|
Brabants Volkslied
¶
Op woensdag 12 maart 1924
verscheen in de Nieuwe Tilburgsche Courant een aansporing van de
Tilburgse middenstandsvereniging 'Tilburg Vooruit' om te komen
tot een Volkslied voor de provincie Noord-Brabant.
De oproep gaf aanleiding
tot enthousiasme en inzendingen van teksten, maar kreeg
blijkbaar, en ondanks een jury vol zwaargewichten, toch niet het
gewenste vervolg. In november en december 1924, en in januari
1925 plaatst de NTC ingezonden brieven van
belangstellenden die zich afvragen of er nou eigenlijk nog wat
terecht gaat komen van dit mooie initiatief. Het blijft stil tot
eind oktober 1925 als de NTC plotseling een aantal liedteksten
afdrukt als 'proeven' voor het voorgenomen volkslied, waaronder
een inzending van tekstdichter Willem van Mook. In
november vraagt een lezer zich af of de prijsvraag ooit wel
serieus bedoeld is geweest, in februari van 1926 volgt nog een
ingezonden liedtekst, en dan wordt het stil tot mei 1928.
In mei 1928 wordt het
vraagstuk nieuw leven ingeblazen vanuit geheel andere hoek, en
mogelijk heeft dat ertoe geleid dat in oktober van dat jaar de
Ned. R.K. Volkszangvereeniging een commissie instelt
'welke de noodige stappen zal doen ter
verkrijging van dit gewestelijk lied.' Het duurt tot eind
juli 1929 voordat een beoordelingscommissie - wederom met veel
gekende namen - gepresenteerd kan worden.
Op 4 januari 1930 bericht die commissie '...als uitslag
van haar onderzoek, dat geen der talrijk ingezonden teksten voor een
Brabantsch Volkslied aan de gestelde eischen kon voldoen.'
'Tilburg Vooruit' had in augustus 1930 toch het laatste woord.
De NTC meldt op die dag dat de inzending van Willem van Mook
(1925) op initiatief van 'Tilburg Vooruit'
met groot succes op de radio
gezongen is door de populaire Tilburgse
zanger August de Laat,
en verschenen is 'op de Homocord Grammofoonplaten
met orkestbegeleiding.'
De uitvoering door August de Laat is inderdaad in Tilburg lang
bekend gebleven en gewaardeerd, maar rond het vraagstuk van een
Brabants volkslied viel daarna een dodelijke stilte.
► 'Tekst en
notenschrift van Van Mooks en De Laats 'Brabants Volkslied'
¶
De krantenteksten zijn
opgespoord, gedigitaliseerd en geredigeerd door Ben van de Pol.
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 12 maart 1924
Tilburg Vooruit en het Brabantsch Volkslied
Naar het oordeel van Tilburg Vooruit is Brabant niet in het bezit
van een volkslied dat genoegzaam bekend en algemeen gezongen wordt.
Tilburg Vooruit waardeert ten zeerste de pogingen die in die
richting reeds zijn gedaan, doch desondanks kan Brabant nog niet
bogen op een lied, dat tot en door het volk spreekt. Daarom rijpte
bij Tilburg Vooruit het plan pogingen aan te wenden om in deze en
inderdaad gevoelde leemte te voorzien. Tilburg Vooruit vond daarbij
den welwillenden steun van den kenner en minnaar van Brabant, onzen
stadgenoot den Weleerw. Zeergel. heer Dr. P.C. de Brouwer, die
tevens de taak op zich nam eene deskundige jury samen te stellen.
De bemoeiingen van Dr. de Brouwer hadden tot resultaat, dat de
volgende jury, dewelke dichtstuk en toonstuk zal beoordeelen, is
samengesteld geworden. De leden der jury nemen de taak geheel
belangeloos op zich.
-
Dr. P.C. de
Brouwer, Tilburg, voorz.;
-
C.J. Vromans,
rector, St. Oedenrode, secr.;
-
leden:
-
Vincent Cleerdin,
letterkundige, Vught;
-
Drs. L. Michels,
docent aan de R.K. Leergangen, Schijndel;
-
H. van
Nieuwenhoven, musicus, Breda;
-
W. v. Kalmthout,
directeur muziekconservatorium der R.K. Leergangen, Tilburg;
-
Kees Heerkens,
directeur muziekschool, Breda.
De bedoeling van Tilburg Vooruit is om binnen enkele dagen per
advertentie de voorwaarden der prijsvraag bekend te maken.
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 23 april 1924
Advertentie van TILBURG VOORUIT
Door
Tilburg
Vooruit
wordt
een
Prijsvraag uitgeschreven
voor
een
Brabantsch
Volkslied. Tekst en muziek afzonderlijk,
desverkiezend ook beide samen, onder "motto" in te leveren bij den
secretaris van de jury, den Weleerw. heer C.J. Vromans, Rector, St.
Oedenrode. Voor tekst en muziek worden geldprijzen beschikbaar
gesteld.
Het Bestuur,
H.C. v. Beurden, Voorz.
L.G. de Wijs, Secr.
Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 6 november 1924
Brabantsch Volkslied
In de Prov. 's-Hert. Crt. van eergisteren treffen wij het volgende
ingezonden stuk aan:
Mijnheer de Redacteur,
In uw blad van 23 April verscheen een prijsvraag, uitgeschreven door
de vereeniging Tilburg Vooruit, voor 'n Brabantsch Volkslied. Velen
met mij juichten dit plan toe en waardeerden de bemoeiingen van
Tilburg Vooruit om Brabant, evenals Limburg zulks al bezit, een
eigen lied te schenken. In den geest hoorden we het reeds schallen
over onze wijde, verre vlakten, hoorden het opstijgen boven onze
karakteristieke vennen en plassen, opklinken uit het donkere
pijnbosch. We verheugden ons dat verheven gezangen als "Gaat ie
goed, gaat nooit verloren" en "Tutta is dronken" en vele andere
eindelijk van het Brabantsche repertoire zouden worden afgevoerd. En
we verheugden ons te vroeg.
't Is nu een half jaar geleden, mijnheer de Redacteur, dat deze
oproep verscheen, en we hoorden verder niets meer aangaande een
eigen Brabantsch lied. Mogelijk komen deze regelen onder de oogen
van hen, die hierover nadere inlichtingen geven kunnen, ten ware u,
mijnheer de Redacteur, iets meer van deze zaak weet.
Met dank voor genoten gastvrijheid, BELANGSTELLENDE
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 17 december 1924
Ingezonden stuk
Geachte Redactie,
Geruimen tijd geleden las ik een advertentie waarin een prijsvraag
werd aangekondigd voor een Brabantsch Volkslied, uit te schrijven
door de vereeniging Tilburg Vooruit. De gedachte was mij ongemeen
sympathiek en ik ben er van overtuigd, dat zeer veel Brabanters met
belangstelling den uitslag tegemoet zullen zien.
Tot op den dag van heden echter (ik meen, dat de advertentie reeds
in April verschenen is) wachten wij tevergeefs op het resultaat. Er
zijn verwachtingen gewekt en er zullen wel inzendingen gekomen zijn.
De vereeniging Tilburg Vooruit zal velen verplichten met haar
antwoord.
Hoogachtend, HERMAN MOERKERK
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 28 januari 1925
Ingezonden stuk
Brabantsch Volkslied
Gisteren las ik in uw blad een kort verslag der laatst gehouden
bestuursvergadering van Tilburg Vooruit, waarop weer verschillende
toe te juichen besluiten werden genomen. Doch ik herinnerde me
meteen, dat omstreeks April van het jaar 1924 van dezelfde
vereeniging een beweging uitging om te komen tot een eigen
Brabantsch Volkslied en werd een prijsvraag bereids uitgeschreven.
Maar... niettegenstaande enkele beleefde opmerkingen van een
"Belangstellende" en een kort zakelijk schrijven van Herman Moerkerk
heeft het bestuur van Tilburg Vooruit zich niet verwaardigd hierop
het geringste antwoord te geven. Willen de goede voornemens van
Tilburg Vooruit gewaardeerd worden, dan dient toch eerst het oudste
punt der agenda te worden afgewerkt. Inderdaad, zooals Moerkerk
schreef... "er is belangstelling gewekt en er zijn verwachtingen
gekoesterd".
Men hoopt dus nog op een officieele mededeeling van hetzelfde
bestuur, dat indertijd officieel de Prijsvraag uitschreef. Mocht
deze niet doorgaan, dan hebben de inzenders toch het recht op het
terugontvangen hunner bijdragen.
M.E. DE DINGER Tilburg, 28 Januari 1925
Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 24 oktober 1925
Mijn Brabant
Mijn Brabant, mooi land mijner zonnige jeugd,
Wat doet jouw welvaart mij blije deugd.
Je hei en je bosschen, je beemd en je veld,
Daar heb 'k mijn dertelen lust op gesteld.
Hier leeft nog een volk van het echte slag,
Dat den arbeid mint met de leut en den lach.
Dat kan schertsen en troosten bij vreugde en leed,
Zijn godsdienst naast koningstrouw nimmer vergeet.
Waar schuilt een verleden naast hoopvoller heden?
Waar komt u meer blijheid en vreugd toegetreden?
Waar vindt ge de gilden met kleuren zoo rijk?
Wijs mij eens een streek aan de mijne gelijk!
Voor jou, lief Brabant, zullen we strijden,
We blijven je minnen bij voorspoed en lijden.
We hechten aan jou en aan anders geen:
O, Brabant! Gij en ik, wij zijn immers één!
A.J.A.C. VAN DELFT
Dit gedichtje zond ons de heer Van Delft en we
plaatsen het gaarne als een proeve om te komen tot een Brabantsch
volkslied. Eenigen tijd geleden immers is door Tilburg Vooruit
getracht door het uitschrijven eener prijsvraag tot zoo'n lied te
komen. Hoewel toen de inzendingen naar het oordeel der jury
onvoldoende waren, zou dit misschien een componist kunnen
inspireeren tot het toonzetten op een vlotte volksmelodie. Zouden er
geschikte inzendingen komen, zoo is onze redactie volgaarne bereid
om met Tilburg Vooruit opnieuw overleg te plegen teneinde met kans
van slagen een algemeene uitbreiding te bevorderen.
