SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 101-110

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 101

 

niets - opwinden

We hebben een moeder gekend, die als een kind om een beloning vroeg, waarop het geen aanspraak kon maken, daarop een leuk antwoord gaf. Dat ging zo: Kind: "En wat krijg ik dan?" Moeder: "Twee blauw nieten, in iedere hand effen (even) veul!" Dat betekende: Niets! Het aardige daarbij is, dat "niets" hier tot zelfstandig naamwoord gemaakt wordt. Of de bepaling "blauw" daarbij een specifieke betekenis heeft in relatie tot "een blauwtje lopen" weten we niet. Het komt ons wel voor, dat door de "niet" een kleur te geven gesuggereerd wordt dat een "niet" toch iets is.

Men ontmoet ook de uitdrukking: "Ik zal me druk maken voor een paar "blauw nieten". Wat dit betekent is na bovenstaande wel duidelijk.

 

schuldig

Wanneer men "voor iemand de muts niet over z'n oren behoeft te trekken", kan men de andere partij vrij in de ogen kijken, omdat men niets op zijn geweten heeft, waarvoor men de ogen behoort neer te slaan of dat het daglicht niet verdragen kan.

 

bijbrengen

"Ik zal jou wel eens teugelwijs maken" zei onze man. Hij bedoelde daarmee: de eerste beginselen van iets bij brengen of de weg wijzen, hoe men iets aan moet pakken. Dit houdt ongetwijfeld verband met "teugel" of "leidsel". Een jong paard moet leren te gehoorzamen aan de ruk, die zijn baas daaraan ter besturing geeft.

 

kwaad

Laat men een paard goed de teugel voelen, dan rijdt men het op stang. Met die stang is eigenlijk het gebit van het tuig bedoeld. Vanuit deze "contreien" komen we tot de uitdrukking: Iemand op stang jagen. Dit heeft dan de betekenis van tergen. We zeggen daarvoor ook: op de kast jagen.

 

eten

Iemand die iets at dat hem zeer goed bekwam, bracht zijn tevredenheid daarover tot uitdrukking met: "Dat smaakt naar trog, had ik meer dan at ik nog". Vermoedelijk hebben we hier te denken aan een "trog" als voederbak, waaruit varkens begerig plegen te slobberen. Het rijm krijgen we dan op de koop toe.

 

huilen

Weinig respect voor schreiende vrouwen legde de man aan de dag die zei: "Vrouwentranen een kwartje de emmer!" Hij bedoelde dat vrouwen gemakkelijk tot schreien komen.

Degene die vrouwentranen kwalificeerde tot de sterkste dommekracht ter wereld, bracht er in ieder geval iets méér waardering voor op. Weliswaar is het gebruikte beeld van de "dommekracht" een ondeugende denigratie, maar er wordt toch tegelijkertijd erkend, dat vrouwen met hun tranen soms heel wat kunnen bereiken.

 

eed

Een eed mag men niet lichtvaardig afleggen, maar het is wel mogelijk op een andere manier nadrukkelijk te onderstrepen, dat men de waarheid spreekt of het bij het rechte eind heeft. Bijv. "Als dat nie klopt, vreet ik mijn pet op!" Kinderen hadden daarvoor weleer een andere vocabulaire. Zij zouden in het onderhavige geval: "kruiske stèèrven" of "honderd duizend ijzeren boterhammen opeten" en nog zo'n paar van die krachttoeren uitvoeren, welke we vergeten zijn.

 

nood - kat

Dat een kat in het nauw rare sprongen maakt, weten we - met Van Dale! - allemaal. De boer zegt dat met een aan zijn wereld ontleend beeld: "Een kat in het nauw springt te paard", waarbij men dan aan "bespringen" behoort te denken om "im Bilde" te komen.

 

zeispreuken

Charles Dickens hanteerde in zijn tijd nog graag zgn. "zeigezegden", waarmee komisch effect bereikt wordt. Nu, dat konden onze mensen ook wel, al weten wij niet of ze die wel zelf hebben uitgevonden. Hier zijn er een paar:

- Alles met maat, zei Uilenspiegel, en hij legde 's avonds zijn horloge stil.

- Dat is goed tegen de wandluis, zei Jan, en zijn huis stond in brand.

- We scheiden nog niet, zei de kat, en ze at een muis op.

- Als ge het mij leert ken ik het ook, zei de kikvors, en er floot een vink.

- En tot slot: Alle baat helpt, zei de vos, en hij kroop achter een buntpijltje.

 

Wie kent er nog meer?

 

TILBURGER

 

Nummer 102

 

duivel - kwajongen

Om eens nadrukkelijk te onderstrepen met wat voor een vlegel men te maken had, toverde een Tilburger met een paar woorden een heel tafereel voor ogen. Hij zei: "De duvel kapt er zijn hout op!" Ja, wanneer men gebruikt wordt als kapblok van de duivel, moet het al heel erg zijn. Het beeld is niet alleen origineel maar ook geestig. Een echte vondst!

 

lui

Iemand wiens ambitie niet bepaald direct naar hard werken uitging, motiveerde dit met: "Van hard werken krijgt ge lange armen en grote neusgaten." Die neusgaten zijn van het paard afgekeken. Zo'n beest snuift namelijk zeer sterk als het moe is.

 

opschieten - voorbereiden

"Ge moet een beetje mensie maken" zei een moeder tot haar dochter en dat hield een aansporing in tot opschieten, voortmaken. We hoorden dat woord "mensie" nooit eerder. Misschien hebben we wel te maken met een verbastering van een andere gewestelijke uitdrukking: "apprensie", dat men ook wel als "apperentie" hoort. Dit is dan op zijn beurt ook weer een verbastering en wel van het Franse "appreter", dat gereedmaken betekent. In de Tilburgse wollenstoffenfabrieken worden de stukken ook "geappreteerd". "Apprensie maken", zoals dat thans gebruikt wordt, heeft de betekenis van "aanstalten maken" of "zich voorbereiden".

 

braaf

"Het zijn niet altijd de braafste, die het best d're katechismus kennen!" duidt er op, dat de fraaie theorie niet altijd door een even fraaie praktijk wordt gedekt.

