VERHALEN
OP ZOLDER
Op
kindertijd naar bed. Dat gold zoals overal voor ons alle
zeven. En, zo ging dat in de winter, een lepel
levertraan. Daarna een hapje suiker of een snoepje, om
de levertraansmaak te verdrijven.Je tanden poetsen en
dan naar bed. Samen gingen we zo rond acht uur naar
boven. Nog even kletsen en dan het licht uit!
Zomers
mocht dat wel rond negenen of als je nog wat ouder werd,
om tien uren. De bedtijd werd bij ons thuis voorzichtig
ingevoerd. Zo mocht ik, omdat ik twee jaar ouder was,
een halfuur langer opblijven dan mijn twee jaar jongere
broertje. Ik ging gewoon met de kleinsten naar bed. Maar
zodra hij sliep mocht ik op mijn tenen naar beneden
komen. Spannend was dat!
Mijn
vijf zussen sliepen apart van de jongenszolder op een
eigen kamer. Ernaast dus, lagen mijn broer en ik. We
sliepen in een hoog ouderwets houten ledikant dat zo
mooi in een kersenhouten kleur was geschilderd, dat het
leek alsof het echt van dat chique hout vervaardigd was.
Het oude en dikke matras was goed en warm voor ons.
Boven ons bed hing een kruislieveheer en een rond stuk
gips in kleur, wat een jongenscommunicantje voorstelt
dat zijn tong uitsteekt en van Jezus zelf, de H. hostie
krijgt aangereikt.
Links
van het bed hing een foto uit Lourdes met een enorme
groep Lourdesgangers erop, waaronder mijn tante en ons
moeders moeder. Naast die grot hing een indrukwekkend
aantal krukken wat ons het idee gaf dat in dit
genadeoord iedereen genas. Een barst in het glas
doorsneed het geheel. Rechts van het bed hing een
oliedrukprentje ingelijst waarop een engelbewaarder was
afgebeeld die twee kindjes voor de afgrond behoedt. Een
krullerig jongetje in een rijk fluwelen pakje en een
meisje, met pijpenkrullen in een slap rood jurkje.
Dan
weer links naast het bed; ik sliep zelf rechts, stond
een H.Hartbeeld met een keurig bebaard, maar iets te
lievig mannengezicht. Het had een rode mantel om zich
heen en op de borst een vlammend gouden hart. Zijn
linkerhand, stak met een vinger vermanend en
onderwijzend omhoog en was met een houten pen in een gat
bevestigd dat in Onze-Lieve-Heer zijn mouw paste. Dus
daarmee speelden wij en soms wees hij dus naar de vloer
of we deden of "Hij daar", het verkeer voor
ons regelde. Zijn rechterhand echter steeds vastzittend
op zijn borst, op zijn hart wijzend.
Op
die zolder viel het soms niet mee, om rustig in slaap te
vallen zonder enig storend geluid van de rest. We
spraken dan ook na verloop van tijd af, dat we wedstrijd
hielden wie het langste stil kon zijn.
Ik
zou dan een verhaal vertellen en de rest zou luisteren.
Iedereen zweeg.
Een
enorme wind doorsneed soms de stilte! Zo een die van
vér aan komt rollen. Lachen was het dan! "Da
waarde gij!!" "Nee! Da waarde gij!
Viezerik!" Niemand dus! Als er dan nog zo een
volgde was het hek van de dam en riep ons moeder:
"Zijn jullie eens stil daar boven!"
Wanneer
de rust was weergekeerd ving onze wedstrijd van wie het
langste stil kon zijn opnieuw aan en ging ik door met
vertellen. Ik verzon ter plekke wat of herhaalde
verhaaltjes uit de schoolboekjes die we daar net gelezen
hadden. Over "Karel ende Elegast" of waarom
varkens in de modder wroeten of waarom kraanvogels maar
één poot hebben: iedereen was stil en luisterde.
Tenminste,
dat dacht ik. Als ik na een kwartier vroeg: "Was
het mooi?" kreeg ik geen enkel antwoord meer. Alles
en iedereen was in diepe rust. Allang tijd voor mij dus
om óók te gaan slapen!