt in de "verwarring" van de
werkwoorden "leggen" en "liggen". Ons dialect
biedt daar de ruimte voor. "De kiep leej 'n aai" (de kip
legt een ei) en wie op bed ligt, "leej te bed". Beide
gevallen onvoltooid tegenwoordige tijd en zelfde woordvorm. Het
verleden deelwoord is in beide gevallen ook "geleej". In
het Algemeen Beschaafd Nederlands gaat de aardigheid niet op, want
dan krijgen we met respectievelijk "legt" en
"ligt" te maken. Voor de verleden deelwoorden hebben we
daar: "gelegd" en "gelegen".
lopen
- pantoffelparade
Wel
specifiek Tilburgs moet het werkwoord "gruiteren" zijn,
al kunnen wij ons niet herinneren het ooit te hebben gehoord. Het
zou duiden op de vroegere pantoffelparade in de Heuvelstraat. Dat
was het heen en weer wandelen van jongelui tussen de beide winkels
van De Gruyter. Er bevond er zich immers één op de hoek van de
Heuvel en één bij de Markt, die er nog is. In onze jeugd noemde
men die pantoffelparade: "een Heuvelstraatje pikken" en
méér kernachtig dan fijngevoelig: "mèskesmert"
oftewel: "meisjesmarkt". Met die vertaling verliest het
woord echter heel zijn locale kleur.
TILBURGER
Nummer 117
meteen
"Ik
zal het te post en te péérd (paard) doen", zei onze man en
hij bedoelde daarmee, dat het onmiddellijk gebeuren zou. Dus zoals
ze in Tilburg ook graag zeggen: "aachtermekare!" Wie
"summedene" (zo meteen) zegt, wordt ook nog wel
verstaan, al lijkt ons deze samenstelling tegenwoordig minder
gangbaar dan de eerder genoemde.
klagen
Het
is niet zo leuk voor een mens met een varken vergeleken te worden.
We doen dat echter toch met de vergelijking: "Hij is net als
de vèrkens, hij wordt knorrende vet". Het gaat hier om
iemand, die steeds maar wat te mopperen heeft, terwijl het hem van
alle kanten voor de wind gaat.
ijdel
Het
dragen van een boord heeft bij de "gewone man" niet
steeds tot een dagelijkse vertoning gehoord. Wie daarmee op een
weekse dag aan de ijdelheid offerde, kon te horen krijgen: "Hedde
oe (oew) wit-weken veur!"
duivel
- moeilijkheden
Verkeert
iemand in een moeilijke positie en vertoont hij daarvan de
uiterlijke tekenen, dan "spartelt hij als een duvel in een
wijwatersvat". Zo'n vat is natuurlijk wel de allerlaatste
plaats, waar een duivel zich behaaglijk kan voelen.
weten
- "aan"
Typisch
gewestelijk lijkt ons het gebruik van het voorzetsel
"aan" in de uitdrukking: "Ik ben er goed aan
bekend". Bedoeld wordt dat men goed op de hoogte is. In het
ABN zou men hier "mede" in de plaats van "aan"
gebruiken.
veronderstellen
Een
opvallend gebruik van het werkwoord "schatten" zien wij
ook in het zinnetje: "Ik schat niet, dat hij vóór elf uur
thuis komt".
opvoeding
Wie
ergens "niet mee opgebracht" is, geeft aan op een andere
wijze dan de gevraagde of gedemonstreerde te zijn opgevoed. In
meer algemene zin kan het ook de afwijzing betekenen van een
bepaalde houding of gedragslijn. Dit op gronden van fatsoen of
ethiek. Van Dale noemt "opbrengen" in de hier aangegeven
zin Zuid-Nederlands.
snoep
In
de vroegere snoepwinkeltjes, waar de jeugd haar zondagse cent ging
"verbrassen" door voor een halfje te kopen en dan een
halfje terug te vragen, zag zij zich o.a. in haar keuze ook
gesteld voor een bepaald soort snoepgoed, dat uit de circulatie
verdwenen schijnt. Het betrof hier nogal vrije grote blokjes,
waarin vermoedelijk nogal wat druivesuiker verwerkt zat, die rose
van kleur waren, doch die als hoofdkenmerk de erin verwerkte, hele
olienootjes bezaten. Zo'n brok in je mond betekende letterlijk een
hele mondvol. Wij hoorden dit snoepgoed, dat bij de Hasseltse
kapel in de meimaand nooit op de kraampjes ontbrak, betitelen als
een "bakkusvol".