 

zwart - ketel

Hoogstwaarschijnlijk zou thans de vergelijking, waarin een kind beschuldigd wordt "zo zwart te zien als de moor" verkeerd verstaan worden. Ze heeft niets te maken met een "moor" of iemand met een zwarte huidskleur, maar alles met 'n waterketel, die in onze streken in vroegere dagen algemeen als "moor" werd betiteld.

Zo'n ketel stond op de plattebuiskachel of hing boven het open vuur in een boerderij en was aan de onderkant meestal met een flinke laag roet bedekt. De ketels boven het open vuur, dat gestookt werd met hout en heiplaggen, waren trouwens vaak helemaal zwart geblakerd. Men deelt ons ook mede, dat er op zondag boven het vuur een kleinere ketel placht te hangen (althans in de Westerwijk onder Hilvarenbeek), welke de naam van "tèloor" droeg. Het betrof een ketel met drie pootjes er onder, die gebruikt werd voor het zetten van koffie of camillethee - aldus onze briefschrijfster.

 

rui - overslaan

Een kippeboer hoorden we vertellen, dat een kip "raant" als ze in de rui is. Ze legt dan geen eieren. Dat "raanden" behoeft niet speciaal met kippen verbonden te zijn. Ook een mens kan "raanden". Dit werkwoord betekent namelijk "overslaan" in de zin van een keer nalaten van iets wat men regelmatig pleegt te doen. Wie bijvoorbeeld iedere week naar de markt gaat maar dit eens een keer overslaat heeft "geraand".

 

verwensen

"Ik heb jou te hoesten!" zei de man en hij bedoelde: "Loop naar de bliksem!"

 

lopen

Voor het aanduiden van verschillende manieren van lopen kennen we diverse werkwoorden. Een daarvan is "ritsen". Het bezit onder andere de waarde van nogal bedrijvig, zenuwachtig en snel heen en weer lopen en brengt tegelijkertijd, heel subtiel, enige afkeuring tot uitdrukking. Het best spreekt de betekenis misschien nog uit enige voorbeelden.

 

vrouwentypes - snel

Van een vrouw kan gezegd worden, dat ze "alle kantjes afritst" of "ze ritst van d'een naar d'ander" of "ge ziet ze overal naar toe ritsen". Het werkwoord wordt bij voorkeur met betrekking tot vrouwen gebruikt. Een vrouw, die zich kenmerkt door haar aanleg om "op rits te gaan" kan gekwalificeerd worden als "een grote rits". Zij is overal present en zorgt er voor, dat haar niets ontgaat. Deze eigenschap pleegt in een vrouw niet erg gewaardeerd te worden.

 

lopen

Iemand die hard en vlug kon lopen, hoorden wij "een hakketener" noemen en werken of lopen met het aan de dag leggen van grote haast heet "spolliën".

 

zuinig - geld

"Van een halfke is de boer rijk geworre(n)!" houdt een aansporing in op de kleintjes te letten. Sinds lang kennen wij de halve cent niet meer. Hij was uitgevoerd in brons en droeg, net als de cent en de "soe" (2,5 cent) uit die dagen, op de ene zijde de Nederlandse leeuw. Het halfke had de grootte van een dubbeltje en behoorde derhalve tot de kleinste muntstukken, die men kan ontmoeten. De "soe" ontleende zijn naam aan het Franse "sou", dat echter stuiver en niet halve stuiver betekende. In Tilburg werden de "soeën" lange tijd gebruikt als gasmetermunten. Ook de halve stuivers zijn, net als de "halfkes", sinds lang door de geldontwaarding uit de mode geraakt.

 

zeispreuken

De boer speelt in de gewesttaal nogal vaak een rol. Zoals ook weer in de volgende aardigheid: "'t Komt vanzelf terug", zei de boer, en hij gaf zijn varken spek.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 103

 

pastoor - eens zijn

"De pastoor en de kapelaon lopen achter hetzelfde vaon" is de meer plastische uitdrukking, dat twee mensen er dezelfde principes op na houden. Ze ligt zeer dicht bij die andere: Het zijn twee handen op één buik.

 

huwelijk - kinderen

Een tweede huwelijk met tweeërlei kinderen kan nog wel eens moeilijkheden opleveren. De mensen weten dat en brengen die wetenschap tot uitdrukking met: "Waoter kan nou eenmaol geen bloed zetten".

 

delen

Wie "zijn besnut heeft gekregen" ontving wat hem toekwam. Hij heeft zijn part gehad. Hetzelfde drukt men ook uit met "zijn gezaoi gehad hebben". Bij dat "gezaoi" dienen we dan te denken aan "zaaisel", d.w.z. dat wat gezaaid is.

 

inhalig - uitschrapen

Van een zeer inhalerig mens kan men te horen krijgen, dat hij "de bodem uit de pan scheert". Het gezegde heeft, naast deze overdrachtelijke, ook natuurlijk een meer letterlijke betekenis, die dan duidt op het overdreven nauwkeurig uitscheren van een pan.

 

weten

Hoewel men in Tilburg nogal eens in de volksmond tegenkomt, dat iemand ergens "louw sjoege" van had, hebben we hier niet met Brabantse gewesttaal te maken. Beide woorden zijn Bargoens, dat is een afzonderlijk taaltje voor dieven en landlopers of een soort kramerslatijn. Het heeft een sterke joodse en ook wel Duitse inslag. "Lou(w)" betekent daar: niets, geen of weinig. "Sjoege" of "sjoeche" beduidt o.a. begrip, kennis, verstand. Zoals het "louw sjoege" in Tilburg gehanteerd wordt, heeft het ook de waarde van geen kennis of geen notie van iets hebben. We hebben dus helemaal met importtaal te maken.

 

toilet

Dit is in genendele het geval met een werkzaamheid die wordt aangeduid met "'t huiske lichten". Hier hebben we te maken met het leeghalen van de beerput van de wc. Deze laatste sanitaire instellingen werden voorheen in de volksklasse algemeen met "huiske" aangeduid. Dit plachten dan ook letterlijk vaak kleine huisjes of hokjes te zijn, meestal van een nogal wrakke constructie, welke - een eindje van het woninkje verwijderd - achter "in den hof" stonden, soms echter ook buiten tegen de woning waren aangebouwd. De hygiëne was daarbij vaak ver te zoeken.

