|
Johanna
Bastiaen
Snellaers
werd omstreeks 1694 te Tilburg geboren.
Zij was de weduwe van
Corstiaen
Stoffmeel [Stofmeel].
Samen met enkele anderen heeft hij zich
in 1727 schuldig gemaakt aan
verschillende berovingen,
geweldplegingen en diefstallen. Omdat
hij gevlucht was, werd hij pas enkele
jaren later voor deze feiten
gearresteerd. De schepenbank van Tilburg
en Goirle wezen op 28 april 1730 vonnis
tegen hem. Zij oordeelden, dat
Stofmeel
door de meester der scherpen
gerechte met de
coorde zou worden gestraft,
datte de
doot
naer
volge.
Kort na dit vonnis werd
Corstiaen
Stoffmeel
opgehangen. |
|
Ook tegen
Johanna Snellaers
werd op diezelfde dag door de
schepenbank een veroordeling
uitge-sproken.
Zij werd schuldig bevonden aan het
verkopen van door haar man gestolen
goederen en voor het uiten van
dreigementen aan het adres van
buurtbewoners. Voor haar aandeel werd
zij veroordeeld tot verbanning uit de
heerlijkheid Tilburg en Goirle. |
|
Uit de
stukken van drossaard Pieter van Hoven
bleek, dat zij na haar veroordeling in
plaats van een beter leven te beginnen,
zij als een vagebond is gaan zwerven. Op
verschillende plaatsen in Staats-Brabant
ging zij schooien. Soms
negeerde zij haar verbanning uit de
heerlijkheid en nam daarmee het risico
om bij ontdekking zwaarder gestraft te
worden. Ook nam zij af en toe haar
kinderen mee en spoorde hen aan om te
gaan stelen in een goed
huijs.
|
|
Op 23
november 1735 werd
Snellaers met haar 11-jarige zoon
Cornelis Stoffmeel
gearresteerd, toen zij in strijd met
haar verbanning in Tilburg verbleef. Na
haar arrestatie werd zij eerst in het
huis van vorster
Perrollet ingesloten. Zij had een
aantal bonte drukprenten en vier
bolletjes inlands vlas bij zich. Zij had
verder nog een stapeltje werk liggen bij
haar neef Thomas
Leijten, die aan het eind van de
Swaluwe
woonde. De vorsters
Perrollet en
Munnick zijn dat bij
Leijten gaan
ophalen. |
|
Als eerste
werd door de vorsters Cornelis
Stoffmeel
gehoord. Hij verklaarde met zijn moeder
ongeveer drie weken gewoond te hebben
bij Jan Philipsen
in Woensel. De drukprenten zou zijn
moeder ongeveer twee weken geleden
hebben gekocht van Marinus van der
Burght. Deze
woonde aan het veer bij Geertruidenberg. |
|
Ook hebben
zij enkele weken bij een broer van
Corstiaen
Stofmeel in
Linnich
(Hertogdom Gulik) verbleven. In de stad
Linnich zou
zijn moeder het vlas hebben gekregen. |
|
In de
tussentijd is er nog
eene een
timmerman geweest, die Cornelis alleen
met de naam Johannes kende. Hij wilde
met zijn moeder trouwen. Hij woonde op
ongeveer twee uur afstand van Sittard.
Die man heeft zich na enkele weken niet
meer laten zien. |
|
Verder
verklaarde de jongen nog, dat ze bij de
grote hoeven vlakbij de molen van
Udenhout
hadden geslapen. En ook op de Hoogt had
hij nog bij
Nicolaes
Goolen geslapen. Daar zijn zij
weggegaan omdat zij zo geslagen werden. |
|
Vervolgens
werd Johanna
Snellaers gehoord. Zij verklaarde
ongeveer twee weken geleden uit het
Hertogdom Gulik gekomen te zijn. In de
stad Linnich
heeft zij vlas gekregen. Ook zij
verklaarde de drukprenten bij Marinus
van der Burght
te hebben gekocht. Zij heeft met haar
zoon twee weken bij hem geslapen,
gegeten en gedronken. In die tijd heeft
zij gordijntjes voor Van der
Burght
gemaakt. |
|
In de
Koestraat te Tilburg heeft zij de vrouw
van ene Giel geholpen, die in het
kraambed lag.