Een
minder smakelijke kwalificatie luidde: kattespauw. Dit woord legde
een associatie met braaksel van een kat. Het vertoonde hiermede op
het eerste gezicht wel enige overeenkomst. Smakelijk eten!...
groeien
Als
een jongen of een meisje een opvallend snelle groei in de lengte
vertoont, dan "groeit hij (of zij) tegen de schaans
omhoog". We hebben hier te denken aan de
"schansmuur", een woord dat iedere Tilburger verstaat,
maar dat we in deze strikte zin niet in Van Dale zagen staan.
op
stap
Uitgaan
met de bedoeling flink te verteren en "zijn rolletjes eens te
laten aflopen" wordt wel weergegeven met "op reep
gaan". Voor hetzelfde noteerden wij ook "bombezjoeren".
verbazen
Verbazing
brengen wij o.a. tot uitdrukking met de uitroep: Ben je nou
helemaal belaaitafeld! Het gekke voltooide deelwoord is gefabriekt
uit het zelfstandige naamwoord "laaitafel". Van Dale
noemt zo'n ding ladenkast, d.i. een kast met enkel laden erin.
Eertijds in zwang bij onze grootmoeders, thans weer opnieuw
opduikend in het kader van de antiek-psychose. We zullen er nu
echter wel geen "laoitoffel" meer tegen zeggen, want dat
klinkt beslist niet duur genoeg.
Hoe
zo'n ladentafel een plaats in onze uitdrukking heeft gekregen?
Eigenlijk is het toch te gek om los te lopen. Juist. En dat is dan
precies de zin ervan: Zij brengt verbazing tot uitdrukking. Dat
kunnen we trouwens ook nog met: "Zeg maok 'et nou efkes!"
(Zeg, maak het nu even).
wegvallen
letter "t"
We
vinden hier gelegenheid op een typisch grammaticaal verschijnsel
in het Tilburgs te wijzen. Het is het uitvallen van de letter
"t" in bepaalde gevallen. Kijk maar: "Ge mokt"
en "Ge moak'et wel bont", "Ge meugt" en
"Ge meug'et nie van ons moejer". Zó ook: "Jè, dan
val'et op de grond", "Ge schrèèv't mar's over"
(Je schrijft het maar eens over).
TILBURGER
Nummer 118
ouderwets
- geloof
Uit
de Kempen stamt het gezegde: "Hij is van het Oud-Castels
geloof". We hebben dan te maken met een mens van de oude
trant, die zeer gehecht is aan de zeden der vaderen. Behalve in
onze Kempen wordt de uitdrukking ook gebruikt voor het Belgische
Casterle, dat tussen Turnhout en Geel ligt. Men neemt aan, dat het
gezegde een historische grond heeft. Tussen 1573 en 1664 zou er te
Castelre, op het gehucht Houtem, veel door hervormden zijn
gepreekt. Maar de mensen liepen niet hard om te komen luisteren.
Ten onrechte werden de bewoners, waaronder de actie plaatsvond,
elders toch wel eens van ketterij verdacht. Omwonenden hadden
daarom de gewoonte aangenomen te vragen "van welk
geloof" men was. Het antwoord luidde dan gewoonlijk:
"Van het Oud-Castels geloof". Dit gezegde werd later
belachelijk gemaakt en men vond verschillende artikelen of geboden
uit, die tot dat geloof zouden behoren. Sommige mensen weten twee
of drie artikelen te noemen, een enkeling komt tot meer, vertelt
Cornelissen. Hier zijn er drie:
1.
Kopaf is een dodelijke wond.
2.
Een geseling met een brandmerk is geen pluimstrijkerij.
3.
Als twee oude wijven vechten is het geen kinderspel.
Er
bestaat nog een elfde gebod van dat "oud Castels
geloof". Dat luidt: "Houdt wat je hebt en laat je niet
foppen". Allemaal grapjasserij.
kwaad
- grillig
"Wie
het op zijn horens heeft" is kwaad. Vaker dan die
"horens" treden in deze uitdrukking echter de
"heupen" op. Voor ons gevoel betreft het hier niet een
zo maar individueel geval van kwaad worden. Er lijkt iets van
herhaling of terugkeer in te zitten. Vandaar dan ook dat men te
horen kan krijgen: "Hij heeft het weer op zijn heupen".
bronchitis
- verkouden - geluk
Onze
mensen kunnen het ook nog "op de borstrok hebben". Dat
betekent heel iets anders. Heeft iemand het op z'nen borstrok, dan
lijdt hij aan bronchitis of is toch minstens behoorlijk verkouden.
