Vleeschelijcke conversatie sonder wettelijcke trouwe.
Als een ongetrouwde vrouw zwanger raakte was de
consternatie binnen de betreffende familie(s) groot.
Natuurlijk probeerde men een zwangerschap zo lang
mogelijk te verbloemen, maar uiteindelijk kwam het
geheim toch uit. Het ongetrouwd zwanger raken werd als
een schande beschouwd en meestal waren de geruchten niet
van de lucht. Als de verwekker ook nog eens iemand van
aanzien was, dan had dit voor hem mogelijk nog verdere
consequenties.
In het Echt-Reglement, over de steden, ende ten
platten lande, in de heerlijckheden, ende dorpen staende
onder de Generaliteijt werden de regels gesteld
omtrent de ondertrouw en trouw. Naast een aantal
administratieve bepalingen, werd in artikel 42 van dit
Reglement een kwalificatie gegeven over het
vleeschelijck converseren tussen ongehuwden. In dit
artikel werden alle personen, van welke hoedanigheid,
herkomst of gezindheid zij ook waren, die met
malkanderen vleeschelijck converseren sonder voorgaende
wettelijcke trouwe, als hoereerders strafbaar
gesteld.
Voor een vrouw was het te hopen, dat zij de naam van
degene die haar bezwangerde kon noemen. Op hem kon dan
een moreel appèl worden gedaan om deze vrouw te trouwen.
Naast een wereldlijk gezag had men ook nog te maken met
een kerkelijk gezag. Het buiten echt verwekken van een
kind werd door de kerk gezien als een zonde. Dominees en
ouderlingen waren mannen van hoog aanzien en boezemden
veel ontzag in. Ook van kerkelijke zijde kon men
repercussies verwachten.
In de notulen van de Nederduits-gereformeerde kerkenraad
van Tilburg vinden we in dramatische bewoordingen het
verhaal beschreven van Anna Judick van Asten en Jan
Adriaen van Meurs.[1]
Anna Judick van Asten was een 23-jarige jongedochter,
die bij haar moeder op de Heuvel in Tilburg woonde. Zij
werd omstreeks 1719 in het Duitse Düren geboren als
dochter van Arnoldus van Asten en Anna Isabella Clignet.
Op 10 april 1743 deed zij haar belijdenis.[2]
Jan Adriaan van Meurs was een jongman van 36 jaar
oud en woonde aan de Kerk te Tilburg. Hij werd geboren
in het Gelderse Meteren. Op 20 mei 1737 werd hij door de
Raad van Brabant in ‘s-Gravenhage als notaris
geadmitteerd. Van 1737 tot en met 1766 was hij notaris
te Tilburg. Hij was tevens procureur en van 1737 tot en
met 1748 was hij schepen van Tilburg. Bij de kerk van
Tilburg was hij sedert 15 maart 1741 verkozen tot
ouderling.
Met hertelijke droefheijd maakte dominee David
Heuvel aan de kerkenraad bekend, dat Judick van Asten
door Jan Adriaen van Meurs bezwangerd was. Hij had dit
vernomen van kerkmeester en schepen Arnold van Asten en
hun moeder Anna Isabella Clignet. Ook deden volgens de
dominee geruchten hierover de ronde.
Naar aanleiding hiervan zijn dominee Heuvel en ouderling
Arnoldus van Meurs naar het huis van Anna Isabelle
Clignet gegaan om deze zaak nader te onderzoeken. Uit de
mond van Judick van Asten hoorden zij, dat zij inderdaad
door Jan Adriaan van Meurs was bezwangerd. Zij
verklaarde bereid te zijn voor de kerkenraad te
verschijnen en daar haar bekentenis te doen. Ook was zij
bereid om verantwoording af te leggen voor de burger
rechter.
