KNIKKEREN
Zodra
de eerste voorjaarszon scheen en het opnieuw weer werd
om buiten te spelen, haalden wij onze knikkers voor de
dag. Geverfde kleiknikkers waren het, in allerlei
kleuren. Maar ook glazen knikkers, met zo'n beukennootje
aan de binnenkant. Door ons ook wel "Belskes"
genoemd. Knikkers met gekleurde slangetjes van glas er
doorheen. Of de nóg grotere, die wel voor vijf telden,
de "proemen" zoals wij die noemden. Meisjes
knikkerden meestal in knikkerkuiltjes en je speelde met
hen als er verder geen vriendje was om gewoon langs de
trottoirband te knikkeren.
Op
een dag vond ik een nieuw spelletje uit.Op het
schoolplein legde ik op de kruising van vier tegels een
knikker. Vijf passen daar vandaan, ging de gooier staan
die precies in de tegelgroef kon gooien, waardoor de
knikker recht op zijn doel af kon gaan. De tegenpartij
op zijn beurt, gooide ook vijf stappen van het midden
verwijderd uit de tegenoverliggende richting. Raakte
hij, dan was de knikker die er lag voor hem, en moest
hij er zelf een nieuwe opleggen.
In
het begin waren er wel wat twijfelaars aan mijn nieuwe
methode, maar ze waagden het tóch maar. Er was veel
bekijks. De knikkers ketsten soms zó hard, dat de
stukken eraf vlogen!
Thuisgekomen,
ging ik na het eten weer zo snel mogelijk naar buiten.
Ik won en won… Ik won de meeste keren. Er zaten wel
tachtig knikkers in de grote bruine knikkerzak die ons
moeder van een oud gordijn had gemaakt en die ik met een
stuk pees (pitkatoen) stevig dicht kon trekken. Ik legde
ze pal onder mijn bed.
Het
vuur van het spel in mij was nog lang niet
uitgedoofd.Moegespeeld, lag ik nog een lange tijd na te
genieten van zóveel rijkdom. Zo rijk als toen, heb ik
me daarna nooit meer gevoeld...