In zo'n geval kan het slachtoffer "zich zo gelukkig voelen
als een hond, die op zijn verjaardag verdronken wordt". En
daarmee is dan ironiserend het negatief van wat men onder geluk
verstaat ontwikkeld.
profiteur
De
man van wie gezegd wordt: "Hij komt enkel veur de schap"
verschijnt ten tonele als er ergens wat gratis verkrijgbaar is.
herinneringen
"Oude
voerlui horen nog graag de zweep knallen" betekent dat oude
mensen het over het algemeen prettig vinden over het beroep te
praten, dat zij vroeger hebben uitgeoefend.
verrassing
Heeft
men te maken met een gebeurtenis, die verrassend werkt doordat ze
zich zo zelden voordoet, bv. wanneer iemand die altijd gelijk moet
hebben eindelijk eens iets toegeeft, dan kan hij te horen krijgen:
"Dat zullen we mee rood op den almanak zetten!" of
"Dat zullen we op de balk schrijven".
Beide
uitdrukkingen duiden er op, dat men het geval zó uniek acht, dat
het waard is onthouden te worden. Het "rood" wordt
ontleend aan de vroegere blok-scheurkalenders, waarvan iedere dag
een briefje diende te worden afgescheurd. Die briefjes plachten
aan de achterkant voor onze huidige smaak nogal flauwe moppen en
raadsels te bevatten. Op dit soort almanakken stonden de zondagen
met rode datums aangegeven.
onzekerheid
Acht
men het bestaan van iets niet uitgesloten maar toch wel erg
twijfelachtig, dan kan aan het scepticisme uiting gegeven worden
met het beeld: "Schooiers te paard ziede nie veul".
fiches
Van
"blekke miekes" hoort men al lang niet meer spreken.
Oude Tilburgers zullen u echter nog vertellen, dat dit blikken
plaatjes waren ter grootte van een dubbeltje. Zij waren geponst
uit de eenmaal in zwang zijnde blikken garenpijpen of tuiten. Men
gebruikte ze o.a. in patronaten als fiches bij het kaartspel.
bijbrengen
- contaminatie
Heeft
men iemand iets aan zijn verstand gebracht, dan heet dat wel, dat
men hem het heeft "uitbeduid". We stuiten hier weer eens
op een foutieve samenstelling van twee verschillende woorden en
wel: uitleggen en beduiden of aanduiden.
TILBURGER
Nummer 119
schemering
- donker
Als
een Tilburgse moeder tussen "grauwen en blauwen", dat is
tussen licht en donker, zat te breien en een kind tussen haar en
het raam ging staan, placht die moeder te zeggen: "Ge zijt 'nen
grote lantèren maar ge gift nie veul licht". Dat slaat dus
op iemand, die "in het licht staat". Men kan de
uitdrukking ook thans nog herhaaldelijk tegenkomen.
boter
Een
mevrouw die over "kneut" op de boterham sprak, bleek
daarmede margarine te bedoelen. De tegenhanger daarvan is
roomboter. Dit woord placht vroeger in Tilburg nauwelijks te
worden gebruikt door de volksmond. Die hield het dan op "goei
boter". De margarine ging in de eerste tijd van haar bestaan
voor niet al te best door. Tussen "goei boter" en
margarine werd een soort prestigestrijd uitgevochten. Wie
margarine at, werd "er op aangekeken". "Goei
boter" daarentegen gold in zekere zin als statussymbool. Er
waren mensen, die er groot op gingen, dat bij hen geen margarine
in huis kwam. Geen denken aan. Die prestigestrijd heeft de
margarine - ondanks schimpliedjes, welke er op werden gemaakt - in
ieder geval niet verloren.
ruilen
"Tuitelen"
is ruilen, vooral wanneer dit bedreven wordt door kinderen. Het is
het gewestelijke woord voor "tuisen", dat de betekenis
heeft van bedrieglijk ruilen of kwanselen. Houdt verband met het
Duitse "tauschen" (ruilen). De verandering van de
"au" in "ui" komt bij de vergelijking van het
Nederlands en het Duits vaak voor.
ruigte
De
met de natuur vertrouwde boer of buitenmens hoort men nog wel eens
van "rugt" praten. Hij bedoelt daarmee lage gewassen,
zoals bunt, hei, struikjes en allerlei onkruid, dat in de natuur
wild door elkaar groeit zonder dat de mens er naar omkijkt.
