CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek op CuBra

Interview met Pierre van Beek (1992)

door Tom Tacken


Kempenland Info - 13 november 1992

 

De journalist vermoordde de romancier in Pierre van Beek

 

Pierre van Beek, voorheen journalist te Tilburg, bijna een halve eeuw lang. Vooral gekend om zijn heemkundig gekleurde verhalen uit Midden-Brabant met uitlopers tot diep in de Kempen. We brachten in Tilburg een bezoek aan hem, 85 jaar oud inmiddels. Een schets van zijn leven, doorspekt met fragmenten uit de regionale verhalen van Pierre van Beek. De teneur: "Ik wil nu nog maar drie dingen. Rust. Rust. En nog eens rust."

 

Hij spreekt door zijn neus, op één toon, zonder stemverheffing: "De mensen zullen wel denken: dat die nog leeft!" Inderdaad, Pierre van Beek leeft nog, zij het gezapig, zoals ie zelf uitdrukt. De verkenner van verre oorden én van het vlakke land van vlakbij, de journalist die talloze artikelen schreef, eerst voor de Nieuwe Tilburgsche Courant, later voor Het Nieuwsblad van het Zuiden, die 85-jarige Pierre van Beek levert traag en moeizaam slag met zijn geheugen. Vroeger zijn steun en toeverlaat, maar nu verliest ie er keer op keer van. "Oervervelend", vindt ie dat en achter die opmerking zet Pierre van Beek wél vocale kracht.

 

Zijn lijf is leniger gebleven, pezig als een berggeit. Vief opverend uit zijn fauteuil bij het raam dat uitkijk geeft op de Tilburgse Ringbaan West, waar de ene na de andere auto voorbij raast, in schril contrast met zijn verhalen over de Brabantse natuur of de Italiaanse Dolomieten. Vastberaden op de boekenkast toelopend voor een of ander naslagwerk, maar, dat eenmaal ter hand genomen, niet meer wetend wat hij er in op wou zoeken.

Zoveel feiten, verstopt in zoveel kranteberichten, zijn door zijn handen gegaan. En nu ontglippen ze hem. Zijn 'korte geheugen' laat Pierre van Beek in de steek. Zelfs de koppen van zijn indertijd stuk gelezen artikelen roepen nauwelijks herkenning bij hem op. 'Jan Heeffer (81) vertelt over zijn oud handwerk'. Van Beek kan zich de man niet meer herinneren. 'Het groene land van Diessen'. Het zal wel. Ja, het hoogst gelegen punt van Noord-Brabant ligt in Luyksgestel, dat weet ie nog wel. "Stevensbergen zei u? Dat zou wel kunnen, ja."

In 1972 nam Van Beek afscheid als journalist in vaste dienst van Het Nieuwsblad van het Zuiden. Boven het afscheidsinterview stond als kop: 'Nu komt de tijd dat ik tijd te kort kom'. Twintig jaar later: "Ik wil nu nog maar drie dingen. Rust. Rust. En nog eens rust."

 

Ondanks zijn vergeetachtigheid, is een gesprek met Pierre van Beek niet vermoeiend. En bovendien: het 'lange geheugen' is in veel mindere mate aangetast. In 1907 geboren in Tilburg aan de 'overkant van de lijn' (= het spoor), maar al op éénjarige leeftijd naar Goirle verhuisd, daar tot zijn zeventiende gewoond, in die periode de mulo en avondhandelsschool gedaan maar ook al in een studentenblad schrijvend: het komt er allemaal zonder hapering uit.

In 1928 begint de journalistieke loopbaan van Cornelis Petrus Jozef van Beek bij de Nieuwe Tilburgsche Courant, in Tilburg ook bekend als 'de krant van Arts'. Van Beek was de eerste redacteur in vaste dienst die niet tot de familie Arts behoorde. De telex is er in die dagen nog niet. Het ANP bedient over de ether de kranten van berichten. Van Beek en collega's proberen de langzaam uitgesproken radioberichten zo nauwkeurig mogelijk met de pen over te nemen. In wisseldiensten voert hij verder eindredactioneel werk uit, stelt de krant samen.

