De
vrouwen van Brabant die spinnen niet meer,
die
doen nu gans andere dingen.
Hoe
kunnen we nu van der vrouwen eer,
o
edele Brabantse vrouw van weleer,
hoe
kunnen w'heur prijzende zingen?
De
mannen van Brabant die weven niet meer,
die
hebben geen brood om te eten.
Geen
eten, ailaas! En o God onze Heer,
nu
kennen ze 't werk der handen niet meer,
nu
zijn ze hun handen vergeten.
De
jongens van Brabant die vechten niet meer,
die
koen waren eertijds en strijdbaar.
De
jongens van Brabant hun ruggen doen zeer,
hoe
kregen ze slagen kere op keer!
De
kerels, wat zijn ze nu leidbaar.
De
torens van Brabant die zingen niet meer,
die
hebben hun stemme verloren.
Wij
hunkeren naar 't hoge lied zo zeer!
En
Brabant den Hertog, were di weer!
Sa!
Were di, land uitverkoren.