EEN BROOD
Tijdens de tweede wereldoorlog, was er
bij ons niet echt sprake van hongersnood. Maar om aan
goed en lekker mals brood te komen? Dat was toch niet zó
gemakkelijk. Echter onze pastoor, kende zijn parochie en
ook de vele grote gezinnen daarin zoals het onze. Zo kon
het gebeuren het was aan het eind van de oorlog, dat hij
beloofde om met iets van belang bij ons langs te komen.
Met een brood, voor ons. Wat hadden we nou aan één
brood voor het héle gezin? We waren met z’n negenen!
Maar hij kwám toch.
Nooit heb ik daarna nog gezien wat ik
toen zag! Een brood van zeker vijfenveertig centimeter
lang en ook nog zo’n twintig centimeter hoog! Een
donkere korst en een géúr die ik me nu nog kan
herinneren! Het moet nog warm van de bakker geweest
zijn! Een heel groot hagelwit en vérs wittebrood. Het
zag er zeer smakelijk uit en rook heerlijk. Nadat ze er
aan de onderkant een "kruiske" op had gezet,
sneed ons moeder er met een groot broodmes dikke snejen
van, die doorbogen onder het mes en deed ze er "goei
boter" op, die van de warmte een beetje smolt én
suiker! Ik ben dat later nooit meer tegengekomen. Geen
wonder dat ik het wittebrood van vandaag nooit écht
lekker vind. Ik verlang er nog steeds naar. Nog één
keer zo’n wit melkbrood! Om dan zo'n dikke snee… met
een laag suiker en goei boter, langzaam smeltend… en
genietend naar binnen te werken!