Het was in de tijd dat we ‘s avonds nog laat buiten
mochten spelen. "Binnenkomen als de straatlantaarns
aangaan!" zei ons moeder dan. Wie dan het eerst
naar binnen kwam, moest tegen etenstijd de buitenspelers
gaan roepen om aan tafel te komen. Het was in die tijd
nog rustig op straat. Er kwam nauwelijks een auto langs.
De kinderen werden zelfs kwaad als er een auto langskwam
en ze hun spel moesten onderbreken. Karren zag je nog.
Van de kolenboer, van de groenteboer en soms de
vuilniskar.
Mijn broertje was in die tijd een échte pechvogel!
Zodra er een kar met paard, meestal toch behoorlijk
hard, door onze de straat reed dan was het de kunst om
zo hard te lopen als je kon en die dan in te halen en er
op het juiste ogenblik achterop te springen. Je moest de
kar vastpakken én vasthóuden, terwijl je je langzaam
optrok. Je klemde je eerst met opgetrokken knieën aan
de kar vast, en kon dan al bungelend een eindje
meerijden. Je probeerde je dan ook nog eens zó hoog op
te trekken dat je er helemáál op kon klimmen. Mijn
broer probeerde dat ook, maar hij viel er ook altijd
weer af! Gevolg, een grote buil op zijn voorhoofd!
In diezelfde tijd gingen we met school, klas voor
klas naar de kerk om te gaan biechten. In een lange rij
zag je dan een klas van zo’n veertig leerlingen over
de stoep gaan. Gezellig pratend over van alles. Oók als
er op die dag de vuilnisbakken buiten stonden. Eén
leerling zag die dan niet en struikelde er languit over.
Ja, mijn broer dus! Met als gevolg, wéér een bult op
zijn hoofd. Nóg moeilijker waren voor hem
lantaarnpalen, die hij voorbij wilde wanneer hij juist
omkeek. En "bats!" Alwéér een dik voorhoofd!
Zo was het eens etenstijd en moest ik hem naar binnen
roepen. Ik rende de grote poort uit en de straat op.
Totdat ik hem op de hoek al tegenkwam en hij, mij óók!
Hij liep opgewekt de volgende knal tegemoet! We knalden
met onze koppen tegen elkaar! Ik zag het gebeuren…
Zijn voorhoofd zwol... Boven zijn rechteroog, zoals het
dat gewend was. Ik mankeerde niks! Ach! broertje… Hij
is zo gebleven.
En ook nu nog gaat hij nérgens voor opzij!