SLOOT
In
mijn lagere schooltijd kon ik me in van alles verdiepen
en er geconcentreerd mee bezig zijn. Ik werd ik er dan
zo door in beslag genomen, dat ik wegdroomde, en even in
een andere wereld vertoefde.
Op
een warme zomerdag zat ik in de middagpauze eens aan een
slootje naar het water te turen, naar alles wat daar
krioelde, of met lange halen over het water scheerde
zoals
de schrijvertjes. Vlak daaronder de watertorren. Ze
schenen even boven te komen om een luchtbel op te halen,
om daarmee dan meteen weer naar de diepte te verdwijnen.
Stekeltjes en jonge baars schoten in grote scholen
voorbij. Door de wat drabbig groene strook water, wat
helderder wordend naar het midden, tuurde ik naar alles
wat daar onder zoal leefde. Het kroos lag er als een
sprei over het water en de waterpest tierde er welig.
Wanneer ik die met mijn handen wat opzij trok, waren
daar de posthoornslakken die zich eraan vast hadden
gezogen. Vol met donkere stippen en een prachtig oranje
buik, kwam er af en toe een salamander slingerend
onderuit. De strak blauwe lucht werd weerspiegeld in het
water en maakte alles nog helderder. Strijklicht viel
over het oeverriet. Muggenlarven hingen als
uitroeptekens net onder het wateroppervlak en verdwenen
soms al knipscherend naar de bodem. Watervlooien
krioelden en dansten in de zon. Soms kwamen er
luchtbellen naar boven die wat deeltjes rottend wier en
riet lieten opwarrelen waardoor het water even troebel
werd. Hoelang ik daar vertoefd heb, weet ik niet. Zo zat
ik daar. Op mijn hurken, met de zonnewarmte weldadig en
voelbaar op mijn schouders en in mijn nek. Ik voelde die
zelfs op mijn oogleden als ik die sloot.
Ik
ging helemaal op in die wondere waterwereld. In de warme
zon en bezig met alles wat daar beneden was, waardoor ik
de tijd en de wereld daarboven, totaal vergat. Ik was
alleen maar dáár. Totdat ik op de klok van de
kerktoren keek. Helaas! Ik kwam, wat me anders nooit
gebeurde, te láát op school! Met vertoeven in het
paradijs werd daar geen rekening gehouden!