 

Gloeiende hekel

Ook gemeenteraadsverslagen gaan tot zijn taak behoren als Harry Arts daar zijn handen vanaf trekt. "Ik had een gloeiende hekel aan de politiek, ben altijd meer bellettristisch geweest. Maar langzaam groeide je daar toch in. Leerde je de kneepjes van het politieke vak kennen. En kreeg er zelfs wel wat plezier in. Onze krant stond bekend om zijn uitgebreide verslagen. Twee pagina's raadsverslag, dat was geen uitzondering. We schreven letterlijk op wat die mannen allemaal zaten te zwammen. Nee, na afloop gingen we niet vragen stellen aan de burgemeester of de wethouders. Gewoon een letterlijke weergave van de vergadering."

Van Beek vertelt altijd 'dissident katholiek' gestemd te hebben, en dan met name op Welter (1880-1972). Zijn politieke desinteresse bevestigt hij echter door die Welter 'links' van de KVP te plaatsen. In feite is dit de oprichter van de uiterst conservatieve Katholieke Nationale Partij. Politiek: het is bij Van Beek altijd het ene oor in, en het andere uit gegaan.

 

Arts

De Nieuwe Tilburgsche Courant herdenkt Van Beek als de krant van de gewone man, van de textielarbeiders. Hij herinnert zich de uitgebreide besprekingen van de sociale encycliek Rerum Novarum. Het Nieuwsblad van het Zuiden daarentegen stond, onder leiding van 'Harrieke' Blomjous (1877-1953), zelf fabrikant, aan de kant van de textielbaronnen. Van Beek: "Arts en Blomjous. Dat was kat en hond. Pik en pook. Maar de journalisten van beide kranten konden onderling goed met elkaar overweg. Natuurlijk was er de primeurjacht, en die concurrentie was goed. Ik weet nog hoe ik op een keer een collega van de concurrentkrant over het Goirke zag fietsen. 'Wat doet die hier toch', dacht ik. Toen wist ik het ineens: 'Natuurlijk, de pastoor viert hier binnenkort een jubileum!' Dus ik hem achterna, tot in de pastorie. Was hij mooi zijn primeur kwijt."

 

Kwaad daglicht

De Nieuwe Tilburgsche Courant was in 1879 opgericht door de zouaaf Antoine Arts (1845-1926). Zijn oudste zoon Antoon (1873-1955) werd hoofdredacteur, maar was zelden in Tilburg te vinden. De man bezoedelde zijn naam door artikelen te schrijven voor fascistische tijdschriften als Aristo en Oisterwijk. Ook zijn krant kwam in de oorlogsjaren in een kwaad daglicht te staan toen de hoofdredactie zich de Duitse censuur liet welgevallen. Het Nieuwsblad van het Zuiden zou door de Duitsers in 1942 het zwijgen worden opgelegd, terwijl de Nieuwe Tilburgsche Courant de hele oorlog lang bleef verschijnen. De bisschoppen gaven hun gelovigen in 1944 te verstaan de Nieuwe Tilburgsche Courant niet langer als katholiek te beschouwen.

Van Beek: "Dat Het Nieuwsblad verboden is geweest, hebben ze na de oorlog uitgebuit. Maar dat kwam omdat de Duitsers maar één krant wilden en wel de grootste. Dat waren wij toevallig. Bovendien heeft Het Nieuwsblad een tijd lang precies hetzelfde gehandeld als wij. De leggers van die jaargangen zijn er alleen niet meer. Die zijn vernietigd."

 

Foute kranten

Van Beek: "Wij werden verplicht de Duitse kopij te plaatsen, maar we hebben een paar keer die lange lappen tekst expres slecht opgemaakt. Met een kop over zeven kolommen en slechts hier en daar een tussenkopje. Een onleesbaar stuk! Dat was met opzet gedaan. Hebben we na de oorlog ook aangevoerd ten overstaan van het tribunaal voor de zuivering van de pers. Een collega van me heeft zelfs een keer boven een speech van Hitler over de volle pagina de kop 'Wij zijn niet bang' willen zetten. Pure ironie. Ik heb dat uiteindelijk toch maar tegen gehouden. Ging iets te ver."

