Mr. A.H. de Balbian
Verster een markante kantonrechter
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 24 mei 1975
Aan
de Lind in Oisterwijk staat een huis, in de
volksmond "Het Verster-huis". En ieder Oisterwijker
weet dan welk pand bedoeld wordt. Men had er immers
lang genoeg tegenaan gekeken en met leedwezen
vastgesteld hoe het in verval geraakte. Het gold de
oude 17de-eeuwse brouwerij en herberg "De Drie
Swaentjes" en in later tijd het woonhuis van een
bekende Brabantse figuur mr. Abraham Hendrik de
Balbian Verster. Nu diens voormalige woning vorig
jaar werd gerestaureerd als monument en in gebruik
genomen door een der afdelingen van de
gemeentesecretarie en als tentoonstellingsruimte,
vond de redactie van "De Kleine Meijerij", het
vlugschrift van de Heemkundekring en het
Streekarchivariaat van Oisterwijk, aanleiding in het
eerste nummer van haar zesentwintigste jaargang mr.
De Balbian Verster en zijn woning in het licht van
de schijnwerper te zetten.
Kantonrechter
Een
kleindochter van de betrokkene, mevrouw A.M. v.d.
Lely-Everts uit Amersfoort, geeft
levensbeschrijvingen van haar grootvader en diens
acht kinderen, waarvan een uit een tweede huwelijk.
Daaruit blijkt dan, dat mr. De Balbian Verster, die
10-5-1830 te Amsterdam geboren werd, tot een uit
Noord-Brabant stammend geslacht behoort en mede tot
de oudste regeringsgeslachten van Den Bosch sinds de
aanvang van de Staatse regering. Hij was
kantonrechter te Boxtel en na de opheffing van dat
kanton van 1871-1910 rechter in het kanton Tilburg.
In 1908 vierde hij zijn 50-jarige ambtsvervulling.
Hij was toen, zowel naar leeftijd als anciënniteit,
de oudste kantonrechter van Nederland. Daarnaast
vervulde hij nog verschillende andere functies. Zo
was hij o.a. 40 jaar beheerder van de Oisterwijkse
bossen. De schrijfster geeft ook een verklaring van
de totstandkoming van de dubbelnaam, waaraan die van
De Balbian in twee verschillende tijdstippen (dus
met een onderbreking) werd toegevoegd. Het betreft
hier de naam van een vrouw uit het voorgeslacht. Wie
méér van het geslacht wil weten kan daarvoor terecht
bij de door P.J.M. Wuisman samengestelde en ook in
deze aflevering afgedrukte kwartierstaat van mr.
A.H. de Balbian Verster.
De
Oisterwijkse kantonrechter was geen dorre jurist.
Daarvan getuigen zijn nevenfuncties maar de mens
spreekt vooral uit zijn tekenwerk, waarvan een
schetsboek in de familie is gebleven. "De Kleine
Meijerij" drukt er niet minder dan een dikke twintig
af, zodat de lezer ruimschoots gelegenheid krijgt
een blik "achter" de jurist en diens kijk op mensen
te werpen. Zijn eigen dochter, mevr. A.G. Everts-de
Balbian Verster, die een voorwoord in het schetsboek
schreef, zegt er het volgende over: "Dit zijn de
tekeningen, die Papa maakte van iedereen en op
allerlei plaatsen wanneer hij maar iets zag, dat
typerend of humoristisch was. Hij tekende in zijn
notitieboekje terwijl hij beklaagden voor het
kantongerecht een verhoor afnam en gedurende het
pleidooi van een advokaat. Hij tekende zittend in de
kerk, d.w.z. met zijn gedachten. Zodra hij thuis
kwam gaf hij zijn indrukken weer op papier. Wanneer
hij iemand zag met een speciale houding, moest hij
dat tekenen en zijn aangeboren humor deed hem
chargeren... De portretten lijken bijna alle
sprekend. De losse waterverfschilderingen waren met
een paar punaises tegen de wand van zijn kantoor
vastgemaakt"...
Ook Tilburgers
De
tekeningen kan men in drie groepen indelen n.l.
humoristische situaties, portretten op kladblaadjes
en tekeningetjes van Oisterwijkers en Tilburgers.
Het leuke voor de huidige generaties is, dat bij de
portretten meestal de naam van de afgebeelde figuur
vermeld staat. Het is begrijpelijk, dat "De Kleine
Meijerij" zich in haar reproducties tot de
Oisterwijkers beperkt. Wat niet wegneemt, dat we
toch ook wel eens graag die oude Tilburgers
gepubliceerd zagen. Dan konden we ook eens
meegrinniken.
De
geschiedenis van het Verster-huis met zijn bewoners
en eigenaars in de loop der eeuwen wordt in een
gedegen studie van mr. G. Berkelmans en W. de Bakker
uit de doeken gedaan. O.a. blijkt daaruit, dat in de
17de en l8de eeuw het houden van een herberg niet
zonder gevaar was. Zij benadrukken enigszins het
geslacht Rypperda nadat in december 1771 de griffier
Sjoerd Rypperda eigenaar van het pand was geworden.
Zonder de plaats van "Versterke" in de Oisterwijkse
gemeenschap tekort te willen doen, menen zij, dat
men met evenveel recht van Rypperda-huis als van
Verster-huis zou kunnen spreken. De nagalm van drie
generaties Rypperda is n.l. tot in onze dagen,
behalve in "Asterius", ook zeker in dit
Monumentenjaar te herkennen in drie "huizen", die
door hun toedoen de storm van de tijd hebben
doorstaan. Al was het met "De Drie Swaentjes" op het
randje af - aldus de auteurs.
Met
dit alles heeft "De Kleine Meijerij" weer een
interessant nummer afgeleverd. Door de achtergronden
van de mensen en de dingen krijgt het "Verster-huis"
in Oisterwijk nieuw kleur en leven.
PIERRE VAN BEEK