De beerput bestond meestal uit een ton. De boeren kwamen die op gezette tijden graag leeghalen, bij voorkeur 's morgens vóór dag en dauw of des avonds na zonsondergang. Als we ons niet vergissen was dit tijdstip gebaseerd op een gemeentelijke verordening. Voor dit leeghalen betaalden de boeren een bepaald bedrag. Dat was dus de omgekeerde wereld van thans, nu de opdrachtgever tot "lichten" daarvoor betalen moet. In de plaats van het werkwoord "lichten" werd ook het woord "ruimen" gebruikt.

 

pastoor - biechten - geheimhouden

"Dat zijn zaken voor de pastoor aan één oor" kan zonder meer slaan op zonden, die gebiecht behoren te worden. In méér algemene zin duidt het op affaires, die geheim gehouden moeten worden.

 

kaartspel

Een kaartspeler, die slechte kaarten in handen had gekregen, hoorden wij deze kwalificeren als: "toddezakken van kaorten". In onze streken was voorheen het woord "todden" méér gangbaar dan "vodden". Ook zelfs nu nog ligt, naar wij menen, "vodden" niet al te best in een Tilburgse volksmond. Wie over "voddeman" spreekt, verraadt daarmede vaak een boven-Moerdijkse afkomst.

 

stuntelen - Kokadorus

Men zendt ons de uitdrukking: "'t Is mar 'nen kakkedorus", wat dan op een stuntelig iemand zou slaan. Ofschoon Van Dale een "kakkelobbes" als een nietsnut of lomperd geeft, menen we toch, dat ons kakkedorus eerder een verbastering is van de naam van een kwakzalver, die zoiets als Kokadorus heette - zich althans zo noemde. Hij trad op markten op en genoot reputatie om zijn gladheid van tong en om zijn handigheid. Dat moet in de eerste decennia van onze eeuw zijn geweest. Er is over deze Amsterdammer zelfs ooit een boek verschenen. Wij herinneren ons, dat er van hem o.a. werd verteld, dat hij met vele mooie praatjes waardeloze lepels voor echt zilveren verkocht, maar dat ze "smolten" zodra je ze in de hand nam. Hij schijnt de mensen dus aardig te hebben kunnen bedotten. Van een stuntelig iemand blijft er in dit geval niet veel meer over, tenzij men als zodanig dan het beetgenomen slachtoffer wil zien.

 

bazig

Wordt er van een man gezegd, dat hij "danst op heur maot", dan hebben we te maken met een man, die geheel en al door zijn vrouw gedirigeerd en geregeerd wordt. Dus een pantoffelheld.

 

zeispreuken

Tot slot nog een paar aardige "zeigezegden", die men vroeger in Tilburg nog wel eens kon horen, maar die thans vergeten zijn:

- "Schaaien doe pent (pijn)", zei de hond en de patrijs was hem ontsnapt.

- "Ik zie veul dur de vingers", zei de kat en ze zag tussen de tralies een muis in de val zitten.

 

TILBURGER

 

Correspondentie:

Mevr. T.D.-G. Over de "Taalplastiek" bestaat geen boekje. De rubriek wordt voor een belangrijk deel door de Nieuwsbladlezers geschreven en dat gaat nog steeds voort.

 

 

Nummer 104

 

drinken - Marinus, Jantje

Een oude Tilburger, die van vroeger zat te verhalen, toverde onbewust een sprekend beeld te voorschijn toen hij vertelde, dat Jantje Marinus voor zes cent een borrel schonk "waar ge mee twee ogen in kondt kijken". Niet te vragen hoe groot die borrel wel was. En ook niet hoe lang geleden. Dat kan alleen maar vóór de eerste wereldoorlog geweest zijn. "Jantje Marinus" was in die dagen en ook nog wel later een nu afgebroken middenstandscafé op de hoek van het straatje van Bronsgeest naar het Piusplein, achter de Heikese kerk.

 

eten - toilet - inhalig

Een smulpaap, die zijn "kanus" goed had volgestopt, hoorde zich toevoegen: "Nou, gij zult ook geen zand meer afgaon!" Dit had betrekking op de stoelgang.

Wie er op uit is zoveel mogelijk naar zich toe te halen met de bedoeling te bezitten, zich derhalve bijzonder inhalig of hebberig toont, wordt bij ons gekwalificeerd als een "hebstijn".

 

broek

Wat voor een broek men draagt, komt er de dag van vandaag niet meer op aan. Vroeger was men te dien opzichte kritischer. Droeg iemand een broek, die in de ogen van de spraakmakende gemeente aan de te lange kant bevonden werd, dan dreef men daarmee een milde spot met de opmerking: "Hij gaat de liste (laatste) mis afzeggen". Die "laatste mis" gold de hoogmis, welke het langst placht te duren.

 

armoede

Was het bij iemand of in een gezin "het laatste kwartier", dan hanteerde men met die woorden wel een aan de maanstanden ontleende uitdrukking, doch verder had de maan er niets meer mee te maken. De bedoeling was op een originele manier aan te geven, dat de centen of het weekgeld bijna op waren.

 

trouwen - moetje - onbelangrijk - helpen

"Wie de koei trouwt, heej 't kalf ôôk" zei de boer en dat sloeg op een gedwongen huwelijk.

Is daarentegen "het kalf de koei nie wèèrd (waard)", dan loont het niet de moeite of "het beschiet er niet aan". Bij dit "beschieten" hebben we te maken met een verouderd werkwoord, dat "waarde hebben", "helpen" of "betekenen" aanduidde. In Tilburg kan men het nog herhaaldelijk horen gebruiken.

 

"moluk" - gapen - hoesten - plagen

Een mysterieus woord is voor ons "moluk", dat in enige zegswijzen in uiteenlopende betekenissen schijnt voor te komen. Wanneer iemand veel geeuwt, kan hij te horen krijgen "Ben je een moluk?"

De volgende uitdrukking "Hij hoest en krecht als een moluk" wordt ons als "zwaar Tilburgs" op tafel gezet. In de plaats van de "moluk" kan ook de "ketelbuunder" optreden. In dat geval krijgt de vergelijking wel een begrijpelijk reliëf, daar het boenen van fabrieksketels een werk is, waarbij men veel stof te slikken krijgt, wat uiteraard de longen niet ten goede komt.

Voor de derde keer zien we de "moluk" optreden in het aanbod: "Zal ik voor jou eens een moluk vangen?", waarmee men kinderen voor het lapje hield. Hier was dan de "moluk" een vogel of meer algemeen een beest met als kenmerkende eigenschap, dat hij of het niet bestaat in de werkelijkheid al heeft het beestje een naam.

