|
In het jaar 1668 werd in Tilburg een strafproces
gevoerd tegen notaris en procureur Johannes van
Rotterdam. Hij werd ervan verdacht fraude te hebben
gepleegd door reeds eerder gebruikte zegels op
nieuwe documenten te plakken. |
|
De schout van Tilburg en Goirle verzamelde
verschillende bewijsstukken. Kennelijk was het hem
er óók aan gelegen Van Rotterdam op een negatieve
manier te positioneren. Hij wilde de
schepen-bank ervan
overtuigen, dat Van Rotterdam een geldwolf was en
kennis aan de verkeerde personen had. |
|
Bij het bestuderen en uitwerken van het dossier[1] van dit strafproces trof ik een akte aan,
waarin een echtpaar uit Loon op Zand voor schepenen
een verklaring aflegden. Zij deden daarin uit de
doeken hoe de drossaard van hun woonplaats zijn
beloften niet nakwam en hen geld en vee afhandig
heeft gemaakt. |
|
Ook zou deze drossaard hen doormiddel van het
aangaan van een erfrente, zich voor de rest van hun
leven aan zich gebonden hebben. Hij kon namelijk
allang vermoeden dat zijn debiteuren een groot
bedrag niet zouden kunnen betalen. Het bewijs
daarvan werd aangetroffen in de protocollen van
notaris Van Rotterdam. [2] Ik kan mij niet aan de
indruk onttrekken, dat de drossaard en de notaris
onder één hoedje hebben gespeeld. |
|
Het echtpaar Marten Peters (alias
Koeckoeck) en
Magdalena Anthonis
woonden in de Moer bij Loon op Zand. Het waren
eenvoudige boerenmensen die niet konden lezen en
schrijven. Zij hadden in ieder geval één zoon. |
|
In het jaar 1662 vervoegden zij zich bij de
rechterlijke macht van Loon op Zand. Zij waren
misnoegd over het gedrag van hun zoon. Deze werd
gearresteerd en gevangen gezet op het kasteel van
Loon op Zand. Daar heeft hij een tijdje vastgezeten
en werd er een strafrechtelijke vervolging tegen hem
ingesteld. |
|
[3] |
|
Nadat de jongen een poosje vast had gezeten deden de
ouderlijke gevoelens voor hun zoon steeds meer van
zich spreken. Zij besloten om naar drossaard Ivo van
den Heuvel te gaan en een goed woordje voor hem te
doen. Zij verzochten de drossaard om hun zoon in
vrijheid te stellen. |
|
Van den Heuvel wilde daaraan wel meewerken, maar dan
moest het echtpaar hem eerst twee ooien met twee
lammeren én vier dukaten geven. Pas als zij de
ooien, de lammeren en het geld gegeven zouden
hebben, dan zou hij hun zoon in de nacht vrijlaten.
Op die manier kon hij onopgemerkt weer thuis komen. |
|
Marten en Magdalena
lieten er geen gras over groeien en vervoegden zich
de volgende dag al bij de drossaard. In het volste
vertrouwen dat hun zoon weer snel thuis zou komen
overhandigden zij hem de dieren en het geld.
|
Die nacht bleven zij op om hun zoon weer thuis te
kunnen verwelkomen en hem in de armen te kunnen
sluiten. Maar hoe zij ook wachtten, hij verscheen
niet. Voor de zekerheid wachtten zij nog maar een
nachtje extra, maar ook die nacht zou hun zoon niet
thuiskomen. |
|
Om die reden gingen zij de volgende dag maar weer
eens naar Van den Heuvel en vroegen hem waarom hij
hun zoon nog niet had vrijgelaten, terwijl hij dat
wel beloofd had te zullen doen. De drossaard gaf hen
als antwoord: “het can
nog niet sijn,
maer
maeckt
eenen hamer te hebben,
met eenen bijtel ende
gij sult eenen
schuijtjen vinden liggen
in den graft vant
casteel.
Vaert
daermede
aende
muer
vande
gevanckenisse ende
slaetse deur. Die van
het casteel
slaepen
soo vast.
Sij en sullen het niet
hooren ende dan sult gij
uwen soon
daer
vuijt
crijgen.” |
|
Uiteraard weigerden zij dat te doen en gingen
onverrichter zake weer naar huis. Zij begrepen niet
hoe de drossaard zo’n antwoord heeft kunnen geven. |
|
Enige tijd daarna werd hun zoon toch vrijgelaten.
Marten en Magdalena
werden daarop door drossaard Ivo van den Heuvel
ontboden in de herberg van Pierre
Poisson in Loon op Zand.
Daar op 27 september 1662 aangekomen vertelde Van
den Heuvel hen, dat zij de kosten voor de detentie
van hun zoon en zijn verteringen dienden te betalen.
