Zelfzorg
Het verenkleed van een
roodborstje is een wonder.
Het bestaat uit diverse laagjes veren die luchtig en dakpansgewijs over elkaar
heen liggen, een ingenieus systeem van temperatuurregulering.
Dicht op het lichaam zijn de veertjes donszacht, verder naar buiten steviger
en licht vettig, waterdruppels glijden er zo vanaf.
Bij kou krijgt het roodborstje kippenvel, zijn veren gaan enigszins uit elkaar
staan waardoor er meer ruimte komt voor lucht die de warmte van zijn lichaam
vasthoudt. Daarom ook zien vogels er in de winter dikker uit als in de zomer.
Roodborstjes nemen regelmatig een zon-, zand- en waterbad. Ze weten ook
precies hoelang ze in de zon kunnen blijven staan of liggen.
Afhankelijk van de temperatuur liggen ze bijv. tien seconden in de zon zitten,
daarna zoeken ze enkele minuten de schaduw op, gaan opnieuw tien seconden in
de zon, enzovoorts.
Na elk zand- of waterbad pikken en krabben ze met hun snavel en pootjes
ijverig tussen de veren om stof en parasieten te verwijderen, waarna ze door
heftig schudden en fladderen de laatste stofjes van zich af werpen.
|
Eten doen vogels niet meer
dan nodig is (in de natuur komt vetzucht niet voor, dat zou genadeloos
afgestraft worden in een achtervolging en gevecht) en na elke maaltijd poetsen
ze hun snavel schoon langs een takje.
Roodborstjes staan bij de allereerste zonnestralen op en gaan met het laatste
streepje licht naar bed. Ze werken hard, zijn druk in de weer met het
dagelijkse leven: het zoeken naar voedsel, het bewaken van hun territorium,
altijd alert op gevaar, druk met het vinden van een partner en het hele spel
daaromheen, het bouwen van het nest, eitjes leggen, broeden, de verzorging van
partner en jongen, zingen en nog veel meer. Maar ze nemen ook op tijd de
nodige rust.
Dan zitten ze op een tak onder een struik stil te zijn, even te niksen of
zachtjes in zichzelf te musiceren.
Piet Schellekens
Klik
hier om het volgende deel van 'Het roodborstje' te lezen.
|