 

kwajongen

Wie uitgemaakt wordt voor "onte kapoen" wordt als een gehaaid persoon of ook wel als een grote deugniet beschouwd. Terwijl wij de lettergreep "ont" eigenlijk alleen als voorvoegsel kennen, fungeert zij hier in de rol van bijvoeglijk naamwoord. Het zou een afkorting van "ontaard" kunnen zijn, maar misschien houdt het ook wel verband met het Franse woord "honte", dat schande betekent. "Ont" is de tegenhanger van het typisch Tilburgse "pront". Met de "kapoen" zitten we al aardig aan de Vlaamse kant al hoort men het ook in onze streken. Letterlijk is een kapoen een gesneden haan, maar gebruikt als spot- of schimpnaam betekent het: guit of deugniet.

 

overeenstemming - bekend terrein - stokpaardje

"Nu kom je in mijn straatje" zei de luisteraar tot zijn gesprekspartner. Deze uitdrukking kan twee betekenissen hebben. Het kan de bedoeling zijn zich met het gesprokene akkoord te verklaren. Daarnaast echter geeft men er mee te kennen, dat er nu een terrein betreden wordt, waar de toehoorder zich goed thuis voelt of zich deskundig weet.

Ook noteerden we nog: "Zij kwam altijd op hetzelfde straatje uit", hetgeen betekent, dat de vrouw in kwestie steeds hetzelfde vertelde of het gesprek uiteindelijk altijd naar hetzelfde punt leidde.

 

zeispreuken

Tot slot nog een paar zogenaamde zeigezegden:

- "Dat is ander koren", zei de mulder en hij beet in een muizekeutel.

- "'t Zal wel uitkomen", zei de zot en hij zaaide zagemeel.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 105

 

agressief

"Hij is zo zuur als een karhengst", zei onze man en hij bedoelde daarmee een agressief mens met wie niet veel viel aan te vangen. Vroeger gebruikten de boeren voor het trekken van wagens en karren alsmede voor eggen en ploegen ook hengsten. Die beesten waren lang niet altijd "mak". Ze sloegen, beten en klauwden nogal eens graag. Paarden, die deze ondeugden bezaten, werden als "zuur" gekwalificeerd. Op sommige plaatsen, o.a. te Goirle, hoort men wel van "zoer" praten. Zo'n "zuur" paard moest - naar men ons meedeelt - volgens de wet met twee rode trossen worden uitgerust, één aan iedere kant van het hoofdstel. Voor zover er thans nog paardetractie wordt toegepast, schijnt men daarvoor bij voorkeur merries of ruinen (gesneden hengsten) te gebruiken. De echte hengsten dienen voor de instandhouding van het paarderas, het pronken op tentoonstellingen en voor draverijen.

 

trouwen - volgorde - hooi

Als in een gezin een van de jongere zonen eerder trouwde dan de oudste, werd dit origineel uitgedrukt met: "Daor groeit de toemet (nadruk op eerste lettergreep!) boven het hooi". "Toemet" is de gewestelijke vertaling van het ABN "toemaat", waarmede bedoeld wordt het gras, dat opgroeit nadat er voor de eerste keer gehooid is. Het gras dat in de hooimaand juli wordt gemaaid, pleegt hoger te staan dan dat van de tweede snede, de toemaat. Dat dit laatste hoger zou zijn, moet als abnormaliteit beschouwd worden. Het trouwen van een jongere zoon vóór de oudste ziet men ook als een afwijking van de normale gang van zaken.

 

kat

We kennen in onze streken ook "toemetkatjes". Daar bedoelt men in het najaar geboren poesjes. Deze groeien in de winter bij de kachel op en dragen het odium slechter te zijn dan in het voorjaar ter wereld gekomen katjes.

 

genezen

Mag iemand "voortaan alles hebben behalve mangelpeejen", dan is hij door de dokter volkomen gezond verklaard. Behoeft derhalve geen dieet meer te houden. De aardigheid zit in die uitzondering van mangelpeejen (voederbieten). Men ziet die grote veldvruchten waarschijnlijk als wat te zwaar op de maag liggen.

 

eten - vis

"We eten alle daogen spek", zei de boer, "en 's vrijdags spek mee spijlen!" Met dit laatste gerecht voor de vroegere onthoudingsdag bedoelde hij vis. Spontaan komt hij in dit zinnetje tot alliteratie. Het volkse taalinstinct schijnt voor stafrijm zeer gevoelig te zijn.

 

ik - gespuis

In een optocht of bloemencorso plegen de mooiste wagens vooraan te gaan. Dringt iemand zichzelf in een gesprek voortdurend op de voorgrond door bijvoorbeeld "zijn eigen ik" vóór andere namen te noemen, dan kan hij niet alleen te horen krijgen: "Ik, zei de gek!" maar ook het minder kieskeurige: "Hier gao de str...kar veurop".

Diezelfde kar fungeert ook als het voertuig, waardoor men figuurlijk "het eerst wordt overreden". We hebben hier te maken met een zeer hatelijke en eigenlijk beledigende opmerking. Er wordt mee tot uitdrukking gebracht, dat men het meeste last of agressie kan ondervinden van iemand, die zelf op niet zo hoog peil staat. Uit een oogpunt van taalplastiek een kernachtig beeld, maar in het spraakgebruik en omgangsvormen allesbehalve fijn...

 

uitsloven

Wie zich bijzonder voor een ander uitslooft, hetzij uit naastenliefde of met een achterbakse bedoeling er zelf voordeel van te trekken "loopt de schöllepel (schelpen) van zijn klompen". Een aardige overdrijving, waarin we trouwens in onze gewestelijke taal nogal sterk zijn en waarin dan juist de humor zit. De "schölp" is het bolle voorstuk van een klomp.

 

meteen

Moet iets "aachtermekaar" gebeuren, dan is dat op stel en sprong. Bij ons kan men voor dit laatste ABN-idioom echter te horen krijgen: "Te post en te pèèrd (paard)". U ziet het: óók weer met eigen alliteratie of beginrijm door herhaling van de letter "p".

 

armoede

Van een mens die gebrek aan geld heeft, krap bij kas is, wordt gezegd dat hij "krom stao (staat)". De uitdrukking komt ook weer van het platteland. Zij herinnert aan een paard, dat niet goed kan lopen door letsel aan de benen. "Hij stao krom" zegt dan de boer.