REDACTIE NTC
Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 26 oktober 1925
Ingezonden stuk
Brabantsch Volkslied
Waar de luchten wijder worden, 't
Waterland in bosch vergaat,
En de stille paarse heide
Luisterrijk te bloeien staat,
Waar de dennen vroolijk jub'len, 't
Akkerland in 't zonlicht baadt,
Daar is mijn Brabant, Lief Vaderland.
Waar een volk van stoeren eenvoud,
Trouw aan God en trouw aan 't land,
Vreedzaam voor een schaam'le bete
Wroet en werkt in 't schrale zand,
Waar in plicht vreugd bleef behouden,
Lach en luim de kroon nog spant,
Daar is mijn Brabant, Lief Vaderland.
Waar naast ranke torenspitsen,
Zwarte schouwen roet belâan,
Als twee teekenen van vrede
Hoog tegen de luchten staan,
Waar in soberheid en arbeid
Alle standen samen gaan,
Daar is mijn Brabant, Lief Vaderland.
WILLEM VAN MOOK
Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 27 oktober 1925
Ingezonden stuk
Brabant
Brabant, ze noemen je 't donkere Zuiden,
En ons: domme mensen, simpele luiden,
Maar licht zijn je velden, licht zijn je weiden,
En licht zijn je bossen, licht zijn je heiden,
En wijs zijn je mensen en zij zijn goed,
Als ze behouden hun Brabants gemoed.
Als ze behouden de Brabantse vrede,
Als ze behouden de Brabantse zeden,
Als ze behouden de Brabantse trouw,
Aan God en de Koningin immer getrouw,
Als ze behouden de Brabantse tooi,
Brabant, m'n Brabant, dan ben je zo mooi.
Brabant, ze noemen je lelike landen,
Brabant, ze noemen je eenvoud een schande,
Mooi zijn je dorpen, je kleine rivieren,
Mooi zijn je weiden, vol grazende dieren,
Mooi is je rustige, dromende hei,
Mooi zijn je mensen, eenvoudig als zij.
Mooi zijn je bossen van ruisende dennen,
Mooi zijn je plassen en rustige vennen,
Mooi zijn je bomen en oeroude dreven,
Blij zijn je mensen en blij is hun leven.
Daarom klinkt krachtig en juichend m'n lied:
Brabant, m'n Brabant, ze kennen je niet!
NOR. HEERKENS
Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 27 oktober 1925
Ingezonden stuk
Brabantsch Volkslied
Brabant met je mooie hei,
Waar 's zomers de zon in kan branden.
Met golvende akkers en welige wei,
Ontgonnen door nijvere handen.
Met held're riviertjes en rustige vennen,
Schoone natuur rijk aan geurende dennen,
Veelkleurige luchten bij avondstond:
Zóó ligt er mijn Brabant op Hollandschen grond.
Brabant met je ideaal
Van weldoen en Roomsche gastvrijheid,
Je mooie gewoonten, je zeden en taal,
Je volk in z'n eenvoud en blijheid.
Dat heeft in der tijden een krachtig geslacht
Van werkers en denkers naar voren gebracht,
Stoere figuren uit iederen stand,
Mijn Brabant tot eer en tot heil van het land.
Brabant met je rijke pracht
Van daden in 't roemvol verleden.
Der vaderen Godsdienst het hoogst werd geacht,
Hoe j'ook werd geknecht en vertreden.
Nu rijzen je torens weer statig omhoog,
Hoe heffen ze 't hart en hoe richten ze 't oog
En zingen hun klokken, mijn hart zingt 'n lied
Voor 't heerlijkste plekje van Hollandsch gebied.
H. NANINCK
Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 31 oktober 1925
Brabant op Hollandschen grond?
Met bijzonder veel belangstelling volgen wij de pogingen om aan het
Brabantsche volk te geven een Brabantsch volkslied. In de
inzendingen in ons blad opgenomen zat zonder twijfel heel veel
goeds. Het trof ons echter, dat wij in het volkslied van den heer
Naninck gesproken zagen van Brabant op Hollandschen grond en
Hollandsch gebied. Zeker, hier en daar en vooral ook in den vreemde
noemt men ons Nederland graag Holland, maar toch... Brabant op
Hollandschen grond is te gek. Het eigen van Brabant is juist dat het
niet-Hollandsch is.
REDACTIE NTC
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 4 november 1925
Ingezonden stuk
Rondom het Brabantsch Volkslied
Mijnheer de Redacteur,
De belangstelling, die verleden jaar April werd gewekt voor de
prijsvraag om te komen tot een Brabantsch Volkslied heeft zich in de
laatste weken opnieuw geopenbaard. Het wil mij echter voorkomen,
Mijnheer de Redacteur, dat over de geheele beweging een soort van
Ithi-verloting-geheimzinnigheid hangt, die
ik, in het belang van de goede zaak, gaarne zoo spoedig mogelijk
verwijderd zag; te meer waar na publicatie van een viertal
inzendingen reeds op één dezer critiek wordt uitgeoefend door iemand
die hoogst waarschijnlijk niet tot de juryleden behoort. Zonder er
voorlopig op in te willen gaan of "Brabant op Hollandschen grond"
inderdaad "te gek" is, lijkt het me van meer overwegend belang te
weten:
-
Of de prijsvraag
om te komen tot een Brabantsch Volkslied wel ooit serieus
bestaan heeft, eventueel nóg bestaat?
