Terrrrr!
Ed
Schilders
De
lente is nu echt begonnen; de krant van afgelopen dinsdag liet
daar geen misverstand over bestaan. Ik telde daarin maar
liefst vier berichten over vogels, waarvan er drie betrekking
hadden op nestelen en aanverwante vogelhuisvesting. De oudste
bekende zin van de Nederlandse literatuur, over ‘alle vogels
die een nestje aan het bouwen zijn’, is nog steeds actueel.
Op
de voorpagina van Tilburg Plus stond een foto van een ‘steenuilenman’.
Dat was niet het mannetje van de familie steenuil, maar Jan
van Rijsewijk. Met vele anderen telt hij steenuilen in
Midden-Brabant. Dat gaat als volgt. De steenuilenman trekt er
in het begin van de avond op uit en laat de roep van de uil
klinken. Daarbij moet u niet aan Toon Hermans denken; de
steenuilenman heeft de roep op een recorder staan. Zit er
ergens een broedend koppeltje in de buurt, dan wordt er
teruggeroepen: ‘Ghuuk, ghuuk’. Dat betekent zoveel als:
‘Kan het wat rustiger, kan het wat rustiger?’ Maar Jan van
Rijsewijk en de zijnen weten dan al genoeg. Ze zeggen nog
zachtjes ‘Wčlteruste, wčlteruste’, en gaan weer verder.
Voor
de steenuil wordt het steeds moeilijker, lees ik, om aan
huisvesting te komen. De stad rukt op, en kom dan nog maar
eens om een vrijstaande knotwilg, een onbewoonbaar verklaarde
boerenschuur, of een konijnenhol voor starters. Wat dat
betreft heeft de slechtvalk het beter getroffen. Die kreeg
zomaar een penthouse aangeboden op Westpoint. Het Natuurmuseum
Brabant heeft een speciale nestkast gemaakt, en die is
opgehangen aan de oostzijde van de woontoren (uitzicht op het
centrum van de stad). Hopelijk wil de slechtvalk die al een
paar keer is waargenomen zich laten verleiden daar zijn intrek
te nemen. Men hoopt dat hij dan ook ‘voor nageslacht zal
zorgen’. In een woordenboek met vogelgeluiden, geschreven
door een vriend van me, lees ik dat de slechtvalk diverse
zangen heeft. Onder andere ‘wie-sjoe’ en ‘kji-ek’, en
ook wel ‘kjčkjčkjčkjčkjčk’. Dat laatste lijkt me een
echte Tilburgse slechtvalk.
En
dan nog een mooi toeval op diezelfde dinsdag. Op de voorpagina
een foto van drie ooievaars. Gespot in Vorstenbosch, bij Uden.
Ik stelde me voor dat er eentje vervolgens de hele krant door
vloog om op pagina 12 te landen in de rubriek ‘Om de hoek’,
alwaar een foto te zien was van het ooievaarsnest in de
Buitenstraat in Tilburg. Op dat adres wordt binnenkort
namelijk nageslacht verwacht. De ooievaar hoeft er alleen nog
maar te landen. Mooi toch, als je zo welkom bent?
Ook
mevrouw Schilders en ondergetekende verwachten nageslacht. Een
stelletje pimpelmezen is al een tijdje druk doende bij en in
het geheel vrijstaande nestkastje dat aan de tuinmuur hangt.
Mevrouw Schilders zegt dat de pimpelman al heeft zitten tikken
bij het rondje dat de voordeur is. Op de eerste lentedag keek
ik uit het raam en zag ze samen in de Japanse esdoorn zitten.
Het raam stond open, zodat ik hen duidelijk kon horen. Hij:
Tsi-tsi-tsi-tsit? Zij: Tčrrrrr! Vrij vertaald: Hoe vind je
het? Gaaf!
|