Gedichten van Eiland der
ziel geopend (1)
De dichter Gerrit Achterberg staat bekend
als een moeilijk dichter. Men noemt zijn gedichten vaak hermetisch, gesloten.
Het is alsof bij Achterberg de betekenis van het woord gedicht afgeleid is van
het werkwoord dichten in de zin van dicht maken. In deze
aflevering van Leydraden open ik een rubriek waarin ik een aantal gedichten uit de bundel Eiland
der ziel van een bespreking zal voorzien. De bedoeling van die besprekingen is om open
te maken wat dicht is.
EILAND DER ZIEL
Eens stond uw adem in mij stil
en mijn bloed onder uw hartslag;
uw borsten waren sterk, een wil
waarover mijn donker hart lag.
Alleen de helle wendingen der ogen
vingen het vuur der over-ogen:
een vierend registreren
van ogenblik tot eeuwigheid in het gemoed
en van elkanders eigenheden zoet -
aandachtig accepteren.
En in een alom wervelend verliezen
van bloem en zon en horizon
stegen uw stille zielekimmen
blauw aan het hart rondom..
*
De belangrijkste biologische functies van
twee lichamen, de ademhaling en de bloedsomloop, zijn verstrengeld. Het gedicht spreekt
van uw adem, die stilstaat in mij, en van mijn bloed, dat
hetzelfde overkomt onder uw hartslag. De adem stokt en het bloed schijnt stil te
komen staan. Welk verschijnsel is bij verstrengelde lichamen zo adembenemend en
bloedstollend als het orgasme, dat vanwege deze ervaringen wel de kleine dood
wordt genoemd? Dit gedicht brengt ons in de eerste twee regels midden in het gebeuren en
in de erop volgende regels wordt het scenario nader uitgewerkt, niet alleen in
het lijfelijke maar vooral in het psychische.
Hij voelt haar sterke borsten onder zich.
Zij zijn als symbolen van haar sterke wil, haar krachtige persoonlijkheid. Daarover ligt
zijn donkere hart. Zijn hart is donker. Wat wil dat zeggen? In duisternis regeert
het kwaad en dreigt het gevaar. Daar zijn strevingen die het daglicht niet verdragen, daar
ontbreekt het licht van de hoop. In het gedicht Licht, dat ongeveer in
dezelfde tijd moet zijn ontstaan als het bovenstaande, zien we ook die tegenstelling
tussen het hemels vrouwelijke en het duister mannelijke:
LICHT
Gij stondt met een hoog hopen
tegen mij aan.
Ik was het zelf die stond
tegen uw hopen aan.
O, dat in deze zuivere waan
zo grote eerlijkheid beleefde
het bloed en dat het blinde weten
voortaan
alleen het ene licht blijft zien
sluimerend in uw hart voordien.
(Afvaart, 35)
In het hart van de vrouw heerst het
licht van het hoog hopen, van de zuivere waan en van de grote eerlijkheid.
In de man is daartegenover slechts het bloed en het blinde weten. De
duistere hartstocht van de man (bloed) en zijn dierlijke instincten (blinde weten) hebben
het licht dat in de vrouw is dringend nodig. De man biedt geen steun aan de vrouw, maar
leunt tegen haar aan. De vrouw is de sterke, de draagster van het licht, de
Beatrice. Zo
ook in het onderhavige gedicht waar het donkere mannenhart een schaduw werpt over de
sterke vrouwenwil. In de hoofse liefdeslyriek is vanaf Dante en Petrarca de vrouw de
sterke, de hemelse, de godesse of voochdesse die superieur is aan
de mannenziel.
In de tweede strofe van Eiland der ziel
zien we de flitsende ogen in volle aandacht voor elkaar om de diepste zieleroerselen tot
in de kleinste details te kunnen registreren. En deze registratie is een feestelijke, een
triomfantelijke. Het is een vierend registreren van triomfen in het diepst van de ziel. De
zielen juichen om het feest van het lichaam, het feest van het ogenblik, dat reikt tot in
het eeuwige en dat niet anders wil dan vereeuwigd worden. Tevens hebben de ogen een diepe
en accepterende aandacht voor de eigenheden van de ander, voor dat typisch andere in de
belevingen van lijf en ziel, zoals dat vooral in de ogen te lezen is.
En in de stijgende zaligheid van het
moment, in die bijna mystieke extase die aangeduid wordt met dat wervelend
verliezen van bloem en zon en horizon vallen haar ogen dicht en verwijlt hij met
zijn aandacht bij haar zielekimmen, bij de horizonnen van haar ziel. En hij ziet deze
zielekimmen stijgen, blauw aan het hart rondom. Dit raadselachtige blauw dat
met de alom aanwezige weelde van het hart te maken heeft, is ook in een ander erotisch
gedicht van Achterberg aanwezig, namelijk in het veel latere Sexoïde (uit de
bundel Cenotaaf van 1953), waarin de regels voorkomen:
.......
Na enkle diepe schokken doet zich blauw
Gelukkig licht bij haar naar binnen
drijven.
Sperma en sterren zilveren dooreen.
De hemel valt met vlagen door ons heen,
En laat mij in mijn beenderen alleen.
Ongelooflijk, hoe de taaltovenaar
Achterberg het onzegbare onder woorden weet te brengen. |