-
Indien dit het
geval is, uit welke personen bestaat dan de Jury?
-
Aan welke
voorwaarden moesten of moeten de inzendingen voldoen?
-
Of de deelname
provinciaal is bedoeld of alleen openstaat voor Tilburg en
onmiddellijke omgeving?
Ten zeerste zou ik - en velen met mij - het op prijs stellen, indien
door bemiddeling uwer Redactie een publiek antwoord op bovenstaande
vragen werd verkregen. Aangezien mij reeds officieus ter oore kwam
welk gedicht voor bekroning in aanmerking zou komen, maakt een en
ander op mij den indruk van een "onderonsje".
U dankend voor de plaatsruimte,
H. JANSSEN
Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 13 februari 1926
Ingezonden stuk
Proeve van een N.-Brabantsch Volkslied
Brabant
Diep in 't Zuiden van oud Holland,
Achter Maas en aan de Scheld',
Ligt het dierb're Land van Brabant
Met zijn dorre heideveld,
Met zijn bosschen en moerassen,
Met zijn vennen en zijn plassen,
Met zijn grond van zand en klei,
Brabant toch. Hoe mooi zijt Gij.
Ge kunt er wel eens triestig wezen,
Als mist en wolk de lucht bedekt,
En stormwind giert en regen klettert,
En 't water van de boomen lekt;
Doch als de zon met gouden stralen
Doorklieft de sombert' van den dag,
Dan jubelt al ontelbare malen:
Nooit schooner men den Brabant zag.
Brabant, oord van vergezichten,
Donkere bosschen en groenend land,
Gij moogt nooit of nimmer zwichten
Voor de bijl in wreede hand.
Dat Uw beekjes zachtkens drijvend,
Stromen 't water nimmer moe.
Brabant, zult Gij ongerept dan blijven?
'k Wensch het U van harte toe.
Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 8 mei 1928
Ingezonden stuk
Brabanders!
Vorige Zondag op 'n studentenvergadering in Den Bosch bleek weer
eens voor de zooveelste maal ons gemis aan 'n volkslied. 't Ging er
natuurlijk luidruchtig naar toe. De Blauwvoet deed voor 'n
Bordeaux-vlieger niet onder en de leeuw Klauwde om er bang van te
worden. En ook hoorde men 't plechtige Wilhelmus. Wat aanleiding gaf
tot 'n heftig debat. Moet de Brabander 't Wilhelmus zingen? Men
zwamde geweldig... Tot 'n verstandig iemand op de vraag, wat we
anders moesten zingen, antwoordde: "'t Brabantsche Volkslied". 'n
Brabantsch volkslied, daar hadden velen zelfs nooit van gehoord! En
toch is er zoo'n lied! Werk van de priesters Donders en Hamers,
resp. als dichter en componist: "Ik houd van m'n Brabant, m'n
Brabant, 't Is er goei volk, goei volk..." Al jaren in de handel. 'n
Lied, dat hoezeer 't er ook aanspraak op mag maken, toch geen
volkslied is, want 't volk zingt het helaas niet. Is 't niet diep te
betreuren, dat we naast 'n Nederlandsch ook geen Brabantsch
volkslied hebben? Zeker, 't Wilhelmus is nu eenmaal ons volkslied,
en hoewel 't eigenlijk 'n Geuzenlied is, en we ons met de inhoud dan
ook niet behoeven te vereenigen, kunnen we 't toch zingen om blijk
te geven van ons Nederlander zijn. Maar daarnaast moeten we 'n echt
Brabantsch lied hebben!
En dat kan men bereiken door 't te spelen op volksconcerten, door 't
in jubelende klanken over de stad te doen galmen, naast 't
Wilhelmus, naast "de Vlaamsche Leeuw". Dat kan men bereiken door op
de scholen in plaats van Geuzenliedjes te laten zingen als "In naam
van Oranje"... de kinderen in een frisch lied liefde te leeren
hebben voor hun mooi roomsch Brabant met z'n "goei volk". Gij allen,
die dit leest, doet wat in uw macht is, geef zelf 't voorbeeld, om
't volk 'n echt volkslied te geven; 't volk dat nu niets anders kent
dan dat lamlendige "Wien Neerlandsch bloed" en jengelende
straatdeunen als "How do you do", "We leven maar eene keer" en meer
dan die fraaiigheden, ieder half jaar 'n ander.
Mijnheer de Redacteur, ik dank u vriendelijk voor de plaatsruimte,
KISKE VAN BRABANT
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 9 mei 1928
Ingezonden stuk
Oranje Boven!
Naar aanleiding van een ingezonden stuk door zekere "Kiske van
Brabant".
Wien Neêrlandsch bloed door d'ad'ren vloeit,
Wiens hart klopt fier en vrij,
Wie anti-patriottisch is,
Die zet dit lied opzij!
Wie zingt nou dit "lamlendig" lied?
Dat is toch ongehoord,
Want je begrijpt dat iedereen
Aan dit "Geuzenlied" zich stoort!