 

schulden

Als iemand "staat te kwèken", wil dit zeggen dat hij schuld heeft of in het krijt staat. Ook dat is dus één van de meerdere betekenissen, waarin ons "kwèken" voorkomt.

 

In bovenstaand overzicht zal het wel opvallen, dat nagenoeg alle uitdrukkingen verband houden met het boerenleven en het platteland. Daar is het dan ook, dat zij zich het langst gehandhaafd hebben en hun oorsprong vonden.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 106

 

trekdier

"Hedde aander haor?" (Heb je ander haar?) is een vraag, waarvan men in onze herleefde pruiketijd nu niet bepaald hoeft op te kijken. Wat echter als een voerman uit vroeger dagen zo'n vraag aan een vakbroeder stelde? Dan ging het om een ander of een nieuw trekdier voor de wagen, wat een paard of een ezel kon zijn.

 

besluiteloos

Van een "duzendzinder" hadden we tot voor kort nog nooit gehoord. Het bleek de ongewone maar niet onlogische kwalificatie voor een persoon, die voortdurend iets anders wil. Hij houdt er wel duizend "zinnen" op na.

 

wonen

Een manier van deftig wonen hoorden wij aanduiden als "tabernaokelen". Daar kwam bij, dat de betrokkene het voordien niet zo breed had, maar dank zij een erfenis van zijn klein huisje naar groter kon verhuizen, waar hij nu troonde als Onze Lieve Heer in het tabernakel van de kerk.

 

taalgebruik - verbazen

"Ge vouwt er oe haande (handen) van saomen!" is een uitroep van verbijstering over slechte taal, die er wordt uitgeslagen. Dan moet men zijn toevlucht tot gebed nemen.

In het algemeen kunnen de woorden ook uiting geven aan verbazing bij het zien of horen van zaken, die het gewone begrip te boven gaan.

 

fluiten

Wanneer iemand voortdurend fluit en daardoor irriteert, kon hij vroeger een indirecte uitnodiging tot ophouden krijgen in de vraag: "Fluitje nie verkopen?" Luidde het antwoord: "Ja", dan volgde van de andere kant weer de repliek: "Dan moet-er mee naor de mert (markt) gaon". Alles bij elkaar nogal flauw. We hebben dit vroeger echter vaak genoeg gehoord.

 

beginnen - sterven

"Steek de kaars maar aan!" betekent het signaal met een werk te beginnen, omdat iedereen die verwacht werd nu wel aanwezig is. De uitdrukking stamt uit een oud volksgebruik, volgens hetwelk de buren bij een sterfgeval of geval van ernstige ziekte bijeenkwamen om gezamenlijk te bidden. Was bij zo'n gelegenheid de laatste buur gearriveerd, dan stak de vóórbidder(ster) de kaars aan en begon het gebed.

 

kermisgeld

De week vóór de kermis stond vroeger wel bekend als "persweek", want daarin werd bijzonder hard gewerkt. Niet uit plezier maar omdat men in sommige gezinnen het in die week verdiende loon mocht houden om kermis te vieren. Althans gold dit gebruik onder de Udenhoutse klompenmakers. Het weekloon liep in zo'n week aanmerkelijk hoger op, dan tijdens de andere weken van het jaar. Er werd alles "uitgeperst" wat er in zat. Het kan echter ook wel zijn, dat "pers" afkomstig is van "paard", want men werkte in die week ook als een paard. Dus werd het een paarde- of in dialect: persweek.

 

beslissen

"Nie bang veur de tram!" is een aansporing tot een aarzelaar om nu eindelijk maar eens een beslissing te nemen. Zij staat gelijk met: "Aaier (eieren) of jong!" Wat we hier vroeger reeds meldden. Men lette op het middenrijm, de herhaling van de klinker "a" in het eerste zinnetje. De Goolse, Loonse of Waalwijkse tram heeft de spraakmakende gemeente nog wel meer geïnspireerd in de aangesloten dorpen.

 

ziekenhuis - tegenslag

"Hij rijdt nogal eens mee" kon men te horen krijgen, welke uitspraak met een bedenkelijk gezicht gepaard placht te gaan. Zij hield dan ook niet zo'n goed nieuws in. Zij duidde er op, dat de betrokkene regelmatig naar het ziekenhuis in de stad ging, hetzij voor zichzelf of voor bezoek aan een opgenomen familielid.

Zo kreeg "meerijen" of "er in zitten" (in de tram) tenslotte de waarde van veel tegenslag hebben. Dit is derhalve iets anders dan het "er mee inzitten" van 't ABN dat op verlegenheid of angst duidt.

 

vals

Een mens of een dier kan "zo vals (zijn) als 'ne riek". Vermoedelijk figureert in deze vergelijking de riek als beeld, daar deze als een nogal gevaarlijk en onbetrouwbaar stuk gereedschap wordt beschouwd. Men kan er zich lelijk aan bezeren, om nog maar niet te praten over het gevaar wanneer hij als wapen gehanteerd wordt.

 

bezoek

Komt iemand ergens "veel over de vloer" (op veelvuldig bezoek), dan "loopt hij de deur uit de stijl" of hij "loopt er de deur (of de dörpel) plat".

 

bazig

Een pantoffelheld of iemand die baas heet te zijn doch in werkelijkheid niets te vertellen heeft, "kan gaan staan waar de bezemsteel staat".

 

verstaanbaarheid

Tenslotte nog een gewestelijk taalaardigheidje! Een vader zei tot zijn zoon: "Is dè praot, die gij prot; prot praot net as ik praot, dan protte pas praot!"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 107

 

Marinus, Jantje - sterven

Er valt niet aan te twijfelen, dat we met een specifiek Tilburgse zegswijze te maken hebben met de uitdrukking: "Hij is hardstikke Jantje Marinus". Waarom zouden we het niet origineel en wat uitgebreid zeggen, als we het met één woord eigenlijk wel afkunnen! De mondvol betekent namelijk: dood.

