FANNY
EN ROOSJE
Zolang
ik me kan herinneren hadden onze buren een hond. Klein
van stuk, en vriendelijk blaffend. Niet agressief, maar
meer omdat dat nu eenmaal van honden verwacht wordt.
De
eerste van de twee die ze er hebben gehad, Fanny
geheten, was een zwart- witte wat spaniëlachtige hond
met hangoren. De tweede, Roosje, was een soort bruine
fox gemengd met nog wat onduidelijks maar ook niet erg
groot. Zij vormen samen de herinnering aan vroeger.Zij
zullen zoals ik ze kende nooit uit mijn geheugen
verdwijnen.
Met
Jantje onze godvruchtige buurjongen, speelden wij als
Rooms-katholieke jeugd "misje" met een echt
miniatuur altaartje. Daarbij droeg hij
kinder-priesterkleren.
De
mis werd in de huiskamer gehouden, waar het
kinderaltaartje stond opgesteld. In jampotten met
"pispotjes" ofwel
"vingerhoedskruid", als versiering, zag het er
allemaal nóg echter uit. De hosties die we kregen waren
uit ouwel geknipt,wit snoeppapier van drie cent per vel
en gekocht bij onze bakker. De plechtigheid duurde dan
ook precies tot op het moment dat de "hosties"
op waren.Behalve die ene keer dan, toen Fanny dood ging.
We
kenden de dood wel als onderdeel van het dagelijkse
bestaan, maar van zó dichtbij en nog wel van Fanny, was
wel erg schokkend. Er kon dan ook niks mooiers volgen
dan een plechtige begrafenis door ons, de buurkinderen.
Achter onze huizen lag een grote doorgang. De
"grote poort" zoals wij die noemden. Deze gang
kwam uit op een hoekje waar veel brandnetels groeiden en
waartussen de vele spinnenwebben ook heel wat prachtig
gekleurde slakkenhuizen te vinden waren. Een stukje van
deze hoek werd omgespit. Een grafje werd gedolven.
Daarna gingen we naar binnen.
Fanny
werd in een klein groentekistje gelegd en met een stuk
jute afgedekt. Een huishoudtrap deed dienst als
draagbaar. Mijn vijf zussen kleedden zich in rouw, door
van de oude veel te grote, zwarte kousen van onze
buurvrouw de voeten af te knippen en ze als bekleding
over hun kuiten te trekken. De één met een sjaal, de
ander met een stuk laken over het hoofd, vertrokken we.
We sloegen onze handen voor onze ogen en deden alsof we
huilden.
Nadat
de rouwmis met Fanny in ons midden gedaan was, zette de
stoet zich langzaam in beweging. Alles in processie door
de grote poort, richting kerkhofje.
Daar
werd het kistje met Fanny neergelaten en door ons met
bloemblaadjes van Afrikaantjes bestrooid en ondergestopt
met flink wat zand. We hoogden het geheel op als een
zerkje en plantten er bloemen op. Een klein kruisje,
twee stokjes aan elkaar gedaan, completeerde het geheel.
Het
was een prachtige plechtigheid geweest. Net écht.
Eigenlijk konden we er niet genoeg van krijgen! Dus werd
er nóg een begrafenis op touw gezet en dan zou bij
gebrek aan een overledene mijn oudste zus voor lijk
spelen en door ons de poort rondgedragen worden. We
legden haar op haar rug op de huishoudtrap en dekten
haar van boven tot onder met een bruingrijze
paardendeken af. De stoet zette zich opnieuw in
beweging. Maar helaas, "boem!" De trap
kieperde! En dáár lag ze! Vol pijn in haar rug! Bóós
was ze! Omdat we haar letterlijk hadden laten vallen. Ze
ging huilend naar huis, het spel was over!
Fanny
werd later vervangen door Roosje, een hond waarvan we
haar einde niet hebben gekend. Het laatste wat ik van
haar zag, was dat ze met een tevreden trek over haar kop
in de zon lag te slapen. Op de warme rode stoepstenen
vlak naast het perk met de slaapmutsjes. De lucht trilde
die dag… Zó warm was het! Ik zag de rij tepels op
haar zonverwarmde roze buik, die zacht op en neer ging.
Eén
oor bewoog ze. Nog net op tijd om een vlieg te
verjagen…