Na de oorlog kreeg de Nieuwe Tilburgsche Courant met de perszuivering te maken. 'Foute kranten' kregen een verschijningsverbod opgelegd en bij die media aangesloten journalisten werden gedurende een periode op non-actief gesteld. Ook Pierre van Beek kreeg korte tijd met deze disciplinaire maatregel te maken. "In hoger beroep ben ik vrijgesproken, maar ook tijdens mijn schorsing heb ik geen dag thuis hoeven te blijven. Ik kreeg een kamer in het woonhuis van de directeur en ging tijdens mijn schorsing gewoon door met werken. Als ik de telexberichten had verwerkt kwam iemand langs om mijn aantekeningen over te schrijven, want ze mochten natuurlijk mijn handschrift niet herkennen. Och, alle geschorste journalisten werkten gewoon door. Dat is één groot rommeltje geweest, die zuivering. De voorzitter van dat tribunaal was nota bene voor een zedenmisdrijf veroordeeld geweest. Is gepubliceerd hoor."

Door L. Joosten en R. Vos is een proefschrift geschreven over, ondermeer, de rol van de Nieuwe Tilburgsche Courant in de oorlog.

 

Brabants Palet

Ten tijde van de Nieuwe Tilburgsche Courant wordt Pierre van Beek weinig tijd gegund zelf lange verhalen, reportages, te schrijven. De grote serie artikelen over Brabants-heemkundige onderwerpen zal pas in 1964 aanvangen, als de Nieuwe Tilburgsche Courant is opgegaan in Het Nieuwsblad van het Zuiden en onder andere Van Beek met de inboedel is overgegaan. Slechts een klein aantal van die verhalen wordt in 1979 gebundeld in 'Brabants Palet'. En in 1980 brengt Pierre van Beek, als gepensioneerde freelancer, zijn allerlaatste artikel naar de krant: 'Nederlandse troepen in Brabants grensgebied'.

De 187 artikelen 'Tilburgs Taalplastiek', over het dialect van de wolstad, zijn inmiddels ook vergeeld. "Geen makkelijker rubriek dan die", blikt Van Beek vergenoegd terug. "Stapels brieven belandden er op mijn bureau, van mensen die ook nog wat wisten. Hoefde ik geen stap voor te verzetten. 'De een mag een perd stelen en de ander nog nie op de stal kijken', kende die?" Nee, maar wat doe ik in zo'n geval? Effe opzoeken in De Brabantse Spreekwoorden en jawel hoor: staat er in! De vermelding TT (van Tilburgse Taalplastiek) verraadt dat Miep Mandos het gezegde inderdaad uit de rubriek van Van Beek heeft gehaald. In 1975 ontving hij voor dat regionaal getinte oeuvre de VVV Hart van Brabant Prijs. "Ze hebben me ook nog een koninklijke onderscheiding aangeboden, een lintje. Maar ik heb geweigerd. Wij zagen jaar in jaar uit die flauwekul. Op de krant staken wij er de draak mee. Fabrikant gaf arbeider een lintje en die was daar dan ontzaglijk mee vereerd. Maar dat is natuurlijk wel een erg goedkope gift."

 

Pietje Wijsneus

De honderden regioverhalen uit de periode 1964-1980 hebben Pierre van Beek naamsbekendheid gebracht. Ze waren dan ook ondertekend met zijn eigen naam, een gewoonte die Van Beek ietwat tegen zijn zin heeft overgenomen van jongere collega's. In zijn tijd bestond het niet dat de naam van de verslaggever in de krant werd afgedrukt. "Zo werd de mystiek van het vak bewaard. Als de mensen weten wie het geschreven heeft, kunnen ze zeggen: 'oh, het is den dieje maar.'"

