Het gebeurt niet zo heel vaak, dat een redelijk
gaaf schepenzegel onder een document wordt
aangetroffen. Van de meeste schepenzegels die
worden gevonden is de lak door de tand des tijds
vaak uitgedroogd. Daardoor barsten de zegels en
verpulvert de lak. |
|
Bij het toevoegen van documenten aan één van de
inventarissen van het archief van de Schepenbank
van Tilburg en Goirle werd onderstaand zegel uit
1726 aangetroffen. Om de details van het zegel
goed te kunnen bekijken werd er een sterke
vergroting van gemaakt. |
|
|
De tekst in de rand van het zegel luidt: S· CO·E
SCABINORUM (DE T)ILBOR·HV· GOIRLE.
Voor een grotere weergave KLIK HIER. |
|
De volledige tekst zou, na invulling van de
puntjes moeten luiden: SIGILLUM COMMUNE
SCABINORUM (DE T)ILBORGHVS GOIRLE
(gemeenschappelijk schepenzegel van Tilburg en
Goirle). De tekst tussen haakjes is op het zegel
weggevallen door het aanbrengen van de twee
openingen onder aan het zegel. Met een lias kon
door deze openingen zo nodig een dun koord
aangebracht worden. |
|
|
In het midden van het zegel staat Sint Dionysius
afgebeeld. Hij is de kerkpatroon van Tilburg. |
Deze Sint Dionysius wordt meestal afgebeeld als
hoofddrager. In een legende over hem wordt
verteld, dat hij het niet eens was met de plaats
waar hij werd onthoofd (Montmartre in Parijs).
Hij zou zijn afgehouwen hoofd hebben opgepakt en
ermee naar de plaats te zijn gelopen waar hij
begraven wilde worden. Die plaats was het
huidige Saint-Denis. |
|
|
Aan de linkerzijde staat het wapen met daar
boven een kroon van prins Willem van Hessen
Kassel afgebeeld. In 1710 kocht hij de
heerlijkheid Tilburg en Goirle en hield deze tot
1754 in zijn bezit. |
Hij was luitenant-generaal van de cavalerie en
verbleef maar zeer zelden op het kasteel van
Tilburg. |
|
|
Aan de rechterzijde van het zegel staan de drie
torens van het oude wapen van Tilburg
afgebeeld. |
Op bovenstaand zegel staan drie losse torens
afgebeeld. Het komt overeen met een dergelijke
afbeelding op een ouder schepenzegel, waarbij de
torens wel met elkaar verbonden waren. |
|
Nieuwegein, juni 2016
John van Erve |