Tilburg,
24 februari. -- Vandaag neemt de journalist Pierre van Beek
afscheid van Het Nieuwsblad van het Zuiden. De vorige week
donderdag is hij 65 jaar geworden. Pensioen dus. En hij gaat niet
bepaald gebukt onder de doem van gedwongen afscheid. Zijn lezers
kennen hem als de maker van zijn eigen pagina's over stukken
natuurgebied in eigen omgeving, over een oude boerderij, een
herberg van vroeger, oude stukken Tilburg en over de dorpen. De
meesten weten echter niet, dat hij ook de schrijver is van de
rubriek "Taalplastiek", waarin hij nog even het snel
verdwijnende Tilburgse taaleigen zou willen vasthouden. Pierre van
Beek weet zelf, dat hij een romantisch getint man is.
Zijn
pensionering betekent het einde van een journalistieke loopbaan,
die op 16 mei 1928 begon bij de Nieuwe Tilburgse Courant op de
Heuvel. Daarvoor kwam hij van zijn woonplaats Goirle terug naar
zijn geboortestad. Bij de krant van de courantenfamilie Arts was
hij de eerste redacteur, die niet tot de familie behoorde. Tot dan
toe had men gewerkt met losse verslaggevers en werk van
kantoormensen, die voor een verslagje werden weggestuurd.
Hoe
kwamen jullie toen aan het nieuws uit binnen- en buitenland?
Pierre
van Beek: "Er waren toen nog geen telexen. Men moest om de
paar uur paraat zijn om het nieuws op te vangen van het persbureau
Vaz Diaz. We schreven dat met de hand op. Als er veel nieuws was,
begon de juffrouw, die het nieuws moest lezen, te ratelen. Dan
vloekten wij. We hadden ook nogal eens gedonder met het
radiotoestel, dat uitgerust moest worden met allerlei spoelen.
Naast de berichten van Vaz Diaz werd ook met telegrammen gewerkt.
Toen de telex kwam in het begin van de dertiger jaren werd me een
zere tand uit het vlees getrokken.
Bij
de Nieuwe Tilburgse Courant ben ik twaalf jaar stadsredacteur
geweest. Je kent zelf het adagium: In de journalistiek is het
zwemmen of verzuipen. Zo kwam ik op mijn 21ste jaar in het werk
van de gemeenteraad terecht. Ik had daar helemaal geen kaas van
gegeten. Harry Arts, die zelf de verslaggeving deed van de
gemeenteraad, voelde zich niet goed en of ik maar verder wilde
gaan. Zo zat ik midden in de zogenaamde Brockway-kwestie rond de
stadsbussen, waar ik helemaal niets van af wist. Later heb ik veel
plezier gehad in de gemeenteraad. Die leverden telkens drie
pagina's kopij op, want de raadsvergadering werd letterlijk
weergegeven. De "Artsen" wilden geen stelling nemen en
verlangden een objectief verslag. De Tilburgse Courant, die later
door de Nieuwe Tilburgse Courant werd overgenomen, gaf wél
samenvattingen. Die werden toen gemaakt door Knuvelder en Jan
Bruna, die later hoofdredacteur van "De Stem" in Breda
werd."
De
Van Beek-pagina's in Het Nieuwsblad van het Zuiden, die een groot
lezersbereik hebben, zijn niet zomaar uit de lucht komen vallen.
Pierre zegt hier zelf het volgende over: "Vroeger heb ik in
dit genre meer te hooi en te gras gewerkt. Voor de Nieuwe
Tilburgse Courant, waar ik 36 jaar heb gewerkt tot de fusie met
Het Nieuwsblad acht jaar geleden, maakte ik veel reisverhalen.
Onder het pseudoniem "Cantecleer" maakte ik
dichterlijk-filosofische stukjes over schijnbare futiliteiten als
het weer, boeken, een zandweg, sneeuw, ijzel, een punt en een
komma. In de rubriek "Uit het klokhuis van Brabant"
bediende ik me van het dialect. Ik heb ook een rubriek gehad
"Dagboek van een eigenwijze baby". Babyzaken begonnen
daaronder te adverteren."
Pierre
van Beek is in zijn werk de man van de klok. Chef-redacteur Pierre
Claessens zegt: "Waar Van Beek is, heb je geen klok
nodig". Er zijn twee Van Beken. De een is de nette aangepaste
man in z'n werk. De tweede is heel anders. De man van het avontuur
met een tikje risico, maar van de andere kant weer beheerst door
de nuchterheid. Ik reis verschrikkelijk graag. "De weg is
mijn doel" is mijn slagwoord. Het gaat mij om het onderweg
zijn, om de mensen, die je onderweg ontmoet. Ik ga daarom meestal
alleen. Dat is verschrikkelijk interessant."
Wat
denk jij nu van het tegenwoordige toerisme?
Er
wordt tegenwoordig ontzaglijk veel gereisd. Ze gaan verder dan ik
ooit komen zal, maar het gros heeft niet de flauwste notie van wat
eigenlijk reizen is."
De
zwerver
Pierre
van Beek II is de zwerver. Hij loopt met lange passen. Hij heeft
wel een autootje, maar hij gaat te voet van huis naar "de
krant". Van Beek de zwerver kent de bergen van Zwitserland.