Van Beek bediende zich daarom liever van pseudoniemen. Niet minder dan zeven heeft hij er gehad: Canteclaer, Flaneur, Tilburger, Claudius, Köpke Kladder, Trekvogel en Pietje Wijsneus. De laatste werd gebruikt voor een rubriek waarin Van Beek een baby zijn dagboek liet schrijven. Over hoe Pietje door de baker aan zijn beentjes werd opgetild, en hoe die baker aan het flesje met brandewijn nipte die zij eigenlijk moest gebruiken om door zijn haar te wrijven. Een lang verdwenen kraamgebruik?

'Met grote ergernis' leest hij vandaag de dag de krant. De spellingsblunders alleen al. Maar de taalverwildering in het algemeen stoort hem zeer. Neem nu een woord als 'besodemieterd'. Het bestond niet dat zij vroeger zo'n woord in de krant zouden gooien. "Niemand heeft ooit over een van mijn stukken gezegd: 'het is een schandaal dat dat wordt opgeschreven.'"

En ja, het is hem natuurlijk ook opgevallen dat zijn genre verhalen nauwelijks meer de krant haalt.

 

Romancier

Pierre van Beek had niet de aard van een journalist, maar van een romancier. De onderste steen hoefde van Van Beek niet boven. Hoeveel belangrijker primeurs dan die van de jubilerende pastoor van 't Goirke staan er op naam van Pierre van Beek? Nee, een mooi neergeschreven tijdloos verhaal, waarvan de vermelde feiten natuurlijk wel dienden te kloppen, dát was zijn handelsmerk. De betekenis van zijn streekartikelen moet ook eerder gezocht worden in de richting van popularisering van de interesse in eigen heem, dan dat heemkundig ingewijden erdoor op een wetenschappelijk spoor werden gezet. Wat is het belangrijkst?

De journalist heeft de romancier in hem vermoord. De twee gaan niet samen, weet hij nu. Bij dat afscheidsinterview in 1972 zei hij nog: "Eerlijk gezegd wil ik nog een paar boeken schrijven. Dat heb ik altijd zo graag willen doen, maar daar ben ik nooit aan toegekomen. Of ze ooit zullen uitgegeven worden is een tweede en dat kan me eigenlijk niet zoveel schelen." Nu moet hij constateren: "Ik vraag me ook wel eens af waarom het er nooit van gekomen is, een roman. Ben nooit verder gekomen dan de titel en het eind. Die titel luidde 'Een naam in het water geschreven' en het had als volgt af moeten lopen: Wandelend door de bergen kom ik een meisje tegen. Als het moment daar is om afscheid te nemen, vraag ik hoe ze heet. Dan bukt ze en schrijft haar naam in hel water. Ik kan het niet lezen. Het is meteen uit en weg."

Een boek in het water geschreven.

 

Felix Timmermans

Het is de Vlaamse schrijver Felix Timmermans (1886-1947), vooral bekend van Pallieter, die met zijn 'plastisch taalgebruik' grote indruk maakte op de jonge Pierre van Beek. Een bezoek aan Belgische kennissen in Lier greep hij als 17-jarige aan om ook bij Timmermans aan te kloppen. "Dat snapten ze niet, dat zo'n snotneus uit Tilburg dat durfde. Maar we hebben samen een praatje zitten maken. En in de gang zag ik ook de trap, waarvan ik bij hem gelezen had: 'De koffiegeur wandelt de trap op'. Geweldig hè, zo plastisch. Hoe die koffie als een mens de trap opwandelt!"

Hij zegt dan ook door de taal van Timmermans en zijn fantasie te zijn beïnvloed: "We hebben bij de krant een tijd lang een zogenaamd 'vrije dag' gehad die je naar eigen inzicht mocht doorbrengen, mits je de volgende dag maar kopij had. Als ik op stap ging, met mijn brommertje over de Brabantse akkers, dan kwam er wel een hele pagina uit. Maar veel collega's van me wisten daar geen raad mee. Die hadden geen fantasie. Wat moesten ze toch beginnen zonder raadsvergadering? Op een keer heb ik er één advies gegeven: 'Je gaat gewoon op een terras zitten en bestelt een potje bier op kosten van de zaak. Komt daar een vlieg aangevlogen. Begint aan je bier te likken. Zakt er steeds verder in. Spartelt voor zijn leven. Nou, daar schrijf je dan een spannend verhaal over.' Fantasie, hè. Ik heb wel eens ooit over een punt en over een komma geschreven."