Jantje Marinus was in de eerste helft van deze eeuw de exploitant van een zeer bekend café dat gelegen was achter de Heikese kerk en wel precies op het spietje, dat gevormd werd door de "oude kerkpad" en het "straatje van Bronsgeest", het pijpje in het verlengde van de Prins Hendrikstraat. Met de bouw van het nieuwe raadhuis heeft het café met aangrenzende gebouwen het veld moeten ruimen. Waarom nu uitgerekend de naam van Jantje Marinus aan dood zijn verbonden werd, behoort voor ons tot de onopgeloste raadsels. Weet iemand de verklaring?

 

opgeven

Van een man, die bij tegenslag nogal gauw de moed liet zakken, hoorden we zeggen: "Hij gaat wel waar de ganzen gaan, maar waar ze beginnen te zwemmen houdt hij op". Waar de inspanning begon, lag dus voor hem al het einde. Een origineel beeld.

 

kalm aan

Iemand die tot spoed werd aangemaand, reageerde daarop lakoniek met: "Alles op zijn tijd en bruine bonen in de mei" (maand).

 

verkeken, kans

Vist iemand achter het net, terwijl hij zijn slag meende te slaan, dan "komt hij net als Jan mee z'ne kievit, daags na de markt".

 

verrassing

Wordt u toegevoegd: "Ge zult niet weten waar ge zijt" dan staat u een zeer aangename verrassing te wachten. Een die alle verwachting te boven gaat.

 

zondvloed

"Après nous le déluge" zegt de Fransman. "Na ons de zondvloed" zegt de Nederlander. Een niet zo fijn getaalde Tilburger vertaalde beide zinnen: "Aachter mijn k... vergaot de wèreld" en dat verstond iedereen!

 

onecht kind

Informeerde men vroeger naar de herkomst van het kind van een ongehuwde moeder, dan kan het antwoord wel eens luiden: "Dat is er ene van een ezel over de halve deur"...

 

rijk

"Den dieje krabben ze nie bloot". Wordt er dat gezegd dan geeft men daar mee te kennen, dat de betrokkene geacht wordt over behoorlijk wat geld te beschikken. Hij staat of ligt niet zo gemakkelijk "in de kou". Vermoedelijk zit op de achtergrond van dit beeld de gedachte aan in bed liggen. Wie in bed erg woelt zodat hij het dek kwijt raakt of daarvan door een bedgenoot beroofd wordt, "krabt" immers zichzelf bloot of wórdt bloot gekrabd.

 

snor

Wel eens ooit gehoord van "een vrouw met een kribborstel"? Dat is een vrouw met haar op de bovenlip. Vermoedelijk moet men voor de oorsprong van dit woord denken aan een paard, dat haar op de bovenlip heeft. Bij het eten borstelt het dier daarmee zijn krib of voederbak.

 

verwaand - rijk

Heeft iemand het "hoog in de neusgaten", dan heeft men te maken met een verwaand mens. Die verwaandheid kan wel eens ontstaan zijn "omdat hem de weelde de nest uitstinkt". Het zijn immers sterke benen, die de weelde kunnen dragen.

 

opstaan

Van iemand die zeer lang geslapen had en laat was opgestaan, hoorden we zeggen: "Hij kwam nu pas boven zonk". Bij Van Dale vinden we het voor ons ongewone zelfstandige naamwoord "zonk" verklaard als ondiepte of laagte, gangbaar in Zuid-Nederland. Men kan in een diepe slaap "gezonken" zijn.

 

sterven - lijkenhuis

In onze contreien spreekt men ook van het zinken van een lijk. Van Dale noemt dat Zuid-Nederlands en verklaart het met begraven. Bij ons heeft dit "zinken" echter een méér specifieke betekenis. Als een lijk "gezonken" wordt, zijn we nog net niet aan de begrafenis toe. Het betekent het plaatsen van de gekiste dode in het lijkenhuisje op het kerkhof, in afwachting van de begrafenis. Dit geschiedde o.a. als er redenen aanwezig waren om de overledene, bv. wegens de aard van de ziekte, zo spoedig mogelijk uit het sterfhuis te verwijderen. Een lijk dient echter drie dagen boven aarde te staan. Aan die voorwaarde werd dan in het lijkenhuisje voldaan. Wij hebben dergelijke gevallen van "zinken" wel ooit meegemaakt. Men hoort er thans nog weinig over spreken. We kregen zelfs de indruk, dat deze betekenis van "zinken" nog nauwelijks bekend is.

Van alles wat we hier vertelden, kan men wel draden spinnen naar de "boven zonk" komende slaper. Of het zou kloppen weten we niet en daarom laten we het maar achterwege.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 108

 

zwijgen

Wie "niets te lezen heeft als lege briefkes", heeft niets te vertellen en geen recht van meepraten. De uitdrukking placht nogal gebruikt te worden door ouders tegenover een kind, dat zich ongevraagd in gesprekken van volwassenen mengde.

 

lichaamsgebreken - benen

Van een man met opvallend kromme benen kon men horen zeggen: "Hij loopt mee 'nen bril; het is een goeie om een verken te vangen". De bril waarmee we hier te maken hebben, was een rond gat in de planken wand van een varkenskot. Het varken moest hier de kop door steken om uit de aan de buitenkant staande trog te kunnen eten. Dit was bruikbaar voor een varken van drie maanden maar ook voor een groter. Het werd afgesloten met een houten schuif, welke door een pinnetje in een gaatje op bepaalde hoogte kon worden vastgezet.

Men meldt ons ook, dat van iemand met kromme benen gezegd werd: Hij staat "vene teens". Met dat "vene" weten we helemaal geen raad.

 

toilet

Bij deze methode van varkens voeren denken we natuurlijk ook onmiddellijk aan het ronde gat van een ouderwetse wc, destijds algemeen "plee" genoemd. Ook deze ronde opening heette bril, een benaming die zich bij de moderne wc's gehandhaafd heeft.

 

trouwen - schoon, vrouwelijk

"Wie de zot trouwt om de pot, verliest de pot en houdt de zot" vindt zijn ABN-variant in: "Wie het wijf trouwt om het lijf, verliest het lijf en houdt het wijf".

 

voorzien

"Ik ben er lelijk mee afgespannen", een uitdrukking die men in onze streken nog herhaaldelijk te horen kan krijgen. Zij duidt er op, dat men iets mist dat men nodig heeft. Het kan slaan op iets dat definitief verloren is of tijdelijk onvindbaar. Heeft men bijvoorbeeld ooit zijn hamer uitgeleend en niet terug ontvangen, dan kan men daarmee "lelijk afgespannen zijn". Van Dale kent het werkwoord "afspannen" in deze betekenis niet. Zij denken daarbij aan het afspannen van een trekdier, dat is het dier van het voertuig scheiden door het losmaken van het trektuig. Met een "afgespannen" paard kan men niets uitvoeren. Men mist de trekkracht.