Hij schreef over Parijs, over het woud van Fontainebleau, over de
Rivièra, de bergen van Savoie en van de Dauphiné, over de
Montblanc en het gebied rond Chamonix, over het
Wettersteingebergte, het Karwendelgebergte, de Oostenrijkse Alpen,
Stiermarken, het Rhäticongebergte, de Stubaier Alpen, over
Westfalen, Sauerland. De Julische Alpen - deels Joegoslavië deels
Italië - trekken hem nu al zes jaar op rij. Bij voorkeur reist
hij per trein en bus door Joegoslavië. Daar heeft hij onder
andere Montenegro doorkruist op zoek naar het "Land achter
Gods rug" van Den Doolaard. Pierre van Beek heeft het eerst
gevonden en toen pas het boek gelezen. Reizen van acht uur per
dag. Soms een dag overslaan om bij te komen.
Wat
was zijn boeiendst avontuur?
P.
v. B.: "Dat was een reis van drie dagen op een vlot op de
rivier de Drina. Een vlot van 14 bij 4 meter. Bij elkaar gebonden
boomstammen van ongelijke grootte. Adembenemend die tocht door
stroomversnellingen. Twee mahomedaanse stuurlui hielden het vlot
op de stroom. Dat was een sprookje. De rivier stroomt door kloven,
tussen oerwouden door, waar we berensporen hebben gezien. Nu zijn
vlotreizen in dat land ook al een toeristische attractie geworden,
maar een reis van drie dagen kan men daar niet meer maken. Er zijn
stuwdammen gekomen. Bovendien is het nu economischer de bomen per
trein te vervoeren."
Zijn
trein- en busreizen zijn niet tot Joegoslavië beperkt gebleven.
Hij heeft heel Italië doorkruist per trein en autobus tot in
Pompei, Herculaneum en Paestum toe. Ook daar heeft hij genoten van
de mensen onderweg.
Wat
is zijn lievelingsland?
P.
v. B.: "Ik zou Oostenrijk als mijn tweede vaderland willen
beschouwen. Vooral de bevolking van de Oostenrijkse bergstreken
trekt me aan. Bij die mensen heb ik de tijd van mijn jeugd
teruggevonden. In de bergdorpen is alles 40 tot 50 jaar achter.
Daar vond ik in de kamers aan de wanden de oude prenten in
bruindruk terug, de spreuken "Hier vloekt men niet" en
het oog Gods in de driehoek. Bij hen vind ik hartelijke
gemoedelijkheid en dezelfde sfeer van goed vertrouwen uit mijn
jeugd terug. Misschien spreekt de mentaliteit van de Oostenrijkse
plattelander mij wel aan, omdat ze zich niet zo gemakkelijk druk
maken. Ze weten te leven. De Duitser daarentegen is een
zwoeger."
Tempoverhoging
We
gaan weer naar de nette "aangepaste" Pierre van Beek
terug. De journalist die in de loop der jaren heel wat collega's
heeft zien komen en gaan. Mensen, die hij heeft begeleid en
ingeleid in het labeur van het dagblad.
P.
v. B.: "Er heeft na de oorlog in de journalistiek een
schaalvergroting plaatsgehad. Ook in Tilburg. De tijd van de
dertiger jaren is nu nauwelijks meer terug te vinden. Er doet zich
een tempoverhoging voor. Alles is veel intensiever geworden. Met
de grotere dynamiek is de journalistiek op een veel hoger plan
gekomen. De tijd van de gezapigheid is voorbij. Er komt volgens
mij geen periode van rust meer. Ook binnen het VNU-concern is
voortdurend alles in beweging."
Ga
je nu op je journalistieke lauweren rusten?
P.
v. B.: "Ik geloof, dat nu de tijd gaat komen, dat ik tijd te
kort kom. Ik zit vol toekomstplannen. Ik heb mijn hobby's: lezen,
reizen, zwerven in de natuur en discussiëren met mensen, die echt
iets te zeggen hebben, die meer doen dan woordjes praten. Mijn
rubrieken zijn niet ten einde. Ik ben overeengekomen, dat ik
eenmaal per veertien dagen een halve pagina zal leveren. Ook mijn
"Taalplastiek" zal voorlopig nog verschijnen. En eerlijk
gezegd, wil ik nog een paar boeken schrijven. Dat heb ik altijd zo
graag willen doen, maar daar ben ik nooit aan toegekomen. Of ze
ooit zullen uitgegeven worden is een tweede en dat kan me
eigenlijk niet zoveel schelen."
Hoe
is dat: oud zijn?
P.
v. B.: "Ik vind dat wel plezierig. Ik heb leren relativeren.
Je moet noch jezelf belangrijk vinden, noch wat je schrijft. Als
je ouder wordt, wordt dat gemakkelijker. Je kunt de echte
essentiële dingen overhouden. Dan moet je soms ontzaglijk lachen,
omdat je je druk hebt gemaakt over allerlei volkomen onbenullige
zaken. Je ziet andere mensen daar nu mee bezig. In de
journalistiek schijnt nu het zogenaamde "harde"
interview het summum van wijsheid te zijn. Kijk, dat vind ik van
niet. Ik ben voor menselijkheid, voor mildheid. Je kunt ook iemand
vriendelijk de waarheid zeggen, als dat nodig is, vind ik."
|