KERKKOOR
Al op mijn zesde jaar wilde ik
zingen in het jongenskoor van onze parochiekerk. Zó
mooi, vond ik dat. Jammer genoeg vond men de
eersteklassertjes daar nog wat te jong voor. Ik ging het
uit school gekomen tóch maar eens vragen op de
pastorie, waar onze kapelaan, de dirigent, me opendeed.
Hij vond het wel dapper, dat ik het als klein ventje
zomaar durfde vragen en zag er wel wat in. Hij vroeg me
wat vóór te zingen en ik zong verlegen een paar regels
van "vogeltje wat zing je vroeg" in zijn oor.
Hij knikte, "Ik zal mijn best doen bij je
onderwijzer, je hebt immers je eerste communie nog niet
gedaan!" Blij rende ik naar huis, om het goede
nieuws te vertellen. En inderdaad, ik mocht de komende
maandag al meteen na vieren blijven om op de pastorie,
die vlak naast de school lag, mee te gaan zingen.Vanaf
die dag was ik lid van het jongenskoor en werd dat later
ook, van het mannenkoor. Zo bleef ik jarenlang trouw op
hoogtijdagen een aantal missen zingen. Voortaan elke
zondag dus naar de hoogmis en zingen in het mannenkoor.
Het was bij het mannenkoor daarboven achteraan in de
kerk, een apart wereldje.Op het grote oksaal, stonden we
steeds even voordat de mis begon al klaar. Zodra de
organist inzette, zongen wij de verplichte gezangen tot
aan de preek. Dan zweeg het orgel en wij ook. Soms,
wanneer de preek ons niet boeide, werd er gekaart.
Beneden zagen ze daar toch niks van. Alleen Harrie, een
wat oudere zanger, stond altijd met zijn handen op zijn
rug naar ons toegekeerd de kerk in te kijken en volgde
schijnbaar de preek. Ik had een ondeugende bui en toen
ik Harrie weer eens duimen zag draaien, kneep ik er eens
hard in. "Aaahh! ", klonk het door de kerk,
waardoor de pastoor zijn preek even onderbrak, en met al
de kerkgangers naar boven staarde. In mijn onschuld trok
ik me voorzichtig terug, deed een stap opzij en zweeg.
Harrie keek om, maar kon geen dader vinden. Met het
schaamrood op zijn gezicht trok hij zich terug. De preek
ging verder. De parochianen hoorden weer toe. Zoals
daarvoor…
|