 

inhalig

Van een vrouw die graag zichzelf te goed deed, zich inhalerig ten eigen bate toonde, werd gezegd: "Die heeft twee zakken op haren schort". Ze kon dus flink "inladen".

 

terechtwijzen

Is men van plan iemand eens geducht de waarheid te zeggen of hem verwijten te maken, dan zal men "het hem wel eens voor zijn kant schudden".

 

lichaamsgebreken - lopen

Menselijke, lichamelijk onvolkomenheden of afwijkingen hebben steeds tot mikpunt van soms goedmoedige maar vaak ook wel hatelijke spot gediend. Niet alleen bultenaars moesten het daarbij ontgelden. Van iemand die niet al te best kon lopen, werd gezegd: "Wat een mikhorst; een goeie ossenstawer (stouwer).

 

lichaamsgebreken - hoofd

Over een man met een wat groot uitgevallen hoofd: "'t Is zund (zonde); daar hadden ze er wel twee van kunnen maken".

 

lichaamsgebreken - dik

Een te dikke figuur: "Dat is een goeie om door te zagen!"

 

bidden

"Steek er maar een kèèrs veur aan!" luidt het advies aan degene, die voor een moeilijk geval staat. De vrome mensen van vroeger hadden de gewoonte voor het welslagen van ondernemingen, hetzij thuis, in kerken of kapellen, een kaars te laten branden om hemelse bijstand teneinde het verlangde succes te verwerven.

 

vrouwentypes - koffiedrinken

Een vrouw die graag en vaak koffie drinkt, wordt gekwalificeerd als "koffielut". Van Dale geeft voor "lut", dat hij Zuid-Nederlands noemt: sul van een vrouw en talmster. Zó erg is het met onze Tilburgse "koffielut" niet gesteld. Als een eretitel geldt de benaming toch echter ook niet. Er klinkt vaag wel iets door van een te veel koffie drinken met het meestal daaraan verbonden stil zitten. Voor het bakje koffie neemt men zijn gemak, zeker als de buurvrouw er bij het "half elfke" ook aan te pas komt. Het werkwoord "koffielutten" komt ook voor.

 

slurpen

Men kan eveneens "koffie lòeriën" met de klemtoon op de eerste lettergreep. Dat betekent de koffie slurpend drinken. Het woord bezit iets denigrerends. Zoals dat trouwens ook bij "slurpen" behoort.

 

duur

"Van gouden nagels vallen gouden koppen" zei de zakenman met gevoel voor taalplastiek. Hij bleek te bedoelen, dat men niet bang behoeft te zijn iets goeds duur te betalen, omdat men dat altijd wel weer met winst kan doorverkopen.

 

zeispreuken - Wagemans, Kupke - tevreden

De klant van een aardappelboer toonde zich niet erg tevreden over de aardappels bij de aflevering van de winterprovisie. Het antwoord van de boer promoveerde tot "gevleugeld woord" en maakte enige tijd opgang in gesprekken, waarbij de betekenis breder werd. De befaamde uitspraak luidde: "Vat ze heer zoals ze zijn, zeej Kupke Wagemans, anders krijgde er geen"... Algemene betekenis: niet te hoog mikken anders komt men wel eens bedrogen uit!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 109

 

eten

Een in Tilburg gebruikte uitnodiging om bij een gastvrij aangeboden dis maar goed toe te tasten luidt: "Schaomt oe gezondheid nie." Daarmee wordt te kennen gegeven, dat men zich niet behoeft te schamen voor zijn gezondheid, waarvan de manifestatie dan gezien wordt in het aan de dag leggen van een grote eetlust. Voor ons was de uitdrukking geheel nieuw. Wij twijfelen er aan of ze wel sterk verbreid is.

 

verkering - ring

Een meisje liet vol trots een gouden ring zien, die zij cadeau gekregen had. De jaloerse vriendin trok de aandacht van het goud badinerend in twijfel met de opmerking: "Hij is zeker langs de goudsmid zijn deur gekomen"...

 

voorbereiden

Men stuit nog wel eens op de uitdrukking "apperansie maken". Men kan dit ook tegenkomen als "opperensie" en zelfs wel als "opprensie". Het betekent: aanstalte maken om bv. te vertrekken. Dit is afkomstig van het Franse woord "apparent", dat "zichtbaar" of "in het oog vallend" betekent. Ook ons "aanstalte maken" duidt op waarneembare tekenen, dat men voornemens is iets te gaan doen.

 

spreken

Het is niet denkbeeldig, dat een verteller die voortdurend in de rede wordt gevallen daardoor "van zijn aprepo" gebracht wordt. Dat wil zeggen van zijn stuk raakt, niet meer weet waar hij gebleven is. Ook hier hebben we te maken met Frans en wel met "à propos", dat we in tal van Franse uitdrukkingen tegen kunnen komen. "Propos" betekent onderwerp van gesprek, gezegde of praatje.

 

flauwvallen - beroerte

Wie "van z'n eige valt" is van zijn houtje gevallen en ligt daarmee buiten westen. Dat gaat echter wel weer over en daarom is de betrokkene er minder slecht aan toe dan degene, die "een beslag" heeft gekregen. Dan is hij in onze streken slachtoffer van een beroerte.

 

sterven - kapot

Hij kan daarbij zelfs wel eens "kapoerewiets" zijn, dat betekent: dood zijn. Nu is het gebruik van dit zonderlinge woord onder dergelijke tragische omstandigheden totaal misplaatst. Men zal het in dat verband dan ook nooit horen. Het bezit een frivole klank en kan alleen gehanteerd worden voor een dood zijn, dat door niemand als tragisch ervaren wordt.

In het ABN kennen wij: kapoeres voor "dood", maar ook voor: kapot, stuk, bv.: Mijn schoenen zijn kapoeres. Wie dit zegt, geeft daarmee tegelijkertijd min of meer te kennen, dat het hem weinig deert. Per saldo hebben we hier met Bargoens te maken, afkomstig van het Joodse: kaporoh. En dat betekent: - u raadt het al - dood, kapot.