Ver-der heeft zij als voedster
gewerkt bij Jan Lievens, bij wie Maria
Ancems
woonde. In haar verhoor somt zij nσg een
hele waslijst op van plaatsen waar zij
heeft gewoond of verbleven. |
|
Op 26
november 1735 verzocht drossaard Pieter
van Hoven de schepenbank, dat Johanna
Snellaers in
eenzame gevangenschap op de toren te
Tilburg zou worden opgesloten. Naast het
feit dat zij zich niet aan haar
verbanning had gehouden en als vagebond
heeft geleefd, heeft zij de beide
vorsters nog bedreigd. |
|
Deze
vorsters, die haar moesten bewaken,
heeft zij namelijk gezegd zich niet aan
haar verbanning te zullen houden. Mocht
zij voor deze overtreding ter dood
worden veroordeeld, dan zouden haar
zoons zich voor haar wreken en ervoor
zorgen dat de vorsters iets zou
overkomen. Ook probeerde zij met geweld
uit haar gevangenschap te ontvluchten.
De schepenbank honoreerde het verzoek
van de drossaard, waarna zij in de toren
te Tilburg gevangen werd gezet. |
|
Op 5
december 1735 vond een inhoudelijke
behandeling van de zaak door de
schepenbank plaats. Ondanks dat Johanna
Snellaers
geen bekennende verklaring heeft
afgelegd, bleef Van Hoven bij zijn tigt
en aenspraeck.
Na het voorlezen van dit document
verklaarde
Snellaers niet van een verbanning
te hebben geweten. Toen haar het vonnis
uit 1730 werd voorgelezen toonde zij
zich zeer verbaasd. |
|
Bij de
drossaard ontkende zij, dat zij op het
platte land was gaan schooien
en dat zij de kost verdiende met het
bedrukken van linnen. Ook dat haar kind
had gestolen ontkende zij. Het kind is
haar volgens haar zeggen hard huilend
achterna gelopen, en door haar
gecorrigeerd. Ook ontkende zij mensen
bedreigd te hebben. Dat had alleen
gekund als zij dronken was geweest en
het niet meer wist. Omdat zij niets van
de over haar uitgesproken verbanning
wist, verzocht zij de schepenen om
vergiffenis. Zij beloofde nooit meer te
zullen terugkeren binnen Tilburg en
Goirle zodra zij zou zijn vrijgelaten. |
|
De
drossaard vond dat het negeren van een
opgelegde verbanning en het bedreigen
van dienaren van justitie zwaar moest
worden gestraft. Hij wees de schepenen
er nog maar eens op, dat hij om die
reden de schepenen al eerder toestemming
had gevraagd
Snellaers in eenzame
gevangenschap op de toren op te sluiten. |
|
In verband
met de door Johanna
Snellaers gepleegde feiten
verzocht de drossaard, dat de schepenen
haar naar een plaats zouden laten
brengen, waar normaal gesproken
executies ten uitvoer worden gelegd. Als
voorbeeld voor anderen zou zij daar door
de scherprechter moeten worden gegeseld
en van het brandmerk van deze
jurisdictie voorzien moeten worden. Ook
wilde de drossaard dat zij tot betaling
van de proceskosten zou worden
veroordeeld. |
|
De
schepenen bepaalden dat zij met de zaak
tegen Johanna
Snellaers op 6 december 1735
verder zouden gaan en ondertussen advies
zouden inwinnen van een rechtsgeleerde. |
|
Na
ingewonnen advies werd Johanna
Snellaers op
6 december 1735 door de schepenen
veroordeeld. Te rekenen vanaf de dag
waarop het vonnis werd uitgesproken,
moest zij gedurende acht dagen in
eenzame gevangenschap worden opgesloten
op de toren te Tilburg. Gedurende die
tijd werd zij daar op water en brood
gezet. Na het uitzitten van deze straf
werd zij wederom verbannen uit de
heerlijkheid. Daarnaast werd zij
veroordeeld tot betaling van de
proceskosten. De schepenen stelden haar
een geseling en brandmerking in het
vooruitzicht indien zij zich wederom
niet aan de verbanning uit Tilburg en
Goirle zou houden. |
|
Nieuwegein, 16 maart 2015 |
|
|
Bron:
(RAT) Tilburg en Goirle Schepenbank
Varia 48B, ongenummerd. |