Soms moest je de schietkuil in. Aan het eind
van de schietbaan lag een diepe greppel, de schietkuil dus, waarin
de palen stonden opgesteld, met aan het boveneinde een papieren
doelschijf.
Die moest af en toe vervangen worden. Voor de
veiligheid werden er speciale tweekleurige bordjes omgeklapt zodat
iedereen wist dat er dan niet geschoten kon worden.
Op een woensdag waren we op zwemoefening in het
riviertje "De Berkel.” Het water stond nogal hoog. Ik genoot die
middag en kwam, nét toen we eruit moesten, als laatste onder het
lage brugje door. Terwijl ik ging staan stootte ik mijn hoofd
gruwelijk aan het beton boven me. Een flinke jaap in mijn hoofdhuid!
Door een hospik werd ik netjes met jodium
behandeld en van een pleister voorzien.
De dag daarop, vond weer een schietoefening op
het programma en werd ik, gekozen om de doelen te gaan vervangen.
Daar aangekomen bleek een van de palen
middendoor geschoten te zijn en die diende vervangen te worden om de
schietschijf weer even hoog neer te zetten. Dit bracht me op het
idee om in het weekend mijn moeder de stuipen op het lijf te jagen.
Ik vertelde haar toen ze de pleister op mijn
hoofd zag en vroeg "Maar jongen, wat is er met jouw hoofd gebeurd?"
"Moeder, ik stond de schietschijven te vervangen, maar omdat er een
paal was afgebroken, hield ik die met één hand omhoog. “Toen ze veel
te vroeg met het schieten begonnen, schoten ze dwars door de
bovenkant van mijn helm en raakten mijnen kop nét!"
"Maar jongen toch”… schrok ze…”Ge had wel dood
kunnen zijn…" Waarna ik mijn echte verhaal dan toch maar deed.
"Och”, gij altij, zei ze lachend, "ik had oe
bijna geloofd!"