|
PIJNENBURG
HEEFT EEN NEST GEBOUWD
Al het hele jaar komt er een merelpaar in onze tuin.
Zij, met haar kraaloogjes en bruine veren. Hij, gitzwart met felgele snavel en
een witte vlek op zijn rug waaraan we hem steeds weer terug kennen.
Tijdens de winterkou, voerden we ze bij met de broodkruimels die we aan tafel
overhielden. Zo zijn ze trouw blijven komen, evenals een paar Turkse tortels en
een koppel houtduiven.
Om vijf uur ’s morgens, is de merel al van de partij en communiceert dan met
een soortgenoot van een eind verderop. We horen lange uithalen, rollers en
tuureluten, die alleen zij kunnen verstaan. Hij zingt tot in de late avond dat
het een lieve lust is.
Wanneer het gazon nét is gemaaid, komen ze pieren zoeken.
Als we op ons terras zitten, wagen ze zich steeds dichterbij, voorzichtig maar
wel uit op een stukje brood, of wat ze vreemd genoeg, nóg liever hebben,
peperkoek!
Ze wagen zich daarvoor nóg dichter bij en willen steeds méér.
Elke dag pieren eten verveelt ze natuurlijk ook!
Vanachter mijn krant kijk ik toe en geniet van dit mooie stel.
Half mei is het, als we ze met takjes, dorre bladeren, en strootjes zien
sjouwen.
Vol ijver vliegen ze in het boompje achter in onze tuin en komen er na wat
gerommel ook meteen weer uit om nieuw bouwmateriaal te gaan halen. Ze bouwen dus
aan een heus vogelnest!
We zijn erg benieuwd of het allemaal doorgaat en
hoewel het geen winter is, voeren we ze af en toe voor ons plezier bij met wat
brood en niet te vergeten, peperkoek.
We noemen ze voortaan maar, de familie
”Pijnenburg“ naar hun lievelingskostje. Vreemd, dat je in het wild, zo
weinig peperkoeken tegenkomt.
Het wordt een kolossaal nest dat bijna de helft van
het kleine boompje in beslag neemt. Steeds dunnere twijgjes, veertjes en zelfs
een iets te lange reep plastic komen eraan te pas.
Dan gaat het vrouwtje een dag zitten, en nog een, en
nog een. Steeds komt ze terug en steeds lánger blijft ze zitten. Zij broedt.
Hij, sleept nog meer nestmateriaal en pieren aan, en
zorgt ervoor dat ze niets tekort komt. Af en toe mag ze van honk en kan ze zelf,
wat rondscharrelen.
Wat een romantisch gebeuren!
Na ongeveer anderhalve week, zo schatten we, komen
de jongen uit. Dat weten we zelfs zonder in het nest te kijken want de lege
eierschalen vinden we gebroken tussen de planten onder het boompje.
Nog een week later, wanneer we van een midweek elders, thuiskomen, horen we ze
piepen.
De jongen leven en groeien nu dus. Het wonder is
geschiedt. Pijnenburg heeft jongen!
Peperkoekmereltjes!
Wanneer ze voor het eerst zullen vliegen, weten we niet. En nu maar hopen dat ze
na een regenbui ook hun pieren kunnen vinden. We wachten af!
|
|
|