|
De eed voor joden (eind 18e eeuw)
In de loop van de 18e eeuw vestigden zich enkele joden in Oisterwijk. Zij waren voornamelijk afkomstig uit Bohemen en Moldavė. Zij verdienden de kost in de handel of als vleeshouwers. Tilburg heeft pas in 1767 de eerste joden toestemming gegeven om zich daar te vestigen. Zij waren afkomstig uit Oisterwijk. Aanvankelijk weigerde het dorpsbestuur van Tilburg hen nog de toegang tot de heerlijkheid. De Staten-Generaal echter vond dat joden vrij moesten zijn zich in Tilburg te vestigen.
Het kon gebeuren, dat iemand van joodse afkomst voor schepenen moest verschijnen. Om een eventuele verklaring geloofwaardig te laten zijn moest de eed worden afgelegd. En om er op voorbereid te zijn, dat de eed op een juiste wijze werd afgenomen, werd kennelijk advies ingewonnen.
In de varia-serie van de schepenbank van Tilburg en Goirle werd onderstaand briefje aange-troffen. [1] Wie het heeft geschreven en de datum waarop het werd geschreven stonden er niet op vermeld.
De tekst ervan luidt als volgt:
In het document wordt verwezen naar Korach, Dathan en Abiram. Zij en 250 aanhangers kwamen volgens Numeri 16:31 tijdens de tocht door de woestijn in opstand tegen het leiderschap van Mozes en Aäron. God strafte alle oproerkraaiers door ze door de aarde te laten verzwelgen.
In de Sixtijnse Kapel van het Vaticaan in Rome wordt dit verhaal op een fresco afgebeeld.
[1] (RAT) Tilburg en Goirle R-Varia 18A (ongenummerd)
|