Eigenlijk dus een soort wildernis. In dit geval sprak het
Middelnederlands van "ruuchte" of "ruychte".
beledigen
"Hij
was er flink mee veraffronteerd", zei de kwebbelende
buurvrouw, toen ze het over haar zich beledigd voelende buurman
had. Voor de zoveelste maal werd er weer een mondje verbasterd
Frans gesproken. Daar kennen we het woord "affront" voor
belediging en het werkwoord "affronter". Als we dit
laatste woord eens goed bekijken, betekent het eigenlijk: met de
schedels tegen elkaar stoten.
bang
- weven - bazig
Wat
doet eigenlijk een mens, die "van bangigheid in z'ne
schéémelkuil kruipt"? De man verbergt zich uit angst, maar
in wat voor een kuil? We zitten hier echt bij de vroegere
thuiswevers. De pedalen van zo'n ouderwets weefgetouw, waarmee de
wever de sprong van de ketting (schering) verzette, droegen de
naam van "schéémels". We hadden hier te maken met
houten latten van ongeveer anderhalve meter lengte. Het uiteinde
van elke lat scharnierde aan een spil en aan het andere uiteinde
waren de touwen van de kammen bevestigd. Die kammen hingen
betrekkelijk laag bij de grond. Opdat de wever voor de benodigde
"sprong" de latten diep genoeg zou kunnen intrappen, had
men daaronder een gat in de vloer gemaakt.
Er
gaat de legende van een man uit onze streken, die zó bang voor
zijn vrouw was, dat hij soms in die kuil, d.i. de schéémelkuil,
kroop. Grappenmakers vertellen daar nog bij, dat de pantoffelheld
dan riep: "Om te laten zien, dat ik de baas ben in huis, kom
ik er niet uit en blijf ik hier zitten". Ja, ja, ze konden
het mooi vertellen met al hun armoe.
zwerver
Werd
er van iemand gezegd, dat hij "een rooi (rood) paspoort
bezat", dan had men meestal met een landloper te maken. Het
mocht dan wel geen bandiet zijn, maar hij ging in ieder geval niet
voor een maatschappelijk aangepaste figuur door. Zo iemand had wel
eens in een strafkolonie gezeten. De uitdrukking vond echter haar
oorsprong in het soldatenleven. Er is een tijd geweest, dat
vrijwilligers die wegens wangedrag uit de militaire dienst werden
ontslagen, een op rood papier gedrukte pas of identiteitsbewijs
meekregen.
overspel
"Met
de smalle trouwring getrouwd zijn" camoufleert voor de
buitenstaander, die de uitdrukking niet verstaat, het niet zo nauw
nemen met de echtelijke trouw.
arbeiders
- kiel
De
boezeroentjes zijn wel uit de mode en daarmee raakt de betekenis
van de woorden "Jan Boezeroen" ook steeds meer op de
achtergrond. Er werd een werkman en eveneens de collectieve
werkmansstand mee aangegeven. De benaming kwam voort uit de kiel
van meestal blauw gestreept katoen of linnen. Men wil het woord
afleiden van het Franse "bourgeron", van het Waalse
"bourge", de naam van een grove linnen of wollen stof.
Er zijn in Tilburg ooit heel wat boezeroentjes gedragen.
TILBURGER
Nummer 120
huishoudgeld
- geldbuidel
Een
oude Tilburgse moeder placht te zeggen: "Mijn ogen zijn nog
niet open of m'ne zak gaat ook open". Een nogal duistere
uitlating. De vrouw bleek er mee te bedoelen, dat zij, zo gauw de
nieuwe dag was aangebroken, al moest beginnen met te betalen voor
allerhande, huishoudelijke uitgaven. De zak, waarvan hier sprake
is, dienen we ook inderdaad letterlijk als een zak op te vatten en
wel als een specifieke zak, die vroeger de nogal dik met rokken
behangen vrouwen onder de bovenrok plachten te dragen. Ook jonge
meisjes en kinderen waren hiermede uitgerust. Het betrof een met
lintjes om het middel gebonden zak van vrij groot vierkant
formaat. Hij was vervaardigd van zwarte maar ook wel van witte
stof en had in het midden een split. Daar kon heel wat in geborgen
worden. Om hem te bereiken moest echter steeds de bovenrok worden
opgetild.
bezig
zijn - kinderen
"Een
kind moet ruren of truren" betekent, dat een kind altijd
bezig dient te zijn met iets te doen. Zit het maar stilletjes voor
zich uit te staren, dan is dit geen goed teken. Dat "truren"
zal men wel moeten zien als "treuren", waarvan dan de
vrijmoedige verbastering terwille van het rijm zal hebben
plaatsgehad.