De drossaard zei, dat zij hem daarvoor honderd
rijksdaalders moesten betalen. |
|
Geschrokken van het hoge bedrag zeiden zij tegen de
drossaard dat zij zoveel geld niet hadden. Van den
Heuvel bleef echter maar aandringen op de betaling
van dit bedrag. |
|
Uiteindelijk sloeg Van den Heuvel voor om een
obligatie te laten opmaken voor en bedrag van
driehonderd Karolusguldens. Hij zou Marten en
Magdalena vijftig gulden
aan contant geld geven. Hij was tevreden met de
jaarlijkse rente over het verschuldigde bedrag. Deze
rente moesten zij hem betalen zolang zij zouden
leven. Het geld uit de obligatie zou hij dan na hun
overlijden nog wel krijgen. |
|
Uit angst voor de drossaard konden zij zijn voorstel
niet weigeren. Onmiddellijk werd door de Tilburgse
notaris Johannes van Rotterdam, die “toevallig” ook
in de herberg aanwezig was, een obligatie opgesteld.
Er werd een rente bedongen van vier procent. |
|
Notaris Johan van der Hagen uit ’s-Hertogenbosch zou
volmacht worden verleend om het bedrag, de rente en
de vest op de onroerende goederen van Marten en
Magdalena in Loon op
Zand te laten passeren. |
|
Nadat het document was opgesteld zei Van Rotterdam
tegen Van den Heuvel: “daer
moet ick nu
vijftich gulden van
hebben.” |
|
Nadat de obligatie voor de notaris in
’s-Hertogenbosch was verleden hebben zij de beloofde
vijftig gulden in gedeelten van
Van den Heuvel ontvangen. Aan rente hebben
zij een keer een bedrag van twee dukaten aan Van den
Heuvel betaald. Ook hebben zij hem een keer een koe
gegeven ter waarde van f.23,-. Daarvan zouden zij
graag een kwitantie van Van
den Heuvel hebben ontvangen. Zij hebben er meermalen
naar gevraagd, maar de kwitantie kregen zij nooit. |
|
Ja, en dan nog die vijftig gulden:
hoogstwaarschijnlijk hebben zij die aan Van
Rotterdam moeten afgeven als beloning voor het
opmaken van de obligatie. Bewijs daarvoor werd niet
aangetroffen, maar deze heren inmiddels
“kennende”……… |
|
In de protocollen van notaris Van Rotterdam uit
Tilburg werd de betreffende procuratie
aangetroffen.[4] Het document maakt, vergeleken met
andere akten in de protocollen, een slordige indruk
en is door een aantal renvooien in de marge op
verschillende punten aangepast of aangevuld. Met aan
zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden
aangenomen, dat deze akte in de herberg van Pierre
Poisson werd geschreven. |
|
|
Fragment uit de procuratie, die veel doorhalingen
en renvooien kent. |
|
In het document verlenen Marten en
Magdalena volmacht aan
notaris en procureur Van der Hagen uit
’s-Hertogenbosch. Uit hun naam mag deze notaris een
erfrente registreren aan drossaard Ivo van den
Heuvel te Loon op Zand. Het bedrag van de erfrente
bedroeg van £ 250,-, met als onderpand de stede en
verdere goederen, waarin Marten Peters en zijn vrouw
woonden en die zij gebruikten. In de akte werd
vermeld, dat deze erfrente voortkwam uit geleende
gelden. De jaarlijkse rente bedroeg vier procent. |
|
Zij beloofden dit bedrag over één jaar met de
afgesproken rente terug te betalen uit de stede en
verdere goederen. Indien zij het bedrag op 27
september 1763 niet zouden hebben terugbetaald, dan
mocht Van den Heuvel het pas opeisen na hun beider
dood. Hij zou dan met de helft van het bedrag
tevreden moeten zijn. |
|
Terwijl Ivo van den Heuvel drossaard was van Loon op
Zand, was hij tegelijkertijd schout van
Besoijen. Zijn reputatie
daar was op zijn zachts gezegd niet al te best. Rond
het jaar 1678 werd er tegen hem een proces voor de
Raad van Brabant gevoerd in verband met malversaties
in de boeken van Besoijen.
Hij werd er sterk van verdacht geld uit de
dorpskas in eigen zak te
hebben gestoken. De heer van
Besoijen heeft hem daarom tijdelijk uit zijn
functie ontheven, maar later toch ook weer
aangesteld. |
|
Helaas zijn er van notaris Van der Hagen uit
’s-Hertogenbosch geen archieven bewaard gebleven.
Daardoor kon de inhoud van de obligatie
niet gecontroleerd worden. |
|
Nieuwegein, 3 maart 2015
John van Erve |
|
[1] (RAT) Tilburg en Goirle ORA-Varia doos 38
[2] (RAT) Tilburg N23-12 (27-9-1662)
[3] Afbeelding uit de beeldbank van het Regionaal
Archief Tilburg
[4] (RAT) Tilburg N23-12
(27-9-1662) |