Luc van Hoek
[Uit Brabantia
Nostra, jaargang 5, nr. 10 (juli 1940)]
In
Brabant was Jan Primus heer,
den
hertog groot van naam.
Voor
Brabant won hij prijs en eer,
voor
Brabant ging hij fel te keer,
het
onrecht, de vrees en de blaam.
En
wat hij zong, klonk sterk en steil,
Were
di Brabant, tot Brabants heil.
Wie
was zo sterk en kloek ter daad,
wie
droeg zo'n moedig zweerd?
Hij
had zijn woord en zijn vuist paraat,
een
strijdend zanger, een zingend soldaat,
die
Brabants recht begeert.
Zijn
volk dat zong, 't klonk sterk en steil,
Brabant
den edelen hertog heil.
Jan
Primus volk, en dat is Diets,
bezit
nog zijnen aard.
Al
voor 't goed, voor 't kwade niets,
dit
oude woord is zuiver Diets
en
zuiver zij 't bewaard.
Nu
zingt en 't klinke sterk en steil
Were
di! Brabant den hertog, heil.
Het
kwaad krijgt Brabants fel verzet,
dat
slaat met straffe hand.
Geen
voog'laar strikke hier zijn net,
Want
list nog kracht ons ooit belet
Te
blijven "eygen lant".
Nu
zingt en 't klinke sterk en steil
Were
di! Brabant den hertog, heil.
Gedenkt
der vad'ren erfdeel:
leeft
dapper en leeft schoon.
Schoon
als ons land; 't bloeit goud en geel,
het
kostelijkste Diets juweel,
de
warmste Dietse woon.
Nu
zingt en 't klinke sterk en steil
Were
di! Brabant den hertog, heil.