 

kleinzerig - hypochondrie - leventje, lekker

Wie het "wijd voelt aankomen" gaat voor kleinzerig door. Bij het geringste, wat ongewone verschijnsel, vreest hij al ernstig ziek te zullen worden. In meer algemene zin geeft het ook aan, dat de betrokkene in een nog heel ver verschiet allerlei onheilen meent te zien opdagen. "Een bruin leventje", dat betekent: een prinsheerlijk leven, is voor zo iemand vast niet weggelegd.

 

kras

Een man op leeftijd, die zich door geforceerd recht te lopen en op andere wijze krasser wil voordoen dan hij in werkelijkheid is - soms met de bedoeling nog enige indruk op vrouwen te maken - is een "fiefstaander". We vinden hierin natuurlijk ons van het Franse "vif" afstammende "vief". En dat betekent: levendig, kwiek.

 

niets

Er werd iemand gevraagd wat hij wilde hebben. Op zijn antwoord: "Niks" volgde als repliek: "Niks? Dat is net genoeg voor in je ogen!" Een geraffineerd-geestig antwoord, waarbij je je afvraagt hoe de gewone man het gevonden krijgt. Het lijkt wel filosofie. Niets wordt hier als iets voorgesteld en dan juist voldoende geacht om niets te zijn. Eigenlijk twee maal een contradictio in een kort zinnetje. Sartre moet zich maar eens over al dat "geniets" van onze Tilburgse man heenbuigen.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 110

 

eten

"Een kat gaat nooit met een lege maag van huis!" is het beeld, dat in onze streek wordt opgevoerd als men van oordeel is, dat er eerst gegeten moet worden alvorens men verder iets onderneemt. Of de kat de haar hier toegedichte eigenschap ook inderdaad bezit?

De ingezetenen van Oosterhout genieten om "eerst eten" een bijzondere faam. Deze leeft voort in de staande uitdrukking: "Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout". Dit zou kunnen slaan op gastvrijheid, maar evengoed op het feit, dat men daar vooral prijs stelt op de versterking van de inwendige mens en het er graag goed van neemt.

 

gierig - liefdadigheid

Wie weinig sympathie voor liefdadigheid aan de dag legt, er in ieder geval op uit is de portemonnaie dicht te houden, kan degene die een beroep op hem doet afwimpelen met: "Geven? Van geven gaat de beste geit dood". Meestal wordt de uitspraak bij wijze van aardigheidje gedaan. De humor schuilt in het feit, dat het woord "geven" in twee, elkaar niet helemaal dekkende betekenissen wordt gebruikt. Bij de geit dient men te denken aan "melk geven" wat niet hetzelfde is als iets wegschenken door een mens. Een geit wordt gehouden voor de melk. Geeft zij die niet meer dan is haar geen lang leven beschoren.

 

vooraan

Nog één keer komen we de kat tegen. Nu in uitgesproken mannelijke creatie. "Hij is er bij als een gelubde kater" slaat op iemand die steeds haantje de voorste poogt te zijn. "Lubben", dat wel ABN is, wordt in het beschaafde spraakgebruik toch weinig gehoord. We vermoeden dat menigeen niet weet, dat het "castreren" betekent. Voor ras-Tilburgers koesteren we die vrees echter toch niet.

 

nieuwsgierig

Nieuwsgierig zijn wordt ook nog beeldend vertolkt met: "Den dieje heeft zeker geitevlees op".

 

lichaamsgebreken - scheel

Voor scheel kijken gaven we hier in het verleden reeds verschillende gezegden. We duikelden er nog eentje op, dat zich weer eens kenmerkt door behoorlijke overdrijving. Iemand "kijkt zo scheel, dat hij het zweet kruislings over zijn rug ziet lopen!" Dat is nogal wat!

 

kloppen

Is een zaak of situatie zoals zij behoort te zijn, valt er geen omissie, gebrek of tegenspraak te ontdekken, dan kan de Tilburger voldaan constateren: "Het klopt als twaalf aaieren (eieren) mee 'nen mikken boterham". (Mik is wittebrood). Wij voor ons zijn op het eerste gezicht geneigd te denken, dat dit een nogal ongewone maaltijd betekent en dat het derhalve helemaal niet klopt. De gedachte zal hier derhalve wel uitgaan naar een stevige maaltijd. Als zodanig is het dan wel wéér in orde. Het is: "dikke mik!"

 

geduld

"Ge kunt van een heilige niet verwachten, dat hij direct een wonder doet" sluit een pleidooi in voor soepelheid bij de beoordeling van een nieuwe werkkracht, waarover van te voren nogal hoog van de toren is geblazen. Men dient de betrokkene gelegenheid te geven eerst zijn krachten te ontplooien. Een verstandig oordeel.

 

zwangerschap

Een dochter kwam een nieuwstijding brengen met: "Moeder, ons Sjaan heej d'r beddeke weer in 't zaod". Wie in zijn onnozelheid of onbekendheid met de schone Tilburgse taal zou denken, dat er radijsjes in "den hof" gezaaid waren, heeft het mis. Sjaan was zwanger!

 

kaartspel - hout

Een kaartspeler luchtte zijn ontevredenheid over de kwaliteit van zijn kaarten met de ontboezeming, dat hij waaibomenhout in zijn hand had. Hij bedoelde dat ze slecht waren en wilde meteen wat origineel uit de hoek komen. Heel erg juist lijkt ons het beeld niet. Onder een waaiboom dient men te verstaan een vrijstaande boom. Dit in tegenstelling tot een leiboom, welke tegen een muur of latwerk groeit. Over de kwaliteit van het hout wordt daarbij niets gezegd. Waaibomen kunnen immers allerlei soort bomen zijn.

 

leegloper

Een vreemde sinjeur wordt aangeduid met "een rare slampamper". Een weinig gebruikt ABN-woord, waarmee men in onze contreien nog aardig vertrouwd is. Het heeft de waarde van leeglopende drinkebroer. Opvallend erin is de lettergreepherhaling. Het stamt uit het Middelnederlands van "slampen" of "slempen", dat eigenlijk smakkend eten of slurpend drinken betekende.

 

weer

Tot slot een spreekwoord van eigen bodem: Achter Baal schijnt de zon. Dat is: Na regen komt zonneschijn.

 

TILBURGER