 

Bergschoenen

De auto ging twee jaar geleden eruit. Van Beek moet opletten dat hij voor 1 januari De Kampioen opzegt, 's lands grootste tijdschrift van de ANWB, want: 'anders zit ik er weer voor een jaar aan vast'. Terugtrekkende ouderdom. Oprukkende gebreken.

Zijn vrouw - 'mijn geheugen' - meldt dat de bergschoenen in geen geval van hem weggedaan mogen worden. Ze verraden zijn vurigste passie: het hooggebergte. Jaarlijks stonden Van Beek 23 dagen vakantie ter beschikking, en elke dag ervan bracht hij in de bergen door. Meestal alleen, slechts een enkele keer ging zijn vrouw mee. Hij leefde naar die 23 dagen toe. Lange bergtochten maakte hij dan, de eerste jaren nog maar in België en Luxemburg, later vooral in Oostenrijk, Joegoslavië en de Italiaanse Dolomieten. "Ik hou van de kunst, maar nog meer van de natuur. Juist na een klimtocht door de barre schoonheid van de bergen, spreekt mij het tere en lieflijke van de hei en de bossen in onze eigen streek mij met nog meer felheid aan", tekent Het Nieuwsblad van het Zuiden in 1968 uit zijn mond op, als de krant drie kolommen wijdt aan zijn dan veertigjarige carrière als journalist. Een tiental jaar terug kwam een einde aan de verre reizen van Van Beek. Geveld door hartklachten werd hij vanuit Joegoslavië met ambulance terug naar Tilburg gebracht. Samen met zijn vrouw besloot hij daarop een punt te zetten achter de bergtochten.

Veel van zijn reiservaringen hebben weliswaar de krant gehaald maar het was Van Beek in de bergen bepaald niet om nieuwsgaring te doen. Eenmaal thuis aangekomen zette hij zich echter aan het opschrijven van zijn belevenissen - uit het blote hoofd. In 1981 heeft Van Beek als een bezetene - alsof ie die week nog zou sterven - al die jaargangen van reisverslagen uitgetypt en in één ringband opgeborgen. Met op de achtergrond klassieke muziek of Duitse volksliederen, leest hij iedere dag uit dat reisdagboek. Van voren af aan, steeds weer opnieuw. Zijn gepubliceerde artikelen herleest hij nooit. Ze komen de kist op zolder zelden uit.

 

Publicatie

Dat reisdagboek is niet geschikt voor publicatie. Daarvoor heeft Van Beek te veel van zijn eigen gevoelsleven in de aantekeningen gestopt. Het is zijn nageslacht - van de twee kinderen is er één gestorven; er zijn twee kleinkinderen - die hij als lezerskring voor ogen heeft gehad. Hij wil ze laten zien dat er ook een andere manier van reizen is. 'Het kleine avontuur' zoeken, in plaats van de toeristische plichtplegingen.

'Langs de weg geplukte bloemen', staat boven het voorwoord te lezen. Het motto staat daar weer onder: 'Wat iemand ziet hangt niet alleen af van zijn ogen, maar ook van de aard van zijn geest.' De twee kleinkinderen zijn op een leeftijd gekomen dat ze interesse kunnen opbrengen voor het werk van hun opa. Hij zal ze daarom aanstonds maar eens dat dagboek gaan overhandigen, samen met een exemplaar van Brabants Palet. Voor ieder één.

 

Op het Tilburgs gemeente-archief aan de Kazernehof, wordt het journalistiek oeuvre van Pierre van Beek bewaard, sinds 1990 gebundeld in fotokopie. Wie over zoveel jaar op zoek gaat naar de ware aard van Pierre van Beek, de Tilburgse journalist met de langste staat van dienst, kan misschien beter één van zijn kleindochters aandoen. Vragen naar het reisdagboek van opa.

