EIEREN
Bij
ons was van alles dus steeds voorradig. Behalve eieren.
Die haalden we wekelijks rechtstreeks bij de boer. Mijn
broer en ik hadden om de week de beurt om ze te gaan
halen. "Minstens dertig stuks en geen een
kapot!" waarschuwde ons moeder dan. Op onze enige
en ouwe damesfiets. Een beetje scheef en hangend omdat
ik nog maar nauwelijks bij het zadel kon en staande op
de trappers met een grote tas die aan het stuur
bungelende, ging ik de boer op.
Het
was een eindje achteraf. Langs de grote baan en dan de
zandweg op.
Ik
moest zodra ik de boerderij naderde altijd eerst langs
een grote zwarte hond die gelukkig aan de ketting lag.
Ik klopte zodra zijn luide geblaf even ophield, op de
openstaande deur van de grote propere, en tot aan het
plafond betegelde woonkeuken.
Er
was altijd wel iemand in huis.Dat zag je zo, omdat er
dan klompen buiten de keukendeur stonden. De boerin was
dus binnen.
In
een lange zwartbonte schort,haar grijswitte haar met een
grote bruine schildpad haarkam van achter opgestoken,
kwam ze dan naar buiten. "Loop maar efkes
mee", zei ze dan.
Zo
liepen we samen naar het grote achter de boerderij
gelegen kippenhok. Soms stonden de eieren in een grote
schaal al op een tafel klaar. Die eieren mocht ik van
ons moeder niet meebrengen. "Verse" had ze
gezegd. Ik vroeg dan ook speciaal om "verse
eieren". "De kippen hebben ze nog niet
gemist", antwoordde ze dan altijd. Terwijl deed ze
eerst wat stro onder in de tas. Vanuit een grote kist,
wikkelde ze de eieren stuk voor stuk in een reep
krantenpapier. Dan deed zij ze voorzichtig in onze tas.
Het
laatste ei ging ze speciaal voor me halen en was groter
dan de rest. Soms hing het stro er nog aan. "Hier,
een dubbeldooier", zei ze dan. "Die is voor
jou!" "Als ik die maar héél thuis
krijg!" was mijn antwoord. "Hier! een extra ei
erbij. "Niks zeggen", zei ze. Ze rekende af:
voor elk ei zeven centen, ook voor die grote
dubbeldooier en ééntje gratis voor het breken. Zo
stond ik opnieuw op de trappers en ging op huis aan.
Als
je moest stoppen en je kon niet snel genoeg remmen, dan
moest je met gestrekte benen je fiets tot stilstand
brengen. Oef… Als dat maar goed gaat! Dat kan hárd
aankomen! De eiertas, schommelende aan het stuur. Een héél
enkele keer waren ze als ik thuiskwam nog allemaal héél.