CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Goirlese watermolen stamt uit Middeleeuwen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 18 december 1976

 

Watermolens spreken tot de verbeelding van de hedendaagse mens. Dit komt omdat er in onze streken nog maar zo weinig zijn overgebleven, maar méér nog doordat men hier te maken heeft met de relieken van menselijke nijverheid, die zeker wortelen in de Middeleeuwen. Watermolens plegen met eeuwen te rekenen. Wie zich wil laven aan dat verre verleden kan daarvoor terecht in het jongste nummer van "Actum Tilliburgis", het tijdschrift van de Heemkundekring "Tilborch". Het grootste deel van deze aflevering wordt namelijk in beslag genomen door de geschiedenis van de verdwenen Goirlese watermolen op de Ley aan het einde van de huidige Watermolenstraat. De auteur van deze studie is C. Robben, die daarmee een knap stuk werk heeft geleverd.

Te hooi en te gras hadden de Goirlenaren wel eens wat over hun watermolen vernomen. Er leefden zelfs nog herinneringen van ooggetuigen, die het laatste restant van de molen met eigen ogen hadden aanschouwd, maar tot een werkelijk diep graven in de historie was het nooit gekomen. Robben heeft die nu voor de belangstellenden toegankelijk gemaakt en daardoor een lacune opgevuld. We duiken daarbij een heel eind in de Middeleeuwen. Bij de uitgifte van de "gemeint" van Hilvarenbeek in 1331 worden al de watermolens van Goirle en Rovert vermeld. De auteur beperkt zich in hoofdzaak tot de Goirlese watermolen. Die van Rovert viel namelijk onder Hilvarenbeek en Poppel. De geschiedenis van de molens moet echter veel verder teruggaan dan 1331. Zij verwijst naar de tijd van de Frankische domeinen, waar de watermolen een voorname plaats innam.

 

Hele processie

De auteur laat een hele processie van eigenaars en/of pachters van de watermolen voorbij trekken vanaf 1400 waar we kennismaken met ene Goyart Aert Smolders als eigenaar van een halve watermolen. Uit de verdere ontwikkelingen van de historie blijkt dat er met molens in het algemeen en ook met die Goirlese watermolen nogal gescharreld werd. Molens waren vaak eigendom van verschillende families. Met het gaan van de tijd hadden er voortdurend mutaties plaats tengevolge van overlijden, vererving en huwelijk. Daar de mensen nogal kinderrijk plachten te zijn, moest er vaak heel wat "gesnipperd" worden. En zo ontmoet men dan figuren, dat mensen voor slechts een zestiende, ja zowaar voor enige vierentwintigste delen, in de Goirlese watermolen gerechtigd waren. Zo was bijvoorbeeld de ingewikkelde situatie in 1605 toen al die "snippereigenaren" het toch maar beter vonden de molen van de hand te doen. Van dan af komen de Heren van de Heerlijkheid Tilburg en Goirle als eigenaren op de proppen. Achtereenvolgens blijken dat geweest te zijn de Van Malsen en Van Grobbendoncken. In 1623 komen weer particulieren aan bod. Dat gaat zo tot 1712 als weer een Tilburgse Heer, de landgraaf van Hessen Kassel, de molen koopt. Die heren verhuurden hun bezit uiteraard weer. Wie die huurders waren komen we ook te weten.

 

Dubbele molen

In de oudste stukken wordt steeds gesproken over een koren- en olieslagmolen. In 1652 is er echter voor het eerst sprake van een schors- of runmolen. Een volmolen hebben ze daar aan de Ley nooit gekend, hoewel van een ombouw daartoe wel ooit sprake was. Nadat de molen op 7 maart 1742 afbrandde, werd een uitvoerig onderzoek naar de oorzaak daarvan ingesteld. Getuigen wisten van niets. Wie uiteindelijk voor de brand heeft moeten opdraaien kon de auteur niet achterhalen. Vast staat echter, dat de molen herbouwd werd. In 1754 verkoopt Willem van Hessen Kassei de heerlijkheid aan Gijsbertus Steenbergensis, graaf van Hogendorp, die daarmede tegelijkertijd in het bezit van de molen komt.

Bij de verkoop van de bezittingen van de Van Hogendorpen in 1858 is de molen waarschijnlijk in het bezit van molenaarsgeslacht De Visser gekomen. De enige jaren geleden overleden Ben de Visser heeft in zijn jonge jaren, vóór de eerste wereldoorlog, nog gewerkt op die molen van zijn oom Graard de Visser. In 1903 koopt J. Botermans de molen en ten slotte wordt hij eigendom van E.J. van Puijenbroek. Deze laat de molen enige jaren later slopen. Een restant van de oude molenwiel doet nog dienst als vijver in de tuin van laatstgenoemde, thans behorende bij de villa van diens zoon.

Wij moeten hier volstaan met deze summiere opsomming. Het artikel bevat echter heel veel bijzonderheden die zeker de Goirlenaren zullen interesseren daar nooit eerder zo'n studie werd gemaakt. Het artikel is geïllustreerd met een oude situatietekening, twee minder geslaagde fotoafdrukken en drie tekeningen van de hand van de auteur zelf. Deze tekeningen roepen iets op van de romantische sfeer, die er eens in het gebied van de molen, daar aan de Ley, heerste.

 

Oude maten

De rest van "Actum" wordt gevuld met een gedegen artikel van Sjef Vromans over oude, Brabantse lengte- en oppervlaktematen. Onder andere ook te Tilburg. Daarbij blijkt dan, dat er heel wat over te vertellen valt.

 

"Actum" sluit jaargang 1976 op een waardige manier af.

 

PIERRE VAN BEEK