 


 

Aan het interview van Tom Tacken met Pierre van Beek werden 5 citaten toegevoegd uit het werk van Van Beek, over 5 Brabantse gemeenten:

 

----- Luyksgestel:

Op het kerkplein houdt een 'koperteut' in de vorm van een beeld een wakend oog op het reilen en zeilen van Luyksgestel. Op de dag van ons bezoek zag hij daar waarachtig een groep van 70 Deense meisjes van 12 tot 20 jaar door bevlagde 'teutenstraten' optrekken naar de gepavoiseerde molen 'De Deen' op het gehucht Rijt. Het betrof een harmonie-orkest, de Aarhus-Pigerarde uit Jutland, het Deense gebied, waarop de 'koperteuten' zich vooral richtten.

'Brabants hoogste punt ligt in Luyksgestel', 23 augustus 1979, Het Nieuwsblad van het Zuiden.

 

----- Moergestel:

Een pand, dat in het leven van de Moergestelse gemeenschap een rol heeft gespeeld is dat van de wagenmakerij van Janus Rijnen aan de Oirschotseweg. "Daar stonden vroeger twee zwanen op de deuren van de wagenmakerij". Hele generaties zullen u dat vertellen. Wel een bewijs hoe bepaalde emblemen zich vastzetten in de herinnering. In dit huis was weleer een logement gevestigd. Voerlui uit de Kempen, die met graan naar de beurs in Waalwijk trokken, plachten daar te overnachten. 'De Zwaan' luidde de naam. "Een uithangbord met één zwaan erop (dus geen twee als op de gemelde deuren) heeft hier nog lang op zolder gelegen", zegt Janus Rijnen.

'Vraagtekens bij historie van Moergestel', 28 juli 1969, Het Nieuwsblad van het Zuiden.

 

----- Diessen:

Eens heeft Diessen als een drukbezocht St. Willebrordusbedevaartsoord gefungeerd. Tegen kinderziekten en koorts. De bedevaart raakte echter in verval ten tijde van de reformatie. Na de beruchte Munsterse vrede werden de relieken van St. Willebrordus overgebracht naar Poppel en wel naar het gehucht De Roovert, waar de mensen van Beek en Diessen op Belgisch gebied een grenskerk bezaten.

De nog bestaande maar ook verwaterde zogenaamde Diessense Pinksteren, waaraan processie en reliquiverering verbonden was, behoort tot de laatste overblijfselen van de grote bedevaarten van weleer.

'Het groene land van Diessen', 27 juni 1969, Het Nieuwsblad van het Zuiden.

 

----- Oirschot:

Nog groter raadsel en beroering ontstond er rondom de eerste priorin van de Carmelitessen, Maria Margaretha der Engelen, die in 1656 in de geur van heiligheid stierf, en uit wier lichaam na haar dood een soort olie vloeide, waaraan geneeskundige kracht werd toegekend. Van heinde en verre stroomden de gelovigen naar het graf van deze priorin, die als 'De Heilige Non van Oirschot' de geschiedenis in zou gaan.

'De Heilige Non van Oirschot', 7 april 1977, Het Nieuwsblad van het Zuiden.

 

----- Reusel:

Onze gids kent de moeren op zijn duimpje. Hij heeft er in de oorlog nog turf gestoken en er met vele anderen ondergedoken gezeten als de Reuselse grond te heet onder de voeten werd. Daarmee volgden die onderduikers het voorbeeld van misdadigers uit vroeger dagen, die zich hier aan de arm van de gerechtigheid trachtten te onttrekken. Nog altijd dankt een deel van de Moeren hieraan in de volksmond de naam van 'Diefhoek'.

Het was prima klot, die er hier uit de moeren naar boven werd gehaald. Het steken gebeurde in grote pakken. Deze werden aan de kant op maat gestoken en dan in zogenaamde 'korven' te drogen gezet. (de identiteit van de gids onthult Van Beek niet, TT)

'De Reuselse Moeren, een verraderlijk oord voor niet-ingewijden', 19 juli 1969, Het Nieuwsblad van het Zuiden.