Onderwijzers en gij, ouders,
Leert dit lied Uw kind'ren niet,
Want dat mogen zij niet zingen;
Dat is een "lamlendig" lied!
Vlaand'ren, Vlaand'ren, nogmaals Vlaand'ren,
Vlaand'ren, Vlaand'ren in 't quadraat,
Vlaand'ren, Vlaand'ren, Vlaand'ren, Vlaand'ren!
Smijt Uw volkslied op straat!
Nederland moet nu voort' daav'ren
Van de "fiere Vlaamsche Leeuw";
Al zijt gij Fries of Hollander,
Ofwel Brabander of Zeeuw!
Och, gij, Kiske, man van Brabant,
Wat ben jij er hevig naast!
Wat is dat nu toch voor nonsens,
Die je hier de krant inblaast!
Zeker niet, het is geen zonde,
Dat je heil in Vlaand'ren ziet,
Doch wordt niet al té bombastisch,
Zeg toch zulke dingen niet!
Veel houdt gij ook van Uw Brabant,
Hieraan is ook niets miszegd,
Doch vervloek niet het "Oranje"
Zoo g'U aan iets anders hecht.
En waartoe was het toch noodig
Dat ingezonden branie-ding,
En waarom dat publiceeren;
Vecht het uit in eigen kring!
VOICI
Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 10 mei 1928
Ingezonden stuk
Naar aanleiding van 'n ingezonden stuk door zekere "Voici".
Uw wraakoefening is juist gekozen, mijnheer Voici, maar niettemin
slecht gelukt. Want behalve dat het natuurlijk mij en vele anderen
met mij niet in hun meening doet veranderen, stelt 't u werkelijk in
'n allerbespottelijkst daglicht. 't Bewijst (vergeef me, dat ik
vrijmoedig moet worden), dat u iemand is met weinig doorzicht en een
poëtische smaak, die juist een eeuw achter loopt. Informeer eens in
ontwikkelde kringen, hoe de tegenwoordige 20ste-eeuwsche meening is
over "Wien Neerlandsch bloed". Dan zult u hooren (maar dan beter uw
ooren gebruiken, dan u bij de lezing van mijn stukje uw oogen deed),
dat genoemd poëem 'n kunsteloos, futloos, bombastisch stuk werk is,
bombastischer zelfs dan de pennevruchten van een zich noemende Kiske
van Brabant. U zult dan hooren, dat 't geen recht heeft volkslied te
zijn, dat slechts de melodie 't zoo lang staande heeft gehouden, dat
't als volkslied veruit voor 't Wilhelmus moet onderdoen en ook
zeker op de duur hierdoor zal verdrongen worden.
En wilt u dan toch uw meening handhaven, mij best, kwestie van
smaak, nietwaar? Maar dat brengt u toch niet in de noodzakelijkheid
mijn meeningen af te breken en dat nog wel door voort te boomen op
verkeerde conclusies, die u er uit trekt. U hebt de strekking van
mijn betoog volkomen misverstaan. Vooreerst heb ik 't "Wien
Neerlandsch bloed" geen Geuzenlied genoemd, zelfs die titel is het
niet waardig, hoogstens kan er het predicaat "pappotlied" of iets
dergelijks bij staan. Ook die Vlaanderen-tirade, die me aan
ketelmuziek denken deed, had u gevoeglijk weg kunnen laten.
Vlaanderen heb ik niet aangeroerd, dan in deze
zinsnede: " door het in jubelende beiaardklanken over de stad te
doen galmen naast
't Wilhelmus, naast de Vlaamsche Leeuw." Lees 'm nog maar eens goed.
Dat ik de Vlaamsche Leeuw (die ik intussen 'n bijzonder sympathiek
personage vind) boven "Wien Neerlandsch bloed" stel, zult u me, na
'n zóó duidelijke uiteenzetting van mijn meening, wel kunnen
vergeven, naar ik hoop. En dat ik "Oranje vervloek", dat heeft zeker
een of andere booze geest u in geblazen. Welke reden zou ik er toe
hebben? U ziet mij, geloof ik, voor 'n heele mannetjesputter aan,
maar heusch, mijnheer Voici, ik ben zoo'n vreedzaam en verdraagzaam
personage!
Ten slotte: waarom dat publiceeren was? Niet om u aanleiding te
geven tot uw muggenzifterijen, maar om wat er duidelijk in
uitgedrukt staat: om een klein beetje bij te dragen tot de
verspreiding van een Brabantsch volkslied. Heeft dit gisteren dus
niet tot u mogen doordringen, dan weet u 't nu toch, en heeft
tenminste mijn geschrijf misschien nog het goede resultaat, dat
Kiske van Brabant althans één zieltje meer voor de goede zaak
gewonnen heeft. Intusschen geeft hij u nog de welgemeende raad u
voortaan geheel te wijden aan uw "vaersjens" (die - eere wie eere
toekomt - de laatste tijd aanmerkelijk verbeterd zijn) en hem, 't
vreedzame Kiske, niet meer in de noodzakelijkheid te brengen, zij 't
dan slechts met de pen, z'n evennaaste verdriet te doen.
Welterusten, mijnheer Voici!
Dank u wel, mijnheer de Redacteur!
