Die
kilometer had ook lopend gekund. Maar een schoolreisje is een
schoolreisje, dus de jongens klimmen op de banken en schudden met
zijn dertigen de bus heen en weer. Rik kitst tegen het raam en
laat de kwijl in het asbakje lopen. Rooie Ad steekt zijn stijve
wijsvinger door zijn gulp, en de Hakkel roept "hohohomo!"
Meneer Toemen grijpt naar de microfoon: "Dimmen, anders gaat
het feest niet door."
In het
museum wijst de directeur met een stok naar een plaat waarop een
koe en een varken in kleuren zijn opgedeeld. Hij vertelt waar de
ham, de biefstuk en de verse worst zitten. Daarna pakt hij een bak
met spijkers, bestek en andere rotzooi die ze in de magen van het
vee hebben gevonden. Ten slotte krijgen de jongens nog een
rondleiding langs glazen potten met misvormde kalfjes, siamese
biggen en ongeboren veulens. Rik kitst op de vloer, grijpt de
Hakkel in zijn nek en hijgt: "Iek wiel bloebloebloed
zien."
Buiten
jagen mannen in witte overalls koeien uit een veewagen. Eén koe
glijdt uit op de laadklep en valt op zijn snuffert. Hij krijgt een
schop onder zijn kont en komt strompelend omhoog. Twintig jongens
zwaaien met lasso's en schreeuwen: "Rawhide!" De rest
zit alweer in de bus.
In de
grote hal krijgt een koe een pistool tegen zijn kop. Hij ploft op
zijn zij, schokt, en wordt aan een haak weggetrokken. Joep
Claassen loopt lijkwit weg. Met meneer Toemen en Rik voorop lopen
ze met zijn vijftienen het gebouw door. Overal zijn mannen aan het
werk. De één slaat met een bijl koppen af, iemand anders zaagt
de lijven doormidden, en verderop wordt de pens eruit gehaald. Rik
kitst tegen de tegeltjesmuur en lacht om die kleuters die alweer
in de bus zitten. Rooie Ad lacht het hardst, terwijl de kots over
zijn kin loopt.
Helemaal
achterin spartelen varkens ondersteboven aan een rail. Met een
snijbrander worden de haren van de huiden gebrand, terwijl een
ander met een mes de ogen uit de koppen peutert. De Hakkel kijkt
verschrikt naar de plek waar net nog meneer Toemen en de anderen
stonden. Alleen hij en Rik zijn overgebleven.
De Hakkel
knikt naar de spartelende varkens. Rik steekt zijn vinger op. Het
ventje met het mes komt naar hen toe: "Gij wilt wè vraoge?"
Rik
glimlacht en wijst naar de Hakkel. De Hakkel zweet aan alle kanten
en wil weglopen. Maar Rik grijpt hem in zijn nek en nou moet ie
wel: "Lèève ze...ze nnnog?"
Het ventje
roept naar die met de snijbrander: "De here vraoge of de
vèèrekes nog lèève." Die andere haalt zijn schouders op.
Hij weet het echt niet. Het ventje smeert zijn bebloede mes af aan
zijn schort: "De heere denke dè wij dierebeule zèn?"
De andere
is het daar niet mee eens. Hij doet de snijbrander uit, graait in
een bak en komt achterstevoren met een waggelende kont op de
jongens af. Vlak voor Rik's neus draait ie zich om en knort, met
twee varkensogen tussen zijn wenkbrauwen geklemd.
Rik wil de
Hakkel vastpakken, maar die is weggeglipt. Van alle kanten komen
nu knorrende varkenskoppen op hem af. Rik slaat wild met zijn
armen om zich heen en rent als een gek naar buiten.
Op de
terugweg is het in de bus driehonderd meter doodstil. Dan kitst
Rik tegen het raam.