|
|
Mijn
moeder heeft een spraakgebrek. Ze
haspelt, lispelt en ze slist. Er
is geen arts of specialist die
iets kan doen aan haar gekwek. Ik
heb nog nooit een woord gemist, al
kletst ze meestal uit haar nek. Ik
hoor haar, maar word stapelgek, omdat
zij over mij beslist. ‘Tisje
hoosje tijdom sjglape spaan.’ Bom
je kedduit sjlonder dappen, moekje
kreumof kroppels sjlaan?’ Dat
spraakgebrek kan ik nog snappen, maar
klappen kan ik niet verstaan. Ik
moet haar braakgesprekken kappen.
|