Vervolgens confronteerde de dominee zijn ouderling Jan
Adriaan van Meurs in de vergadering van de kerkenraad
met hetgeen hij had gehoord. Na wat gedraai bekende Van
Meurs uiteindelijk met grote droefheijd, en hart
zeer, ja zelvs met de tranen in zijn ogen, dat hij
met Judick van Asten vleselijke conversatie had
gehad. Hij beloofde de kerkenraad, dat hij de komende
week met Judick van Asten in ondertrouw zou gaan. Van
Meurs deed om reden van zijn misstap vrijwillig afstand
van zijn ouderlingschap. Ook besloot hij vanwege deze
misstap niet deel te nemen aan het Heilig Avondmaal
totdat dit door een heilig en godzalige levenswandel zou
zijn weggenomen.
De overige leden van de kerkenraad hadden de bekentenis
van Van Meurs met droefheid aangehoord. Na rijp
beraad besloten zij hem tot boetvaardigheid over zijn
begane zonden te vermanen. Tevens werd hij door hen
aangemaand om hoe eerder hoe liever met Judick van Asten
te trouwen. De kerkenraad sloot ook Judick van Asten van
het Heilig Avondmaal uit tot het moment dat ook zij haar
leven had gebeterd. Zij heeft zich met
gehoorzaamheijd aan de suspensie onderworpen en
beloofde haar leven te zullen beteren.
De kerkenraad liet er geen gras over groeien en besloot
om, in de plaats van Jan Adriaan van Meurs, direct de
commies van de convooien en licenten Arnoldus van Meurs
tot ouderling te benoemen.
Op 13 mei 1742 beviel Anna Judick van Asten te Tilburg
van een zoon, die de doopnamen van zijn verwekker kreeg:
Jan Adriaan. Het kind werd door grootmoeder Anna
Isabella Clignet, de weduwe van Arnold van Asten, ten
doop gehouden.
Bron: (RAT)
Tilburg en Goirle doopboek 1734-1810, f.11
De belofte aan de kerkenraad dat hij in de week na 7
maart 1742 met Judick van Asten in ondertrouw zou gaan,
heeft Van Meurs niet waargemaakt. Pas op 15 mei 1742
ging hij te Tilburg met haar in ondertrouw en op 4 juni
1742 vond de huwelijksvoltrekking plaats.
Ondertrouw en trouw moest hetzij voor schepenen op het
raadhuis, hetzij in de kerk door de dominee
plaatsvinden. Niemand, van welke afkomst dan ook, mocht
thuis trouwen. Alleen bij duidelijke en grote nood kon
daarvan worden afgeweken. De kerkenraad was één van de
instanties die daarover een oordeel kon vellen. Zo’n
huwelijk mocht in zo’n geval alleen gesloten worden in
aanwezigheid van enkele familieleden, buren en de
kerkenraad. In het trouwregister moest in voorkomende
gevallen daarvan aantekening worden gemaakt.[3]
In het geval van de ondertrouw van Jan Adriaan van Meurs
en Anna Judick van Asten vond zowel de ondertrouw en de
trouw op grond van een resolutie van de kerkenraad in
het huis van de bruid plaats. Volgens de aantekening in
het trouwboek was zij zeer ziek en dreigde de dood
haar weg te rukken.
Ongeveer anderhalf jaar later besloot de kerkenraad van
Tilburg de uitsluiting tot het Heilig Avondmaal voor
zowel Jan Adriaan van Meurs als voor Anna Judick van
Asten op te heffen. Dominee Heuvel en zijn twee
ouderlingen zijn dit persoonlijk aan hen beide gaan
mededelen. Daarbij werden zij verzocht om bij het
eerstkomende Heilig Avondmaal van 6 oktober 1743
aanwezig te zijn. Beiden namen dit graag aan.[4]
Het echtpaar Van Meurs-Van Asten kreeg gedurende hun
huwelijk acht kinderen, waarvan er twee op jonge
leeftijd stierven.
Na verloop van tijd werd Johan Adriaan van Meurs toch
weer tot ouderling verkozen.
[1]
(RAT) Tilburg Acta
kerkenraad 304-3, ongef. (7-3-1742)
[2]
(RAT) Tilburg Acta
kerkenraad 304-23, f.8 (20-4-1743)
[3]
Artikel 28 van het
Echtreglement 1664
[4]
(RAT) Tilburg Acta
kerkenraad 304-3, ongef. (5-10-1743)
|