MISSIE
Op de lagere school spaarden wij
capsules van melkflessen en zilverpapier, bestemd voor
de missie. Alles ging in een grote kartonnen doos. Wat
ze daarmee deden was voor ons een groot raadsel. Ze
werden omgesmolten en zouden veel geld opbrengen, zeiden
ze. Samen met mijn vriendje Adrie zamelde ik er heel wat
in. Bij een alleenstaande buurvrouw die ons missiewerk
o, zo belangrijk vond, kregen we de door haar al gelezen
missieblaadjes. Op zich heel opvoedend, ware het niet
dat er veel schaars geklede of zelfs helemaal blote,
donkerhuidige mensen in stonden. Zo hadden we er dubbel
wat aan. We wisten voor wie we spaarden! En dat was
gezien hun schamele kledij hard nodig. We zouden later
allebei missiepater worden en ze daarginds gaan helpen,
dat stond zo goed als vast.
De vrije woensdagmiddagen brachten we meestal bij Adrie
in de tuin door. De tuin waarin je heerlijk spelen kon.
Een zó grote tuin, dat er zelfs appelbomen in stonden.
Zodra daar in het voorjaar de eerste appels waren, aten
wij ze, hóe groen ook. Iets dat ons behoorlijk buikpijn
kon bezorgen. Later mocht je plukken van de knoezels of
van struiken met een overdaad aan rode bessen.
In de herfst, mocht je van de kale bonenstaken,
indianententen bouwen. We hielpen er met het verbranden
van de tuinresten. Wat was er voor ons nog mooier dan
een kampvuur! Op een hoop rottende koolstronken en
bonenslierten, werd dan snoeihout gegooid dat, vochtig
als het was, eerst smeulde en even later lag te roken en
te doven tot er onverwachts tóch de vlam inkwam.
Ik zie nog de blauwe rook tegen de koude winterlucht.
Waarbij je tegen de wind in moest gaan staan omdat die
je anders walmend, tegemoetkwam en in je neusgaten
prikkelde.
In de schuur, ook wel
"de garage" genoemd omdat er ooit een auto
geparkeerd had gestaan, keken we altijd naar Adrie’s
pa die, zijn schildpadbril op
de punt van zijn neus geschoven, aan het werk was.
Terwijl hij aan de bankschroef stond had hij een dikke
"Agio, Gouden Oogst"-sigaar losjes, tussen
zijn lippen. Aan die werkbank knutselde hij, of
repareerde fietsen. Nou precies dáár, achterom. Voor,
de schuur en tegenover, het kolenhok, stonden twee palen
opgesteld aan de bovenkant met elkaar verbonden door een
ijzeren balk.
Daar ging een paar keer in de week een keukenmat of een
traploper overheen, om door zijn moeder met de
mattenklopper te worden bewerkt. Dit werd door ons ook
gezien als een prachtig speeltuig.
Een
zinken emmer, werd omgekeerd en er een eindje vandaan
geplaatst. Je zette beide voeten er bovenop. Je nam een
sprong, naar de balk en als je hing, schommelde je
zolang je kon met je lijf heen en weer. Daarna sprong je
er weer af om het dan te herhalen. Op je beurt
natuurlijk.
Het ging die
middag lekker! We werden er overmoedig van. We zetten de
emmer steeds verder van de balk, en maakten daardoor
steeds gewaagder sprongen. Totdat Adrie de balk miste
en... viel! Met zijn hoofd op de stenen, waar hij
kreunend bleef liggen. Hij had een flink gat in zijn
hoofd, waar wat bloed uitkwam. Ik schrok enorm!
Gauw
haalde ik zijn vader, die in de tuin bezig was. Die
schrok ook! Hij tilde zijn zoon voorzichtig op, en droeg
hem naar binnen.
De
huisarts werd er meteen bij gehaald, hij constateerde
een flinke hersenschudding. Eigenlijk viel het hem nog
mee, zei hij. "Zes weken plat en in het
donker liggen en de eerste paar dagen niets
bewegen" was zijn advies.
Ik
vond het zó erg, dat ik 's nachts niet slapen kon.
Adrie stond na al die weken wel weer gezond op zijn
benen. Hij is later missiepater geworden. Ik niet. Op
den duur was ik van dat idee genezen. Maar ja, ik viel
me geen hersenschudding!
|