KISKE VAN BRABANT
Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 11 juli 1928
Ingezonden stuk
Brabant!
Sta me toe, u, geachte lezers, 'n klein, alledaagsch gevalletje te
verhalen, wat ik zelf beleefd heb. 'k Kwam nl. dezer dagen door de
St. Jozefstraat, toen ik een jongen het hier ter stede helaas slecht
bekende lied "'k Houd van mijn Brabant" hoorde fluiten. Verwonderd
ging ik naar den jongen toe en vroeg hem waar hij dat geleerd had.
En wat bleek? Ergens op een dorp, wat wij, stadsche Tilburgers, een
negerij zouden noemen!
Tilburgsche onderwijzers, die toch vrij zijt in uw zangonderwijs,
leer uw kinderen toch ook dat schoone lied en zooveel andere
Brabantsche verzen. En ook: als ge er 'n vertelkwartier op na houdt,
vertel ze dan 'ns wat van de geschiedenis van hun schoon
geboorteland, in plaats van hen van Piet Hein en Floris V 'n geheel
verkeerden indruk te geven.
U, Kiske van Brabant, dank ik voor uw schrijven van enkele maanden
geleden. En u, Mijnheer de Redacteur, voor de verleende
plaatsruimte.
SPECTATOR Tilburg 11 juli 1928
Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 12 juli 1928
Ingezonden stuk
Nogmaals: Brabant!
Ik kan niet nalaten langs dezen weg mijn waardeering en dank te
betuigen voor 't streven van Spectator en met alle klem zijn betoog
te onderschrijven. Om de kennis van en de liefde voor Brabant te
bevorderen is inderdaad de lagere school de aangewezen weg, evengoed
als dat bijv. geldt voor Esperanto.
Zoo leerde ik in mijn schooltijd - die nog niet zoo heel lang
voorbij is - allerlei
geschiedkundige wetenswaardigheden, waarin het woord Staats-Brabant
'n rol speelde. Veel meer dan de naam kwam je echter niet te weten.
Wat dat woordje Staats-Brabant inhield, hoe de arme boerkes en
weverkes uitgezogen werden, én door de Hoogmogenden in Den Haag met
hun onmenschelijk hooge belastingen én door de
protestantse parasietambtenaren, die zich hooge bedragen aan
steekpenningen lieten toestoppen, waarvoor ze dan oogluikend een
godsdienstoefening ongehinderd lieten; van dat alles hoorde je
niets. En nu mag men wel als argument daartegen aanvoeren, dat bij
'n kind geen haat opgewekt of aangewakkerd dient te worden tegen hun
Boven-Moerdijksche landgenooten, maar dan zou men konsekwent
alle oorlogen onvermeld dienen te
laten, en zou 't heele
geschiedenisonderwijs wel
opgedoekt kunnen worden. Al zijn die tijden gelukkig voorbij, daarom
mag 'n Brabander nog gerust weten, wat z'n voorouders weleer van hun
eigen landgenooten te verduren hadden, evengoed als hem ingepompt
wordt, welke euveldaden deze laatsten van de Engelschen en Franschen
te lijden hadden.
Of neem nu maar 'ns Floris V. Met hem noemt Spectator 'n frappant
voorbeeld. Op veel katholieke scholen wordt nog geleerd, dat Floris
V ó zo goed voor de Kennemer boeren was en voor dit schoone princiep
ó zoo veel te verduren had van de laaghartige v. Velzen c.s. en ten
slotte op gruwelijke wijze door hen vermoord werd. Gaat men echter
Vondels Gijsbrecht van Amstel lezen, dan komt men over dit heerschap
- ik bedoel Floris V - wel tot eenigszins andere gedachten.
Bovendien blijft 't altijd eigenaardig, hoe, waar hij zoo'n
voorvechter was voor de 3de stand, de Vlaamsche boeren, die destijds
de groote strijd om hun rechten streden, in hem de leliaard, 'n
vijand vonden.
En dan dat zingen! In naam van Oranje Geuzenlied in 't kwadraat,
Piet Hein, verheerlijking van een laaghartige roof, dat alles zingen
ze nog net zoo smakelijk of ze 't meenen. 'n Brabantsch liedje of
een liedje van René de Clercq bijvoorbeeld, welnee! Wien Neerlandsch
bloed is ook veel mooier.
En zoo zou men nog 'n heele krant vol kunnen schrijven. Nogmaals,
gij allen in wier macht 't ligt, ook maar iets voor Brabant te doen,
laat 't niet na!
Spectator, hauw-doe!
Mijnheer de Redacteur, dè ge bedaankt zijt, dè witte war.
KISKE VAN BRABANT
Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 30 oktober 1928
Nederlandsche R.K. Volkszangvereeniging
Het hoofdbestuur van bovengenoemde vereeniging vergaderde Zondag 28
Oct. te Utrecht,
onder leiding van den voorzitter, den heer M. Denteneer.
Mededeeling werd gedaan, dat tot Geestelijk Adviseur der
vereeniging, als opvolger van Mgr. J.A.S. van
Schaik, is benoemd het lid van het hoofdbestuur de Zeer Eerw. Heer
C.F.J.M. de Meulder, pastoor te Heerhugowaard.