Baarle-Nassau
- verrassing
"Bij
God en in Baol is alles mogelijk" luidt een gezegde in
Baarle-Nassau. Dit slaat op de merkwaardige enclave-toestand
tussen Baarle-Nassau en het Belgische Baarle-Hertog, die tot de
meest vreemde situaties leidt, waarop we hier thans niet verder
behoeven in te gaan, omdat ze in onze streek genoeg bekend zijn.
kinderen
- verzorgen
Onder
een "haawkiendje" verstaan onze mensen een
"zorgenkind", bv. een achterlijk of invalide kind, dat
niet in staat zal blijken ooit op eigen benen te staan. Het "haaw"
in de samenstelling stamt van het werkwoord "houden",
dat in ons dialect als "hawe" uitgesproken wordt. Zoals
bij praktisch alle werkwoorden wordt bovendien dan ook nog de
eind-n weggelaten.
pastoor
- weduwe
Op
de ons gestelde vraag wat er onder een "pastoorsweeuw"
verstaan dient te worden, moeten we helaas het antwoord schuldig
blijven. We weten er niet méér van dan dat we hier met een al of
niet echte weduwe te maken hebben. Maar misschien kan een
lezer(es) ons wel uit de droom helpen.
lui
Wie
zich toegeroepen hoort: "Gij zult van het werken genen kromme
rug krijgen", behoort zeker niet tot de uitslovers. Hij legt
weinig activiteit aan de dag en neemt het er gemakkelijk van.
verkering
- wachten
Een
jongen, die "staat te schilderen" wacht buiten op een
meisje. Het ligt voor de hand, dat de uitdrukking in verbinding
staat met het op schildwacht staan van een soldaat. Een
soldatenwachthuisje hebben we dan ook wel ooit
"schilderhuisje" horen noemen.
zwijgen
- blaren
Een
aardig voorbeeld van overdrijving ligt in de uitspraak: "Den
dieje, die zal ook geen bleinen op z'n tong krijgen". Ze
slaat op een man, die weinig of niet pleegt te praten. "Blein"
betekent "blaar". Hebben we met een vrouw te maken - wat
dan wel een uitzonderlijk geval schijnt te zijn! - dan zouden we
in plaats van "den dieje" in Tilburg "de die"
zeggen.
woordgeslacht
Voor
hen, die met het geslacht der woorden in de knoop zitten - dat
komt zelfs wel tot in deze krant voor! - is het interessant te
weten, dat degene die het Tilburgs dialect kent, hier een goede
houvast heeft. Men behoeft slechts na te gaan of in Tilburg in een
zinnetje als het hierboven vermelde "den dieje" of
"de die" wordt gezegd. In het eerste geval is het woord
mannelijk, in het tweede vrouwelijk. Onze mensen hebben dat
ezelsbruggetje echter niet nodig, want ze bezitten, met onze
zuiderburen, een zeer zuiver gevoel voor het woordgeslacht, al
neemt dat bij het op de achtergrond raken van de gewesttaal steeds
meer af. Degenen, die wél behoefte aan een ezelsbruggetje hebben,
kunnen het helaas meestal niet gebruiken, omdat ze het dialect
niet kennen. En zo zitten we dus in een kringetje te praten. Wat
ons echter niet verleiden kan tot het inslikken van het
gesignaleerde verschijnsel.
kiezen
"Ge
kunt niet blazen en tegelijkertijd de rook in je mond
houden". Hiermede wordt op een plastische manier aangegeven,
dat men geen twee zaken die elkaar uitsluiten tegelijk kan doen.
Men zal dan óf het één óf het andere te kiezen hebben.
meevaller
En
dan tot slot: "Twaalf eieren en dertien kuikens!" Dat
betekent: een buitenkansje of een meevaller. Wie zal dat
betwisten!
TILBURGER
|