Elk
jaar keken we uit naar de kermisweek. Dat was zo ergens
tussen half juli en begin augustus. Iedere Tilburger was
dan vrij. We spaarden ons zakgeld en kregen ook van onze
ouders zo ’n drie en een halve gulden extra. Rijk, met
zoveel geld op zak, zochten we een plekje naar onze zin
zoals in de "cakewalk", het spookhuis of de
"rups". We stonden graag te kijken bij het
"rad van avontuur" gedraaid door "Ome
Jaap". Kansspelletjes waren er maar genoeg!
"Nieuwe dubbeltjes, nieuwe ronde!", riepen ze.
Ik herinner me een stand met geel en blauw geschilderde,
houten vliegtuigjes die op ooghoogte rondcirkelden,
voorzien van een vogelpik die je met één druk op een
knop op zo ’n kartonnen rooskaartje kon afschieten.
Een dubbeltje per keer. En ik won! Recht in de roos! Wát
een reactiesnelheid! De gewonnen prijs, bestond uit een
lange smalle kartonnen doos kattentongen! Die ging mee
naar huis. Daar hielden ze wel van pure chocola.
De
doos eenmaal geopend, bleek alleen in het middenstuk te
zitten wat de buitenkant van de doos beloofde. Vóór en
achter was ze met een prop papier gevuld. Ik voelde me
bedot! Niet om dat dubbeltje. Maar om mijn geschokte
vertrouwen in het krijgen van een prijs die niet
beloofde te zijn wat ie geleken had. Zoiets, zo leerde
ik later, gebeurd wel eens meer in een mensenleven.