Verder werd ter kennis der vergadering gebracht, dat
de R.K. Volkszangvereeniging te Maastricht zich bij
de vereeniging heeft aangesloten, terwijl ook
Den Haag zich in principe daartoe bereid heeft verklaard.
Inzake een Noord-Brabantsch Volkslied werd een commissie benoemd,
bestaande uit de vertegenwoordigers in het
hoofdbestuur van de bisdommen 's-Hertogenbosch en Breda,
welke commissie de noodige stappen zal doen ter
verkrijging van dit gewestelijk lied.
Over de te voeren actie ter propageering der R.K. Volkszangbeweging
en voor het stichten van nieuwe afdeelingen
werden zeer breedvoerige besprekingen gehouden, waarbij hoogst
belangrijke wenken werden gegeven en tal van middelen
ter bereiking van het doel werden genoemd.
Van meer dan één zijde werd de wenschelijkheid betoogd, dat de
vereeniging zich op
breeder basis moet gaan bewegen en het geheele gebied van het
veredelend volksvermaak moet gaan omvatten.
Aan mej. M. v.d. Vijver en den heer Bernard Verhoeven werd
opgedragen daaromtrent een rapport samen te stellen.
Het zangonderwijs op de scholen was verder een onderwerp van
bespreking. De wenschelijkheid werd naar voren
gebracht, dat getracht moet worden het zangonderwijs in
alle klassen van een school aan een deskundig
onderwijzer op te dragen. De vereeniging zou
zich daartoe met de schoolbesturen in verbinding kunnen stellen.
Na een krachtige opwekking van den voorzitter om in het komende
winterseizoen zooveel mogelijk
nieuwe afdeelingen op te richten, waartoe alle aanwezigen zich
gaarne bereid verklaarden en waarvoor de
medewerking werd verzocht van allen, die overtuigd zijn van de
groote beteekenis van de R.K. Volkszangbeweging voor
de veredeling en verheffing van ons katholieke
volk, werd ten slotte besloten de herdenking van het twintigjarig
bestaan der vereeniging te vieren te
's-Gravenhage op Zondag 27 Jan. 1929. Een voorlopig plan werd ter
tafel gebracht, dat door het dagelijksch bestuur nog
nader met het bestuur der Haagsche afdeeling
zal worden besproken.
Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 13 juli 1929
Ingezonden stuk
Een gewestelijk lied voor Noord-Brabant
Voor eenigen tijd is in de gewestelijke pers zeer sterk het
verlangen geuit naar een eigen Brabantsch lied. Als gevolg daarvan
is door het hoofdbestuur van de Nederlandsche R.K.
Volkszangvereeniging eene commissie ingesteld, die aan het
hoofdbestuur hieromtrent voorstellen en adviezen zal uitbrengen.
Deze commissie is samengesteld als volgt:
-
M.J.H. Denteneer
te Tilburg, Voorzitter van voormeld hoofdbestuur, Voorzitter;
-
Willem van
Kalmthout, Directeur van het Muziekconservatorium der R.K.
Leergangen te Tilburg, Secretaris;
-
Prof. A.
Andriessen van het Seminarie Ypelaar, Breda;
-
Vincent Cleerdin,
Griffier der Staten van Noord-Brabant, letterkundige, Vught;
-
Anton van
Duinkerken, letterkundige, Bergen op Zoom;
-
Prof. Toon
Hansen, Pastoor te Geldrop;
-
Broeder
Valentinus, Pensionaat St. Louis, Oudenbosch.
De commissie heeft besloten om belangstellenden in de gelegenheid te
stellen tot het inzenden der teksten. Uit de inzendingen zal dan
eene keuze worden gedaan en daarna zal aan belangstellenden
gelegenheid worden gegeven om op de gekozen teksten composities in
te zenden waaruit dan de keuze wordt gedaan van die liederen welke
voor propaganda tot het doel worden geschikt geacht.
Eenmaal een aantal liederen door de keuze der commissie als geschikt
bestempeld, zullen deze worden verspreid, en dan zal aan de geheele
Noord-Brabantsche bevolking het oordeel worden overgelaten van wat
nu eigenlijk het echte toekomstige gewestelijke Volkslied zal
worden.
De commissie noodigt bij deze alle belangstellenden vriendelijk uit
om bij haren secretaris teksten voor een gewestelijk lied in te
zenden, waarvoor de gelegenheid wordt opengesteld tot 1 September
a.s. De teksten moeten worden ingezonden onder motto. Bijgevoegd
moet worden eene gesloten enveloppe waarop hetzelfde motto is
vermeld en waarin ingesloten den naam van den inzender.
De commissie voornoemd, M.J.H. Denteneer, Voorzitter Willem van
Kalmthout, Secretaris
Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 3 januari 1930
Onvoldoende teksten! 'n Volkslied gevraagd!
De R.K. Volkszangvereeniging heeft indertijd een commissie ingesteld
ter beoordeeling van de ingezonden
teksten voor een Brabantsch Volkslied - en nu gerapporteerd dat geen
der "talrijke" teksten aan de gestelde eischen
kon voldoen. Zoo dus, zouden ze in Vlaanderen
zeggen: de Brabantsche dichters hebben op de lier getokkeld maar...
schoon gezongen hebben ze niet.
Zouden we elkaar dan maar iets wijs maken, wanneer wij vol
geestdrift spreken over het opleven der
Brabantsche cultuur, of over al hetgeen in Brabant "werkt" en "roert
"? Of zijn de echte
cultuurmakers achtergebleven? Maar dan is hun werkdadige geestdrift
voor het "eigen landt" toch ook nog ver van
het heilige kookpunt.
Wat blijft er dus gevraagd? Teksten of eigenlandsche cultuur. Of
geestdrift welke het goede volkslied te
voorschijn roept.
DR. A
Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 4 januari 1930
Nederlandsche R.K. Volkszangvereeniging
Te Utrecht had Zaterdag jl. een vergadering plaats van het bestuur
der Nederlandsche R.K. Volkszangvereeniging onder voorzitterschap
van den heer M.J.H. Denteneer. Aan den heer W. Galesloot C.zn. werd
op zijn verzoek wegens verandering van werkzaamheden eervol ontslag
verleend van het secretariaat. In de plaats van den heer Galesloot,
die echter deel zal blijven uitmaken van het dagelijksch bestuur,
werd tot secretaris benoemd de heer Henk Bus. Aan den Eerw. Broeder
Valentinus werd, op daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag als
hoofdbestuurslid verleend.
Een belangrijk deel der agenda was gewijd aan de bespreking van het
onderwerp: De Volkszang en de R.K. Jeugdorganisatie. Aan deze
bespreking werd deelgenomen door den Zeer Eerw. Rector B.H. de
Groot, voorzitter der interdiocesane Jeugdcommissie. De vraag werd
onder het oog gezien, in hoeverre door samenwerking van de gemelde
Jeugdcommissie met de Volkszangvereeniging de
beoefening van het goede Volkslied door de Katholieke jeugd kon
worden bevorderd. De uitgave van een daartoe geschikte
liederenbundel werd overwogen. Uit het hoofdbestuur werd een
commissie benoemd bestaande uit de heeren M.J.H. Denteneer, J. de
Jong, H. Bus en T. Borghuis, welke zich dienaangaande nader met de
interdiocesane Jeugdcommissie zal verstaan. Deze zelfde commissie,
aangevuld met den Zeer Eerw. Heer Beukers, pastoor te Leiden, zal
mede het vraagstuk van Liturgischen Volkszang in studie nemen.
Ingekomen was een schrijven van het Centraal bestuur van den R.K.
Volksbond te Amsterdam, aandringende op meerdere propaganda voor het
Volkslied in de kringen bestreken door genoemde organisatie, o.a.
door middel van radio-uitzendingen. Een commissie bestaande uit mej.
Marie v.d. Vijver en de heeren M.J.H. Denteneer, J. de Jong en T.
Borghuis, zal ter zake diligent zijn.
Besloten wordt het orgaan "De Schakel" van het Algemeen Secretariaat
van "Geloof en Wetenschap", R.K. Volksuniversiteiten e.d., tevens
officieel orgaan van den Bond van R.K. Openbare Leeszalen, eveneens
te benutten als officieel orgaan van de Nederlandsche R.K.
Volkszangvereeniging.
De commissie voor een Noord-Brabantsch Volkslied, ingesteld door de
Nederlandsche R.K. Volkszangvereeniging, rapporteerde als uitslag
van haar onderzoek, dat geen der talrijk ingezonden teksten voor een
Brabantsch Volkslied aan de gestelde eischen kon voldoen.
Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 9 augustus 1930
Ingezonden
stuk
"Brabantsch
Volkslied"
Uitgegeven
op initiatief van de vereeniging voor Vreemdelingenverkeer in
Brabant "Tilburg Vooruit". Met groot succes gezongen door den heer
Aug. de Laat, voor de Radio en op de Homocord Grammofoonplaten met
orkestbegeleiding.
Waar de
luchten wijder worden,
't
Waterland in bosch vergaat,
En de
schoone paarse heide
Eenzaam
stil te bloeien staat,
Waar de
dennen vroolijk juub'len,
't Zonlicht
fel door d'akkers slaat.
Refrein:
Daar is
mijn Brabant,
Lief
Vaderland. (bis)
Waar een
volk van stoeren eenvoud,
Trouw aan
God en trouw aan 't land,
Vreedzaam
voor een schaam'le bete
Wroet en
werkt in 't schrale zand,
Waar in
plicht vreugd bleef behouden,
Lach en
luim de kroon nog spant.
Refrein:
Daar is
mijn Brabant,
Lief
Vaderland. (bis)
Waar naast
ranke torenspitsen,
Zwarte
schouwen roet belaân,
Als twee
teekenen van vrede
Hoog in
donk're luchten staan,
Waar in
soberheid en arbeid
Alle
standen samen gaan.
Refrein:
Daar is
mijn Brabant,
Lief
Vaderland. (bis)
Voetnoot
redactie:
Bovenstaand
Brabants Volkslied is de inzending van Willem van Mook (maandag 26
oktober 1925) waarin enkele kleine wijzigingen zijn aangebracht.
Hierna is nooit meer iets
over het voornemen verschenen.
|
|
|